6.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een groot aantal pakken koffie bij een supermarkt. Dat is een hinderlijk feit dat overlast veroorzaakt voor de maatschappij in het algemeen en voor winkeliers en hun klanten in het bijzonder. Zeker in het geval dat personen, zoals de verdachte, zich daaraan stelselmatig schuldig maken.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 4 januari 2022, dat 49 pagina’s omvat en waaruit blijkt dat de verdachte reeds veelvuldig ter zake van vermogensdelicten tot (onvoorwaardelijke) gevangenisstraffen is veroordeeld en ook dat aan hem reeds vier maal een ISD-maatregel voor de duur van twee jaren is opgelegd. Deze interventies hebben de verdachte er echter niet van weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 23 september 2021 van [reclasseringswerker] , als reclasseringswerker verbonden aan het Leger des Heils Noord-Holland. In het rapport wordt geconcludeerd dat sprake is van een hoog recidiverisico en een hoog risico op het onttrekken aan voorwaarden. Er is sprake van een delictpatroon van vermogensdelicten. Ondanks de diverse ISD-maatregelen is nog steeds sprake van instabiliteit op vrijwel alle leefgebieden. De verdachte heeft in het verleden meerdere hulpverleningstrajecten doorlopen die niet geleid hebben tot vermindering van recidive. De verdachte legt de schuld voor het mislukken daarvan vooral buiten zichzelf. Gelet op de hardnekkige verslavingsproblematiek lijkt een intensief hulpverleningstraject gespecialiseerd in verslavingsproblematiek noodzakelijk. Er zijn meerdere aanmeldingen gedaan voor hulpverleningstrajecten, maar geen enkele instantie kan hem momenteel passende zorg bieden. De verdachte heeft aangegeven open te staan om klinisch opgenomen te worden, hetgeen niet mogelijk is aangezien er binnen een forensisch kader nooit diagnostiek is gedaan. De reclassering merkt op dat zij hun bedenkingen hebben bij het opnieuw opleggen van de onvoorwaardelijke ISD-maatregel, omdat deze al vier maal eerder is opgelegd en niet heeft geleid tot recidivevermindering. Zij ziet echter geen mogelijkheden meer in het voorwaardelijk kader voor de verdachte. De reclassering ziet geen andere mogelijkheid dan een onvoorwaardelijke ISD-maatregel te adviseren. Diagnostiek kan dan plaatsvinden binnen het ISD-traject.
De verdachte heeft op de zitting van 28 september 2021 aangegeven dat hij een klinische opname wil en in dat kader mee wil werken aan een onderzoek door een psycholoog. De raadsman heeft daarbij aangegeven dat de verdachte in het verleden niet open stond voor gesprekken met het NIFP maar nu dit is veranderd, er wat hem betreft dient te worden ingezet op een traject van diagnostiek en vervolgens een klinische opname. De rechtbank heeft vervolgens op verzoek van de raadsman het onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd geschorst voor het doen opmaken van een NIFP-rapport door een psycholoog. Dit rapport is opgemaakt door J.E.P. Kruikemeier, GZ-psycholoog, en gedateerd 24 november 2021.
Uit dit rapport blijkt dat de verdachte heeft geweigerd om mee te werken aan het psychologisch onderzoek. De psycholoog heeft tot tweemaal toe gepoogd met de verdachte in gesprek te gaan maar beide keren heeft de verdachte aangegeven niet mee te willen werken. Omdat het niet mogelijk is geweest om onderzoek bij hem te doen, heeft de psycholoog niet kunnen beoordelen of de verdachte lijdt aan een psychische stoornis en/of verstandelijke handicap. Het beeld, zoals dat tijdens het gesprek is gevormd, aldus het rapport, is dat van een snel wantrouwige man, die sterk associatief, chaotisch en ongestructureerd in zijn denken is. In het eerste gesprek is het niet gelukt om hem dusdanig gerust te stellen dat er voldoende vertrouwen is om meerdere gesprekken te kunnen voeren. Er zijn aanwijzingen voor ADHD en een licht verstandelijke beperking. Daarnaast is er waarschijnlijk sprake van persoonlijkheidsproblematiek.
Naar aanleiding van dit rapport is door de reclassering een aanvullende rapportage opgesteld, gedateerd 30 november 2021. Daarin heeft de reclassering het eerder uitgebrachte advies van 23 september 2021 tot oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel gehandhaafd, aangezien de verdachte niet heeft meegewerkt aan een psychologisch onderzoek en er daarom geen mogelijkheid is tot een klinische opname te adviseren.
Ter terechtzitting van 1 maart 2022 heeft de verdachte desgevraagd aangegeven niet bereid te zijn mee te werken aan een klinische opname.
Geen ISD-maatregel
Zoals blijkt uit het voorgaande heeft de verdachte in het verleden al vier maal een ISD-maatregel opgelegd gekregen. Deze maatregelen hebben bij de verdachte niet tot enige verandering in zijn criminele gedrag geleid. Niet is gebleken dat de situatie rond de verdachte thans wezenlijk is gewijzigd. De reclassering heeft in het kader van de onderhavige zaak uiteindelijk, hoewel het succes van het opleggen van een vijfde ISD-maatregel wordt betwijfeld, geadviseerd diagnostiek te laten plaatsvinden binnen het ISD-traject. De verdachte heeft in onderhavige procedure niet meegewerkt aan het opstellen van een psychologische rapportage waarbij ook het stellen van (een) diagnose(s) één van de vragen was en verzet zich, ook ter zitting, hiertegen in het kader van een ISD-traject. Gelet op het voorgaande constateert de rechtbank dat thans geen uitzicht bestaat op een concrete, op de persoon van de verdachte toegesneden aanpak in de vorm van een behandeling of programma in het kader van een ISD-maatregel. Het opleggen van een dergelijke maatregel zou in het geval van de verdachte dan neerkomen op een ISD-maatregel zonder behandeling of plan, waardoor dit een ‘kale’, langdurige detentie zou opleveren. Gelet op al deze omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat het voor de vijfde maal opleggen van een ISD-maatregel op geen enkele manier zal bijdragen aan vermindering dan wel beëindiging van het recidiverisico en ziet dan ook aanleiding bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. Dat de ISD-maatregel ook dient ter beveiliging van de maatschappij is juist, maar doet er niet aan af dat moet worden bezien of oplegging van die maatregel onder de huidige omstandigheden ook zinvol en doelmatig is. In het licht van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat dit thans niet het geval is, zodat de vordering van de officier wordt afgewezen.
Onvoorwaardelijke gevangenisstraf
Gelet op de ernst van het feit, de veelvuldige recidive en de eerdere opgelegde ISD-maatregelen is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan worden opgelegd. Voor het bepalen van de hoogte van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Op een eenvoudige winkeldiefstal staat in het geval van veelvuldige recidive één maand gevangenisstraf. De rechtbank weegt als strafverhogende omstandigheid mee de hoge waarde van de goederen en de aard en omvang van het strafblad van de verdachte.
De rechtbank volgt het betoog van de raadsman niet om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering van het Leger des Heils. Nog los van de omstandigheid dat er geen rapport ligt waar de reclassering van het Leger des Heils een dergelijke meldplicht ondersteunt, stelt de rechtbank vast dat de verdachte al meerdere en verschillende trajecten met bijzondere voorwaarden zonder (blijvend) positief resultaat heeft doorlopen. In het rapport van de reclassering van 23 september 2021 wordt duidelijk aangegeven dat de reclassering momenteel geen mogelijkheden meer ziet om binnen een voorwaardelijk kader het risico op recidive te verminderen, nu geen passend zorgaanbod kan worden gedaan. Bovendien heeft de verdachte ter zitting, nadrukkelijk gevraagd naar zijn motivatie voor een behandeling of een opname, aangegeven hieraan niet te willen meewerken dan wel alleen onder zijn eigen voorwaarden. Het is daarom niet realistisch wederom de reclassering te belasten met een op voorhand onuitvoerbaar reclasseringstoezicht. Een andere toezichthouder, zoals door de raadsman voorgesteld is, maakt dit niet anders.
Hoewel de rechtbank zich realiseert dat de oplegging van enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet zal bijdragen aan de vermindering van recidive, kan de rechtbank niet anders dan concluderen dat de mogelijkheden om te komen tot verbetering van de leefgebieden van de verdachte en vermindering van recidive, binnen het strafrechtelijk kader beperkt zijn.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van vier maanden moet worden opgelegd.