ECLI:NL:RBNHO:2022:3032

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 maart 2022
Publicatiedatum
7 april 2022
Zaaknummer
15/087891-21 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van vermeende verkrachting en ontucht met minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 15 maart 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verkrachting en ontucht met een minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte werd beschuldigd van het seksueel binnendringen van het lichaam van de aangeefster, die op het moment van de feiten nog geen zestien jaar oud was. De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd, stellende dat niet kon worden bewezen dat de verdachte dwang of geweld had toegepast tijdens de seksuele handelingen. De verdediging heeft eveneens vrijspraak bepleit, met de argumentatie dat er geen bewijs was voor dwang en dat de seksuele handelingen plaatsvonden in een context van wederzijdse instemming.

De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en de verdachte tegen elkaar afgewogen. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de aangeefster niet voldoende werden ondersteund door andere bewijsmiddelen, zoals Whatsapp-berichten die na de gebeurtenissen waren uitgewisseld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en de aangeefster elkaar al enige tijd kenden en dat er sprake was van een vriendschappelijke relatie. Gezien het geringe leeftijdsverschil en de omstandigheden van de zaak, oordeelde de rechtbank dat het ontuchtige karakter aan de seksuele handelingen ontbrak. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van zowel de primair als de subsidiair ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij, de aangeefster, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat er geen bewezen feiten waren waaruit schade voortvloeide.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/087891-21 (P)
Uitspraakdatum: 15 maart 2022
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
1 maart 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. E. Visser en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L.A. Korfker, advocaat te IJmuiden, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 4 november 2019 te Driehuis NH, gemeente Velsen, in elk geval in Nederland, (telkens) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [aangeefster] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster] , te weten het (telkens) een en/of meermalen:
- betasten van de borst(en) van die [aangeefster] en/of
- zoenen van die [aangeefster] en/of
- zich laten aftrekken door die [aangeefster] en/of zijn, verdachtes, penis laten betasten door die [aangeefster] en/of
- zich laten pijpen door die [aangeefster] en/of zijn, verdachtes, penis in de mond laten nemen door die [aangeefster] en/of
- zijn, verdachtes, penis in de vagina brengen van die [aangeefster] en/of gemeenschap hebben met die [aangeefster] ,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkheid (telkens) uit het een en/of meermalen:
- vasthouden bij de pols(en) en/of elders aan het lichaam van die [aangeefster] en/of
- liggen op de heup(en) en/of elders op het lichaam van die [aangeefster] en/of
- doorgaan met zijn, verdachtes, (seksuele) handeling(en), terwijl die [aangeefster] meermalen, althans eenmaal, "stop" en/of "nee" en/of "ik wil dit niet", althans (telkens) woorden van gelijke strekking had gezegd en/of huilde en/of probeerde los te komen, althans doorgaan met zijn, verdachtes, (seksuele) handeling(en) tegen de wil van die [aangeefster] en/of
- ( aldus) gelet op het leeftijdsverschil en/of het fysieke overwicht van verdachte op die [aangeefster] (telkens) voor die [aangeefster] een zodanige bedreigende situatie heeft doen onstaan dat zij zich niet aan de seksuele handeling(en) met verdachte kon onttrekken en/of durfde te onttrekken;
subsidiair
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 4 november 2019 te Driehuis NH, gemeente Velsen, in elk geval in Nederland, (telkens) met [aangeefster] , geboren op [geboortedatum] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster] , te weten het (telkens) een en/of meermalen:
- betasten van de borst(en) van die [aangeefster] en/of
- zoenen van die [aangeefster] en/of
- zich laten aftrekken door die [aangeefster] en/of zijn, verdachtes, penis laten betasten door die [aangeefster] en/of
- zich laten pijpen door die [aangeefster] en/of zijn, verdachtes, penis in de mond laten nemen door die [aangeefster] en/of
- zijn, verdachtes, penis in de vagina brengen van die [aangeefster] en/of gemeenschap hebben met die [aangeefster] .

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunten van partijen

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde. Op grond van de verklaringen van [aangeefster] (hierna: aangeefster) en de verdachte staat vast dat de verdachte handelingen heeft gepleegd met aangeefster die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam, maar niet kan worden bewezen dat hij bij het plegen van de seksuele handelingen dwang door middel van geweld, bedreiging van geweld of een andere feitelijkheid heeft toegepast. De verklaringen van aangeefster vinden op dit onderdeel geen steun in overige bewijsmiddelen. De officier van justitie acht evenmin het ontuchtige karakter van de seksuele handelingen bewezen. Daartoe voert zij aan dat sprake was van een vriendschappelijk en vertrouwelijk contact tussen de verdachte en aangeefster dat al langere tijd duurde, hetgeen heeft geleid tot een ontmoeting op 4 november 2019. In het dossier bevinden zich echter geen aanknopingspunten waaruit volgt dat sprake was van een overwicht van de verdachte over aangeefster in leeftijd of in sociale/seksuele ontwikkeling.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft eveneens vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair tenlastegelegde feit. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat op grond van het dossier niet kan worden bewezen dat de verdachte bij het plegen van de seksuele handelingen dwang door middel van geweld of bedreiging van geweld heeft toegepast. Daarvoor zijn alleen de verklaringen van aangeefster onvoldoende. De raadsvrouw heeft voorts aangevoerd dat het ontuchtige karakter in de gegeven omstandigheden ontbreekt. Tussen de verdachte en aangeefster was sprake van een gering leeftijdsverschil en een gelijkwaardige verhouding en ontwikkeling. Zij hadden langdurig en vriendschappelijk contact, hetgeen ook blijkt uit de Whatsapp-gesprekken, ook van na de gebeurtenissen op 4 november 2019, zoals opgenomen in het dossier.
3.3.
VrijspraakNaar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair en subsidiair ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Aangeefster en de verdachte kennen elkaar via de stiefbroer van de verdachte met wie aangeefster enige tijd verkering had gehad. Op een gegeven moment hebben aangeefster en de verdachte contact gekregen via onder meer Whatsapp. Dit contact duurde enkele maanden. Aangeefster en de verdachte hebben op 4 november 2019 met elkaar afgesproken bij aangeefster thuis en hebben toen op de slaapkamer van aangeefster seks gehad.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit.
Tegenover aangeefsters verklaringen dat zij tegen haar wil en onder dwang seks heeft gehad met de verdachte staat de verklaring van de verdachte dat de seks met wederzijdse instemming heeft plaatsgevonden en dat hij niets tegen aangeefsters zin heeft gedaan. De aangifte wordt op dit punt niet, althans niet voldoende, door enig ander bewijsmiddel ondersteund. De na het voorval uitgewisselde Whatsapp-berichten geven er ook geen blijk van dat enige vorm van dwang in de zin van geweld of het dreigen daarmee heeft plaatsgevonden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde verkrachting van aangeefster. Daarom zal de rechtbank - zoals de officier van justitie gevorderd en de raadsvrouw bepleit - de verdachte daarvan vrijspreken.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit
Uitgangspunt is dat seksueel contact met een jongere tussen de twaalf en zestien jaar oud een ontuchtig karakter heeft. Onder omstandigheden kan aan seksueel contact tussen jongeren het ontuchtige karakter ontbreken. Als maatstaf daarvoor geldt dat de handelingen van seksuele aard niet in strijd zijn met de sociaal-ethische norm en daarom aanvaardbaar worden geacht, bijvoorbeeld indien die handelingen vrijwillig plaatsvinden tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen. Dit komt aan op een weging en waardering van de omstandigheden van deze zaak.
De rechtbank neemt daarbij de volgende feiten en omstandigheden in aanmerking.
De verdachte was destijds net achttien jaar oud en aangeefster was bijna vijftien jaar oud. Dit maakt, mede gelet op het feit dat beiden al seksuele ervaring hadden, dat zij in dit verband slechts in geringe mate in leeftijd verschillen. Daarbij komt dat zij voorafgaand aan hun ontmoeting al langere tijd een vriendschappelijke relatie met elkaar hadden, waaruit op geen enkele wijze is gebleken van ondergeschiktheid van aangeefster, ook niet in fysieke zin, aan de verdachte. Ook na het voorval hebben zij nog enige tijd contact gehad met elkaar, waarbij ook het initiatief van aangeefster is uitgegaan. Ook deze berichten duiden niet op onvrijwilligheid aan de kant van aangeefster of overwicht van de verdachte op aangeefster, maar eerder een op gelijkwaardige, zelfs affectieve relatie.
Onder deze omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat het ontuchtige karakter aan de door de verdachte gepleegde seksuele handelingen ontbreekt. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van de subsidiair tenlastegelegde ontucht.

4.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [aangeefster] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 7.500,00 ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd, de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, kan worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering.

5.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
verklaart de benadeelde partij [aangeefster] niet-ontvankelijk in de vordering.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M. van Poecke, voorzitter,
mrs. M.E. Francke en E. Broekhof, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.E. Lee,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 maart 2022.