Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
- het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 8 juli 2021;
- het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 17 augustus 2021.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, heeft de kantonrechter op 6 april 2022 uitspraak gedaan in een luchtvaartclaim. De verzoekende partij, aangeduid als 'de passagier', had een verzoek ingediend dat volgens de kantonrechter niet onder de EPGV Verordening viel. De EPGV Verordening is van toepassing op grensoverschrijdende zaken, maar in dit geval was de passagier woonachtig in Nederland en was de vordering na de overgangsperiode van het Verenigd Koninkrijk ingediend. Dit leidde tot de conclusie dat de EPGV Verordening niet van toepassing was, omdat de verzoekende partij niet voldeed aan de vereisten van artikel 3 lid 1 van de verordening.
De kantonrechter stelde vast dat de Nederlandse rechter bevoegd was om van het verzoek kennis te nemen. Aangezien de vervoerder, Easyjet Airline Company Limited, statutair gevestigd is in het Verenigd Koninkrijk, dat per 31 januari 2020 geen lid meer is van de Europese Unie, was het van belang om te beoordelen of de EPGV Verordening van toepassing was. De procedure was ingeleid met een A-formulier op 8 juli 2021, na de overgangsperiode, wat betekende dat de EPGV Verordening niet van toepassing was.
De kantonrechter besloot dat de procedure voortgezet moest worden als een dagvaardingsprocedure, omdat de vervoerder al in de procedure was verschenen. De zaak werd vervolgens verwezen naar de rolzitting van 4 mei 2022 voor conclusie van repliek aan de zijde van de passagier. De beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en tegen deze beschikking stond geen hoger beroep open.