In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland zich gebogen over de reikwijdte van een arbeidsovereenkomst tussen een werknemer en Opmeer Kozijnen B.V. De werknemer, aangeduid als [eiser], heeft een vordering ingesteld tegen zijn werkgever, Opmeer Kozijnen, met betrekking tot de vergoeding van overwerkuren en niet genoten vakantie-uren. De arbeidsovereenkomst is op 1 oktober 2020 gewijzigd, waarbij een bonusregeling werd geïntroduceerd die de vergoeding voor overwerk zou vervangen. De werknemer stelt dat hij recht heeft op betaling van overuren en vakantie-uren, terwijl de werkgever betwist dat deze aanspraken nog bestaan na de ondertekening van de nieuwe overeenkomst.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer zijn aanspraken op vergoeding van overwerk en vakantie-uren mogelijk niet heeft prijsgegeven in de nieuwe overeenkomst. De werkgever heeft de bewijslast om aan te tonen dat de werknemer zich bewust was van het prijsgeven van deze rechten. De rechter heeft de werkgever in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren van haar stellingen, waarbij de werknemer betwist dat er duidelijke afspraken zijn gemaakt over de vergoeding van overuren en vakantie-uren. De zaak is aangehouden voor bewijslevering, waarbij de werkgever moet aantonen dat de werknemer op de hoogte was van de implicaties van de nieuwe overeenkomst.
De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en documentatie in arbeidsovereenkomsten, vooral wanneer het gaat om het prijsgeven van rechten door werknemers. De kantonrechter heeft de zaak aangehouden voor verdere bewijslevering, waarbij de werkgever de gelegenheid krijgt om haar stellingen te onderbouwen.