ECLI:NL:RBNHO:2022:3063

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 maart 2022
Publicatiedatum
7 april 2022
Zaaknummer
9108012 \ CV EXPL 21-1978
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie van vertraging van een vlucht en de geldigheid van een cessie van vorderingsrechten

In deze zaak heeft Flightright GmbH, een rechtspersoon naar buitenlands recht, een vordering ingesteld tegen Egyptair Nederland, eveneens een rechtspersoon naar buitenlands recht, wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De vordering is ingesteld op 26 januari 2021, waarbij Flightright stelde dat de passagier, die op 25 maart 2019 van Amsterdam-Schiphol naar Bangkok via Caïro zou vliegen, zijn aansluitende vlucht had gemist door een vertraging van de vlucht MS758. Flightright vorderde een schadevergoeding van € 600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9108012 \ CV EXPL 21-1978
Uitspraakdatum: 30 maart 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Flightright GmbH
statutair gevestigd te Hamburg (Duitsland)
eiseres
hierna te noemen Flightright
gemachtigde mr. H. Yildiz (Weiss Legal)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Egyptair Nederland
statutair gevestigd te Caïro (Egypte), mede kantoorhoudende te Amsterdam
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. T. Teke (Warendorf advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
Flightright heeft bij dagvaarding van 26 januari 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Flightright heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[De passagier] (hierna: de passagier) heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Caïro (Egypte) naar Bangkok (Thailand) op 25 maart 2019.
2.2.
Vlucht MS758 van Amsterdam-Schiphol Airport naar Caïro (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd als gevolg waarvan de passagier zijn aansluitende vlucht naar de eindbestemming heeft gemist.
2.3.
Flightright heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Flightright vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
Flightright heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Flightright stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De vervoerder betwist primair dat de passagier zijn vermeende vorderingsrecht heeft overgedragen aan Flightright. Hierbij heeft de vervoerder, onder meer, aangevoerd dat de handtekening op het stuk “Assignment of Rights” in sterke mate afwijkt van de handtekening in het paspoort van de passagier. De vervoerder ontkent dan ook dat de passagier de vordering heeft overgedragen aan Flightright. Flightright betwist het voorgaande en stelt zich op het standpunt dat de handtekeningen niet identiek zijn, maar wel goedgelijkend. Voorts heeft Flightright bij conclusie van repliek de ‘eSignature certificate’ overgelegd. Dit document kan als een verklaring van de passagier worden gezien op grond waarvan zijn intentie blijkt, aldus Flightright. Naar het oordeel van de kantonrechter wijkt de handtekening van de passagier op het “Assignment of Rights” teveel af van de handtekening op het paspoort van de passagier. Hierdoor kan niet zonder meer worden aangenomen dat het de passagier zelf is geweest die het “Assignment of Rights” heeft ondertekend. Dat Flightright een ‘eSignature certificate’ heeft overgelegd maakt dit niet anders nu de handtekening op de ‘eSignature certificate’ identiek is aan de handtekening op het “Assignment of Rights”. Het had op de weg van Flightright gelegen om stukken in het geding te brengen waaruit blijkt dat het vermeende vorderingsrecht daadwerkelijk aan Flightright is overgedragen, hetgeen zij heeft nagelaten zodat niet van een rechtsgeldige cessie kan worden gesproken.
5.3.
Flightright heeft nog bij conclusie van repliek gesteld dat zij bereid is om nader bewijs te overleggen indien de rechtbank dit wenst. Voor zover dit als een bewijsaanbod moet worden gezien, gaat de kantonrechter hieraan voorbij aangezien Flightright dit al reeds bij repliek had kunnen overleggen. De conclusie is dan ook dat niet is komen vast te staan dat het vorderingsrecht van de passagier is overgedragen aan Flightright, zodat Flightright niet ontvangen kan worden in haar verzoek. Flightright zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. De overige verweren van de vervoerder behoeven dan ook geen bespreking meer.
5.4.
De proceskosten komen voor rekening van Flightright, omdat deze ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
verklaart Flightright niet-ontvankelijk in haar vordering;
6.2.
veroordeelt Flightright tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter