ECLI:NL:RBNHO:2022:2976

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
9009772
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie bij annulering van vlucht en de voorwaarden voor recht op compensatie volgens de Verordening (EG) nr. 261/2004

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 5 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de vervoerder, Eurowings GmbH, betreffende de annulering van een vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Amsterdam Schiphol naar München op 14 februari 2019. De vlucht werd echter geannuleerd, en de passagier verzocht compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder stelde dat zij de passagier meer dan 14 dagen voor de geplande vertrekdatum per e-mail had geïnformeerd over de annulering, waardoor volgens de Verordening geen recht op compensatie zou bestaan.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder inderdaad tijdig had gecommuniceerd over de annulering. De rechter oordeelde dat, op basis van artikel 5 lid 1 sub c onder i van de Verordening, er geen recht op compensatie bestaat wanneer de annulering meer dan twee weken voor de geplande vertrekdatum aan de passagiers wordt medegedeeld. De kantonrechter heeft de vordering van de passagier dan ook afgewezen en geoordeeld dat de proceskosten voor rekening van de passagier komen, omdat deze ongelijk heeft gekregen. De rechter heeft tevens de wettelijke rente over de proceskosten toegewezen, te rekenen vanaf 14 dagen na betekening van de beschikking.

De beslissing van de kantonrechter is definitief, aangezien tegen deze beschikking geen hoger beroep openstaat. De uitspraak benadrukt de belangrijke voorwaarden voor compensatie bij vluchtannuleringen en de verantwoordelijkheden van zowel de vervoerder als de passagier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9009772 \ CV FORM 21-743
Uitspraakdatum: 2 maart 2022
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier],wonende te [woonplaats],
verzoekende partij
verder te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. I.G.B. Maertzdorff
tegen
Eurowings GmbH,
gevestigd te Dusseldorf (Duitsland),
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.A. Pluijm

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 4 februari 2021;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 27 mei 2021.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport naar München Franz Josef Strauss Airport (Duitsland) op 14 februari 2019.
2.2.
De vlucht is geannuleerd.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder verzocht in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagier verzoekt de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 250,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- primair € 90,75 subsidiair € 48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 4 maart 2019;
- de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
De passagier baseert haar verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00. Daarnaast maakt de passagier aanspraak op betaling door de vervoerder van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid en de hoogte van het verzochte. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
In het vorderingsformulier heeft de passagier aangegeven een mondelinge behandeling te verlangen, indien de vervoerder reageert met stukken ter staving van zijn stellingen welke nieuwe feiten en omstandigheden aan het licht brengen. Gelet op artikel 5 lid 1bis van de Verordening tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen nr. 861/2007 (EPGV-Verordening) zal de kantonrechter dit verzoek weigeren omdat hij, gezien de omstandigheden van de zaak, van oordeel is dat een eerlijke rechtspleging in deze zaak geen mondelinge behandeling vergt.
4.3.
Niet in geschil is dat de vlucht is geannuleerd. De kantonrechter overweegt dat op grond van artikel 5 lid 1 sub c onder i van de Verordening geen recht op compensatie bestaat wanneer de annulering meer dan twee weken voor de geplande vertrekdatum aan de passagiers wordt medegedeeld. De vervoerder heeft gemotiveerd onderbouwd dat hij de passagier reeds op 20 december 2018 – derhalve meer dan 14 dagen voor de geplande vertrekdatum van 14 februari 2019 – per e-mail op de hoogte heeft gesteld van de annulering van de vlucht in kwestie. De kantonrechter komt dan ook tot het oordeel dat de passagier op grond van artikel 5 lid 1 sub c onder i van de Verordening geen recht heeft op compensatie. De vordering van de passagier wordt dan ook afgewezen.
4.4.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier omdat deze ongelijk krijgt. De verzochte rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking.
4.5.
Ook de nakosten komen voor rekening van de passagier, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzochte af;
5.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag worden begroot op € 75,00 aan salaris gemachtigde;
en veroordeelt de passagier tot betaling van € 37,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking tot aan de dag van de algehele voldoening.
5.3
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open