ECLI:NL:RBNHO:2022:3038

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 april 2022
Publicatiedatum
7 april 2022
Zaaknummer
9335980 \ CV FORM 21-4778
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid Nederlandse rechter en toepasselijkheid EPGV Verordening in luchtvaartclaim

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, heeft de kantonrechter op 6 april 2022 uitspraak gedaan in een luchtvaartclaim. De verzoekende partij, aangeduid als 'de passagier', had een verzoek ingediend dat volgens de kantonrechter niet onder de EPGV Verordening viel. De EPGV Verordening is van toepassing op grensoverschrijdende zaken, maar in dit geval was de passagier woonachtig in Nederland en was de vordering na de overgangsperiode van het Verenigd Koninkrijk ingediend. Dit leidde tot de conclusie dat de EPGV Verordening niet van toepassing was, omdat de verzoekende partij niet voldeed aan de vereisten van artikel 3 lid 1 van de verordening.

De kantonrechter stelde vast dat de Nederlandse rechter bevoegd was om van het verzoek kennis te nemen. Aangezien de vervoerder, Easyjet Airline Company Limited, statutair gevestigd is in het Verenigd Koninkrijk, dat per 31 januari 2020 geen lid meer is van de Europese Unie, was het van belang om te beoordelen of de EPGV Verordening van toepassing was. De procedure was ingeleid met een A-formulier op 8 juli 2021, na de overgangsperiode, wat betekende dat de EPGV Verordening niet van toepassing was.

De kantonrechter besloot dat de procedure voortgezet moest worden als een dagvaardingsprocedure, omdat de vervoerder al in de procedure was verschenen. De zaak werd vervolgens verwezen naar de rolzitting van 4 mei 2022 voor conclusie van repliek aan de zijde van de passagier. De beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en tegen deze beschikking stond geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9335980 \ CV FORM 21-4778
Uitspraakdatum: 6 april 2022
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagier
gemachtigde: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.
tegen
Easyjet Airline Company Limited
gevestigd te Londen/Luton/Bedfordshire (Verenigd Koninkrijk)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. B. Koolhaas

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 8 juli 2021;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 17 augustus 2021.

2.De beoordeling

2.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
2.2.
Verordening (EG) nr. 861/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen (hierna: de EPGV Verordening) is alleen van toepassing op zaken die “grensoverschrijdend” zijn in de zin van artikel 3 lid 1. Als grensoverschrijdende zaak moet worden beschouwd een zaak waarin ten minste één van de partijen haar/zijn woonplaats of haar/zijn gewone verblijfplaats heeft in een andere, door deze verordening gebonden lidstaat dan de lidstaat van het aangezochte gerecht. Volgens artikel 3 lid 3 van de EPGV Verordening is het tijdstip waarop het vorderingsformulier door het bevoegde gerecht wordt ontvangen bepalend voor het grensoverschrijdende karakter van de zaak.
2.3.
De vervoerder is statutair gevestigd in het Verenigd Koninkrijk. Per 31 januari 2020 is het Verenigd Koninkrijk geen lid meer van de Europese Unie. Er gold een overgangsperiode tot en met 31 december 2020. Artikel 67 van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (hierna: Terugtrekkingsakkoord) bepaalt samengevat dat ten aanzien van procedures die vóór het eind van de overgangsperiode zijn ingeleid, de bepalingen inzake de EPGV Verordening van toepassing zijn.
2.4.
Onderhavige procedure is middels het A-formulier op 8 juli 2021 ingediend. Hiermee staat vast dat het verzoek na de overgangsperiode is ingediend. Beoordeeld dient te worden of de EPGV Verordening in het onderhavig geval van toepassing is nu de vervoerder gevestigd is in een land dat geen onderdeel meer is van de Europese Unie.
2.5.
De EPGV Verordening is enkel van toepassing op zaken die grensoverschrijdend zijn. Zoals reeds eerder is overwogen is een zaak grensoverschrijdend, indien ten minste één van de partijen haar/zijn woonplaats of haar/zijn gewone verblijfplaats heeft in een andere lidstaat dan de lidstaat van het aangezochte gerecht (Nederland). Nu de verzoekende partij woonplaats heeft in het aangezochte gerecht en de vordering na 31 december 2020 (de overgangsperiode) is ingediend, wordt niet voldaan aan het vereiste van artikel 3 lid 1 van de EPGV Verordening. Derhalve is de EPGV Verordening in onderhavig geval niet van toepassing.
2.6.
Artikel 4 lid 3 van de EPGV Verordening schrijft dan voor dat het gerecht de eiser ervan op de hoogte stelt dat de vordering buiten het toepassingsgebied van deze verordening valt en dat deze procedure dan, tenzij eiser de vordering intrekt, door het gerecht zal worden behandeld overeenkomstig het procesrecht dat geldt in de lidstaat waar de procedure wordt gevoerd. Echter, nu de verweerder reeds een verweerschrift heeft ingediend, kan de procedure niet worden doorgehaald zonder instemming van de vervoerder. De kantonrechter ziet hierin aanleiding om op grond van artikel 69 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) te bevelen dat de onderhavige zaak wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure, een en ander zoals hierna vermeld. Nu de vervoerder reeds is opgeroepen en ook in de procedure is verschenen, kan oproeping bij exploot, overeenkomstig artikel 69 lid 3 Rv, achterwege blijven. De kantonrechter zal de zaak op de rol plaatsen voor conclusie van repliek aan de zijde van de passagier.
2.7.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
bepaalt dat de procedure in de stand waarin deze zich bevindt zal worden voortgezet als dagvaardingsprocedure;
3.2.
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 4 mei 2022 te 10:00 uur voor conclusie van repliek aan de zijde van de passagier;
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open