ECLI:NL:RBNHO:2022:3067

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 maart 2022
Publicatiedatum
7 april 2022
Zaaknummer
7872559 \ CV FORM 19-9462
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatieplicht vervoerder bij vertraging van passagiers door buitengewone en niet-buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben passagiers van een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Boekarest (Roemenië) een verzoek ingediend tot compensatie wegens vertraging. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op hun eindbestemming zijn aangekomen, wat in beginsel leidt tot een compensatieplicht voor de vervoerder, TAROM Company. De vervoerder heeft aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, maar de rechter oordeelde dat niet alle vertragingen het gevolg waren van deze omstandigheden. De vlucht had een vertraging van 49 minuten door een nieuwe CTOT (Calculated Take Off Time) en 22 minuten door een andere vertraging die niet als buitengewoon kon worden aangemerkt. De kantonrechter concludeerde dat de uiteindelijke vertraging van de passagiers niet enkel het gevolg was van buitengewone omstandigheden, maar ook van vertragingen die niet onder deze categorie vielen. Hierdoor werd de vordering tot compensatie toegewezen. Daarnaast werden de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten aan de vervoerder opgelegd, omdat deze ongelijk kreeg in de procedure. De rechter heeft ook een certificaat voor een Europese procedure voor geringe vorderingen aan de beschikking gehecht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7872559 \ CV FORM 19-9462
Uitspraakdatum: 16 maart 2022
beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] , wonende te [woonplaats]

2.
[passagier sub 2]
3.
[passagier sub 3]
4.
[passagier sub 4]
5.
[passagier sub 5]
allen wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. I.G.B. Maertzdorff (EUclaim)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
TAROM Company,
gevestigd te Boekarest (Roemenië)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. W.O. Russell

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • De tussenbeschikking van 29 september 2021;
  • het schriftelijk verweer van de vervoerder, ingekomen ter griffie op 15 oktober 2021.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Niet in geschil is dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden welke ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. In punt 15 van de considerans van de Verordening heeft de Gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
2.2.
De vervoerder betoogt dat de vertraging op de eindbestemming is ontstaan als gevolg van buitengewone omstandigheden. De vlucht van Amsterdam-Schiphol Airport naar Roemenië stond gepland om 11:50 uur lokale tijd te vertrekken. De vlucht kreeg echter een nieuwe CTOT, met vertragingscode 82 (ATFM due to ATC staff/equipment en-route), toegewezen waardoor de vlucht 49 minuten vertraging heeft opgelopen. Voorts heeft de vlucht 22 minuten vertraging opgelopen als gevolg van vertragingscode 31, hetgeen niet als een buitengewone omstandigheid kan worden aangemerkt. Het toestel heeft tijdens de vlucht de vertrekvertraging van 71 minuten kunnen reduceren tot een aankomstvertraging van 55 minuten. Indien de buitengewone omstandigheid zich niet had voorgedaan hadden de passagiers dan ook voldoende overstaptijd gehad om de overstap te halen, aldus de vervoerder.
2.3.
Uit de door de vervoerder overgelegde documenten volgt afdoende dat de vlucht 22 minuten vertraging heeft opgelopen vanwege vertragingscode 31 en 49 minuten vertraging vanwege vertragingscode 82 dan wel vertragingscode 81, als gevolg waarvan de vlucht met een vertraging van 71 minuten bij de gate is vertrokken. Het intrekken van de oorspronkelijke slottijd en de toekenning van een latere slottijd is naar het oordeel van de kantonrechter aan te merken als een besluit van de luchtverkeersleiding gericht aan het toestel waarmee de vlucht is uitgevoerd. De vervoerder is verplicht een door de luchtverkeersleiding opgevolgde CTOT op te volgen, hij kan daarop geen invloed uitoefenen. De reden waarom de luchtverkeersleiding een CTOT heeft opgelegd is daarmee niet relevant. Niet is gebleken dat de luchtverkeersleiding de nieuwe CTOT heeft opgelegd door toedoen van de vervoerder. Het besluit van de luchtverkeersleiding tot het opleggen van een nieuwe CTOT, als gevolg waarvan 49 minuten vertraging is ontstaan, moet dan ook worden gekwalificeerd als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Het opleggen van een nieuwe CTOT door de luchtverkeersleiding is immers niet inherent aan de normale bedrijfsuitoefening en ligt buiten de macht van de vervoerder.
2.4.
Aangezien de vertraging te Roemenië niet volledig het gevolg is geweest van een buitengewone omstandigheid, dient te worden beoordeeld of de passagiers de aansluitende vlucht zonder de vertraging ontstaan uit een buitengewone omstandigheid, wel hadden kunnen halen. Dit is niet het geval. Vaststaat dat de passagiers 50 minuten overstaptijd hadden. De passagiers stellen dat de minimale connectietijd op de luchthaven 45 minuten betreft, zodat de passagiers de aansluitende vlucht al met een vertraging van 5 minuten zouden hebben gemist. De vervoerder heeft dit niet weersproken. Alleen al door een vertraging van 6 minuten (22 minuten vertrekvertraging door een niet buitengewone omstandigheid minus de 16 minuten vertraging die is ingehaald tijdens de vlucht) zouden de passagiers de aansluitende vlucht hebben gemist. Daaruit volgt dat de uiteindelijke vertraging van de passagiers op de eindbestemming niet enkel het gevolg is geweest van een buitengewone omstandigheid, maar ook vanwege de vertraging die niet het gevolg is van buitengewone omstandigheden en vanwege het niet aanhouden van een afdoende buffer tussen de vluchten. De vertraging op de eindbestemming is dan ook niet enkel direct gevolg van het intrekken van het oorspronkelijk slot en het opleggen van een later slot. De kantonrechter komt om die reden niet toe aan de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te beperken. De vordering tot betaling van compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening wordt toegewezen.
2.5.
De verzochte wettelijke rente over het toe te wijzen bedrag is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
2.6.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten verzocht. De vervoerder heeft dit verzoek (gemotiveerd) betwist. Omdat het onderhavige verzoek geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht en dat hiervoor door de passagiers kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II, omdat de tarieven neergelegd in voornoemd Besluit worden geacht redelijk te zijn. Omdat het verzochte bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken dat deze kosten daadwerkelijk zijn betaald.
2.7.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De verzochte rente over de toe te wijzen proceskosten is niet toewijsbaar met ingang van 25 augustus 2017, omdat de vervoerder ten aanzien van deze kosten dan nog niet in verzuim is, zodat aan de eisen van art. 6:119 BW niet is voldaan. De verzochte rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking.
2.8.
Op verzoek van de passagiers zal een certificaat als bedoeld in artikel 20 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen aan deze beschikking worden gehecht.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 2.363,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.000,00 vanaf 27 juli 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening;
3.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op € 231,00 aan griffierecht en € 374,00 aan salaris gemachtigde en veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 93,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking tot aan de dag van de algehele voldoening;
3.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open