ECLI:NL:RBNHO:2022:2983

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 februari 2022
Publicatiedatum
6 april 2022
Zaaknummer
9352231 \ EJ VERZ 21-45
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor het plaatsen van een airco-installatie door een eigenaar van een appartement binnen een VvE

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 17 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eigenaar van een appartement en de Vereniging van Eigenaars (VvE) betreffende de toestemming voor het plaatsen van een airco-installatie. De verzoeker, die eigenaar is van een appartement in een flatgebouw, had op 13 april 2021 een verzoek ingediend bij de VvE om toestemming te geven voor het plaatsen van een airco-installatie op zijn balkons. Dit verzoek werd afgewezen tijdens de algemene ledenvergadering van de VvE op 14 juni 2021. De verzoeker stelde dat het besluit van de VvE in strijd was met de redelijkheid en billijkheid, omdat hij een groot belang had bij het plaatsen van de installatie vanwege de gezondheidssituatie van zijn partner, die ernstige longproblemen heeft.

De VvE voerde aan dat zij een zorgvuldige procedure had gevolgd en dat er voldoende alternatieven beschikbaar waren voor koeling zonder dat toestemming van de VvE nodig was. De kantonrechter oordeelde dat de VvE in redelijkheid had kunnen besluiten om geen toestemming te geven voor de installatie. De rechter benadrukte dat de toetsing marginaal is en dat het niet gaat om de vraag of een beter besluit mogelijk was, maar of de VvE in redelijkheid tot haar besluit kon komen. De kantonrechter wees het verzoek van de eigenaar af en stelde dat de proceskosten voor rekening van de verzoeker komen, omdat hij ongelijk kreeg in deze procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./repnr.: 9352231 \ EJ VERZ 21-45
Uitspraakdatum: 17 februari 2022
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker 1]en
[verzoeker 2]
beiden wonende te [woonplaats]
verzoekers
verder te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. R.H.A. ter Huurne
tegen
de vereniging van eigenaars
[VvE]
gevestigd te [plaats]
verweerster
verder te noemen: de VvE
verschenen bij haar bestuur

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoekschrift ingediend, per fax ter griffie ingekomen op 14 juli 2021. De VvE heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 20 januari 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [verzoeker] heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.

2.De feiten

2.1.
Bij splitsingsakte van 6 oktober 1994 is het flatgebouw “ [naam] ” aan [straat] te [plaats] in 22 appartementsrechten gesplitst. Daarbij is de VvE opgericht. In de splitsingsakte is het daarin opgenomen splitsingsreglement van toepassing verklaard.
2.2.
[verzoeker] is eigenaar van het appartement aan [straat] [huisnummer 1] . Deze woning heeft twee balkons.
2.3.
Op 13 april 2021 heeft [verzoeker] aan het bestuur van de VvE bericht dat hij op zijn beide balkons een airco-installatie wil plaatsen. Deze airco-installaties bestaan uit een buitenunit met een doorvoer door de gevel naar een binnenunit.
2.4.
Op grond van artikel 9 lid 2 en artikel 13 lid 2 van het splitsingsreglement heeft [verzoeker] voor het plaatsen van deze airco-installaties toestemming nodig van de vergadering van eigenaars.
2.5.
Op 14 juni 2021 heeft een algemene ledenvergadering plaatsgevonden. [verzoeker] heeft bij die gelegenheid medegedeeld dat hij in plaats van twee airco-installaties één multisplit buitenunit wil plaatsen op zijn balkon aan de straatkant. Voorafgaand aan de vergadering is in overleg met het bestuur van de VvE een concept-gebruiksovereenkomst opgesteld voor het plaatsen en in gebruik hebben van een airco-installatie. In artikel 3 sub e van die overeenkomst is een maximaal toegestaan geluidsniveau van 35 dB(A) vermeld.
2.6.
De vergadering van eigenaars heeft het verzoek van [verzoeker] tot het plaatsen van de airco-installatie afgewezen.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter op grond van artikel 5:130 van het Burgerlijk Wetboek (BW) het besluit van de VvE van 14 juni 2021 om geen toestemming te geven aan [verzoeker] tot het plaatsen van de airco-installatie (hierna: het besluit) te vernietigen.
3.2.
[verzoeker] legt aan dit verzoek ten grondslag dat het besluit in strijd is met de redelijkheid en billijkheid van artikel 2:8 BW. [verzoeker] stelt dat hij een groot belang heeft bij het plaatsen van de airco-installatie vanwege de gezondheidssituatie van verzoekster [verzoeker 2] . Zij heeft ernstige longproblemen en is als gevolg daarvan heel gevoelig voor warmte en temperatuurschommelingen. Volgens [verzoeker] zijn er geen reële alternatieve koelingsmogelijkheden. [verzoeker] stelt dat met het bestuur in principe al overeenstemming was bereikt over het concept voor de gebruiksovereenkomst, met uitzondering van de bepaling die ziet op het geluidsniveau. [verzoeker] heeft uiteindelijk in de vergadering medegedeeld dat hij instemt met het geluidsniveau van ten hoogste 35 db(A). Daarmee is voldoende gewaarborgd dat geen onredelijke geluidshinder wordt veroorzaakt voor de naaste buren. In de naastgelegen woontoren is een familie die eenzelfde installatie heeft geplaatst. De betreffende onderbuurman heeft volstrekt geen hinder van het geluid, aldus [verzoeker] .
3.3.
Daarnaast verzoekt [verzoeker] op grond van artikel 5:121 BW vervangende machtiging tot het plaatsen van een “multi split buitenunit” op zijn balkon aan de straatkant. [verzoeker] wil dat daarop de gebruiksovereenkomst niet van toepassing is. Subsidiair wil hij dat het maximaal toegestane geluidsniveau naar 40 dB(A) wordt aangepast en meer subsidiair dat de gebruiksovereenkomst wordt toegepast.
3.4.
Volgens [verzoeker] wordt de medewerking of toestemming voor het plaatsen van de airco-installatie zonder redelijke grond geweigerd. [verzoeker] heeft grote belangen bij het plaatsen van de installatie, terwijl de VvE geen reële belangen/argumenten heeft tegen het plaatsen van de airco
3.5.
Ten slotte verzoekt [verzoeker] de kantonrechter te bepalen dat de kosten van deze procedure niet voor rekening van [verzoeker] komen.

4.Het verweer

4.1.
De VvE wil dat de verzoeken worden afgewezen. Zij betwist dat het besluit is genomen in strijd met de redelijkheid en billijkheid. Zij voert aan dat er een zeer zorgvuldige procedure gevolgd met een zorgvuldige afweging van alle belangen. De toestemming is niet zonder redelijke grond geweigerd.
4.2.
Op het verweer van de VvE wordt hieronder, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Het verzoekschrift van [verzoeker] is tijdig ontvangen. [verzoeker] is daarom ontvankelijk in zijn verzoeken.
5.2.
Op grond van artikel 2:15 BW, in samenhang met artikel 5:130 BW, is de kantonrechter bevoegd een besluit van de vergadering van de VvE te vernietigen wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW wordt geëist. De toetsing door de rechter is marginaal. Dat betekent dat de vergadering een ruime mate van eigen verantwoordelijkheid toekomt. Het gaat er niet om of een ‘beter’ besluit genomen had kunnen worden, maar of de vergadering bij afweging van alle bij het besluit betrokken belangen in redelijkheid en naar billijkheid tot het besluit heeft kunnen komen.
5.3.
De kantonrechter is van oordeel dat VvE in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot afwijzing van het verzoek van [verzoeker] . De kantonrechter volgt de VvE in haar stelling dat zij een zorgvuldige procedure heeft gevolgd en dat een zorgvuldige afweging van alle belangen heeft plaatsgevonden. Zo staat vast dat het bestuur heeft meegewerkt aan het opstellen van een concept-gebruiksovereenkomst voor de airco-installatie om aan de vergadering een goed afgewogen verzoek te kunnen voorleggen. Dat is blijkens de notulen van de vergadering ook gebeurd. Er heeft een uitgebreide discussie plaatsgevonden, waarbij ook alternatieven zijn besproken. Dat de vergadering uiteindelijk in meerderheid tegen de plaatsing van de airco-installatie heeft gestemd betekent niet dat de belangen van [verzoeker] zijn genegeerd. Duidelijk is geworden dat [verzoeker] de zorgen van diverse leden over de te verwachte geluidshinder door de airco-installatie niet heeft kunnen wegnemen. De VvE heeft in dit kader terecht aangevoerd dat [verzoeker] niet heeft aangetoond hoe hij aan de (wettelijke) eisen zal voldoen. Zo was (en is) niet duidelijk wat de specificaties van de gewenste installatie zijn. Volgens de VvE overschrijden dergelijke installaties altijd de wettelijke geluidsnorm van 40 dB. Daarnaast heeft de VvE voldoende onderbouwd dat er alternatieven beschikbaar zijn - zoals een stand alone binnenunit - waarvoor geen toestemming van de VvE is vereist. Dat [verzoeker] dit alternatief van de hand wijst omdat deze teveel lawaai zou maken in zijn eigen woning is een afweging die voor rekening van [verzoeker] komt.
5.4.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het verzoek om het besluit van 14 juni 2021 te vernietigen zal worden afgewezen. Er is daarom ook geen grond om [verzoeker] een vervangende machtiging te verlenen. Ook dit verzoek wordt afgewezen.
5.5.
De proceskosten komen voor rekening van [verzoeker] omdat hij ongelijk krijgt. Aangezien niet is gebleken dat de VvE proceskosten heeft gemaakt, worden deze tot op heden begroot op nihil.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst het verzoek af;
6.2.
veroordeelt [verzoeker] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de VvE worden vastgesteld op nihil.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.