ECLI:NL:RBNHO:2022:2973

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 februari 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
9044518
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatieverzoek passagier na vertraagde vlucht en de beoordeling van buitengewone omstandigheden door de vervoerder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 16 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en TAP Air Portugal. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten met de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam via Lissabon naar Brazilië op 27 februari 2019. Door een vertraging van het eerste deel van de vlucht miste de passagier haar aansluitende vlucht en arriveerde zij met 12 uur en 43 minuten vertraging op haar eindbestemming. De passagier verzocht compensatie van € 600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, maar de vervoerder weigerde dit te betalen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagier met meer dan drie uur vertraging is aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. De vervoerder voerde aan dat de vertraging het gevolg was van door de luchtverkeersleiding opgelegde slotrestricties, wat volgens de vervoerder een buitengewone omstandigheid zou zijn. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging inderdaad het gevolg was van deze slotrestricties en dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagier afgewezen, omdat de vervoerder niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de vertraging die het gevolg was van de luchtverkeersleiding. De proceskosten werden toegewezen aan de passagier, die ongelijk kreeg in deze procedure. De beslissing van de kantonrechter is definitief, aangezien tegen deze beschikking geen hoger beroep openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9044518 \ CV FORM 21-1238
Uitspraakdatum: 16 februari 2022
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier], wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. I.G.B. Maertzdorff
tegen
TAP Air Portugal
gevestigd te Lissabon (Portugal)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: E.A. Pluijm

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 18 februari 2021;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 17 mei 2021;

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Lissabon Airport (Portugal) naar Airport Luis E. Magalhaes (Brazilië) op 27 februari 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
Het eerste deel van de vlucht is vertraagd uitgevoerd. De passagier heeft haar aansluitende vlucht gemist en is omgeboekt naar een alternatieve vlucht. De passagier is met 12 uur en 43 minuten vertraging aangekomen op haar eindbestemming.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder verzocht in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagier verzoekt de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- primair € 181,50 subsidiair € 108,90 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 23 april 2019;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De passagier baseert haar verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00. Daarnaast maakt de passagier aanspraak op betaling door de vervoerder van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid en de hoogte van het verzochte. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op haar eindbestemming is aangekomen, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden welke ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. In punt 15 van de considerans van de Verordening heeft de Gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
4.3.
De vervoerder voert aan dat de vordering dient te worden afgewezen, omdat de vlucht in kwestie te maken kreeg met door de luchtverkeersleiding opgelegde slotrestricties. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vervoerder onder verwijzing naar het vluchtrapport voldoende aannemelijk gemaakt dat de vertraging van de vlucht het gevolg is van ATFM slotrestricties. Ter onderbouwing hiervan heeft de vervoerder de afgegeven “slot allocation message” en de “slot relocation message” en het vluchtrapport overgelegd. In het vluchtrapport staat als oorzaak van de vertraging van de vlucht vertragingscode 83 vermeld. Deze vertragingscode staat voor: “
ATM due to RESTRICTION AT DESTINATION AIRPORT”. De daardoor veroorzaakte vertraging bedroeg 28 minuten. De passagier betwist dat slotrestricties een buitengewone omstandigheid kunnen opleveren. Het intrekken van de oorspronkelijke slottijd en de toekenning van een latere slottijd is naar het oordeel van de kantonrechter aan te merken als een besluit van de luchtverkeersleiding gericht aan het toestel waarmee de vlucht is uitgevoerd. De vervoerder is verplicht een door de luchtverkeersleiding opgelegde gewijzigde CTOT (“
Calculated Take-Off Time”) op te volgen, hij kan daarop geen invloed uitoefenen. De reden waarom de luchtverkeersleiding een CTOT heeft opgelegd is dan ook niet relevant. Niet is gebleken dat de luchtverkeersleiding de CTOT heeft opgelegd door toedoen van de vervoerder. Het besluit van de luchtverkeersleiding tot het opleggen van een nieuwe CTOT moet worden gekwalificeerd als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Een CTOT is immers niet inherent aan de normale bedrijfsuitoefening en ligt buiten de macht van de vervoerder.
4.4.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen dan wel te beperken. De passagier heeft zich op het standpunt gesteld dat de vervoerder onvoldoende buffer in de overstaptijd heeft ingeruimd. De kantonrechter overweegt dat de vervoerder in het stadium van de planning van de vlucht redelijkerwijs rekening moet houden met het risico op vertraging. De kantonrechter acht in dit kader een reservetijd (of ‘buffer’) van ten minste 20 minuten bovenop de MCT (“Minimum Connecting Time”) noodzakelijk. In dit geval hebben de buitengewone omstandigheden tot een vertraging van meer dan 20 minuten geleid. De kantonrechter concludeert dat, ook al had de vervoerder voldoende reservetijd in acht genomen, de passagier haar aansluitende vlucht(en) niet meer had kunnen halen.
4.5.
De vervoerder voert aan de passagier te hebben omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht met beschikbare plaats naar haar eindbestemming. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder nog meer had kunnen nemen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. De passagier heeft in dit kader ook niets gesteld. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vordering van de passagier zal dan ook worden afgewezen.
4.6.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagier, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De verzochte rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzochte af;
5.4.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag worden begroot op € 124,00 aan salaris gemachtigde;
en veroordeelt de passagier tot betaling van € 62,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking tot aan de dag van de algehele voldoening.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open