In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 5 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de vervoerder, Eurowings GmbH, betreffende de annulering van een vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Amsterdam Schiphol naar München op 14 februari 2019. De vlucht werd echter geannuleerd, en de passagier verzocht compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder stelde dat zij de passagier meer dan 14 dagen voor de geplande vertrekdatum per e-mail had geïnformeerd over de annulering, waardoor volgens de Verordening geen recht op compensatie zou bestaan.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder inderdaad tijdig had gecommuniceerd over de annulering. De rechter oordeelde dat, op basis van artikel 5 lid 1 sub c onder i van de Verordening, er geen recht op compensatie bestaat wanneer de annulering meer dan twee weken voor de geplande vertrekdatum aan de passagiers wordt medegedeeld. De kantonrechter heeft de vordering van de passagier dan ook afgewezen en geoordeeld dat de proceskosten voor rekening van de passagier komen, omdat deze ongelijk heeft gekregen. De rechter heeft tevens de wettelijke rente over de proceskosten toegewezen, te rekenen vanaf 14 dagen na betekening van de beschikking.
De beslissing van de kantonrechter is definitief, aangezien tegen deze beschikking geen hoger beroep openstaat. De uitspraak benadrukt de belangrijke voorwaarden voor compensatie bij vluchtannuleringen en de verantwoordelijkheden van zowel de vervoerder als de passagier.