ECLI:NL:RBNHO:2022:3208

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 april 2022
Publicatiedatum
12 april 2022
Zaaknummer
C/15/322944 / KG ZA 21-639
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verkoop van gemeenschappelijke woning na relatiebreuk met financiële overwegingen voor kinderen

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vordert de vrouw de verkoop van de gemeenschappelijke woning na de beëindiging van haar relatie met de man. Partijen, die samen een zoon van 11 en een dochter van 7 jaar hebben, zijn gezamenlijk eigenaar van de woning. De vrouw woont momenteel in een huurwoning die zij te duur vindt en wil de woning verkopen om van haar deel van de overwaarde een goedkopere woning te kunnen kopen. De man daarentegen, die in de woning wil blijven wonen voor het welzijn van de kinderen, geeft aan niet in staat te zijn de vrouw uit te kopen.

De voorzieningenrechter oordeelt dat de vrouw een spoedeisend belang heeft bij de verkoop van de woning, gezien haar huidige woonsituatie en de financiële druk die zij ervaart. De man heeft onvoldoende openheid van zaken gegeven over zijn financiële mogelijkheden om de woning over te nemen, wat de rechter ertoe brengt om de vordering van de vrouw toe te wijzen. De rechter benoemt een makelaar die de woning zal verkopen en bepaalt dat de man moet meewerken aan de verkoop en de adviezen van de makelaar moet opvolgen.

De uitspraak benadrukt het belang van het welzijn van de kinderen, maar concludeert dat de vrouw recht heeft op haar deel van de overwaarde en dat de man niet in staat is om de woning te behouden zonder de financiële middelen. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken door mr. A.H. Schotman op 12 april 2022.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats [plaats]
zaaknummer / rolnummer: C/15/322944 / KG ZA 21-639
Vonnis in kort geding van 12 april 2022
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [plaats],
eiseres,
advocaat mr. S.A. Merhottein te Haarlem,
tegen
[de man],
wonende te [plaats],
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.
De zaak in het kort
Partijen hadden een affectieve relatie en hebben tot juni 2021 samengewoond in een woning waarvan zij beiden eigenaar zijn. De vrouw woont in een te duur huurhuis. Zij wil dat de gemeenschappelijke woning wordt verkocht, zodat zij van haar deel van de overwaarde een woning kan kopen met lagere woonlasten. De man acht het in het belang van de kinderen dat hij in de woning kan blijven wonen. Omdat de man niet in staat is het deel van de vrouw in de overwaarde te voldoen, wordt de vordering van de vrouw om de woning via een makelaar te verkopen toegewezen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tot begin juni 2021 hebben partijen een affectieve relatie gehad met elkaar. Zij hebben een zoon van 11 jaar, en een dochter van 7 jaar oud.
2.2.
Partijen zijn gemeenschappelijk eigenaar van de woning [adres 1] te [plaats] (hierna: de woning).
2.3.
De vrouw heeft de woning verlaten. Zij woont met de kinderen in een huurwoning.
2.4.
De vrouw heeft de man laten weten dat zij de overname van de woning niet kan financieren, en dat zij er geen bezwaar tegen heeft dat de woning aan de man wordt toegedeeld indien hij die toedeling kan financieren. Sindsdien hebben partijen vruchteloos onderhandeld over de voorwaarden waaronder de woning aan de man kan worden toegedeeld.

3.Het geschil

3.1.
De vrouw vordert - samengevat - primair de man te bevelen aan een door de rechtbank te kiezen makelaar de opdracht te geven de woning te verkopen, en te bepalen dat de makelaar een bindende vraag- en laatprijs bepaalt, met een verkoopstrategie gericht op een zo spoedig mogelijke verkoop, uiterlijk binnen drie maanden na het vonnis. De vrouw vordert de man daarbij op straffe van een dwangsom te veroordelen de adviezen van de makelaar ongeclausuleerd op te volgen en mee te werken aan het verkooptraject. De vrouw vordert primair tot slot te bepalen dat het vonnis in de plaats treedt van alle (rechts)handelingen die de man dient te verrichten ingevolge het bevel om aan de verkoop en levering van de woning mee te werken.
3.2.
Subsidiair vordert de vrouw - samengevat - te bepalen dat de woning zal worden toebedeeld aan de man, onder de voorwaarde dat de man de vrouw zal laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de hypothecaire geldlening, op basis van de getaxeerde waarde, met uitbetaling bij de notariële overdracht van het deel van de vrouw van de overwaarde. De vrouw vordert subsidiair tevens te bepalen dat de woning aan een derde zal worden verkocht, als de man niet in staat is zich de woning te laten toedelen.
3.3.
De man voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Toetsingskader

4.1.
Om een voorlopige voorziening te kunnen treffen, moet er sprake zijn van een spoedeisend belang. Verder dient de voorzieningenrechter te beoordelen of op basis van de feiten en omstandigheden en zonder nadere bewijslevering de vordering die bij wijze van voorziening is verzocht in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopend daarop een toewijzing in kort geding gerechtvaardigd is. Daarbij moeten de belangen van partijen bij toewijzing dan wel afwijzing van de voorlopige voorziening tegen elkaar worden afgewogen.
Spoedeisend belang
4.2.
Voorop staat dat deelgenoten in een gemeenschap in beginsel niet van elkaar kunnen verlangen dat de onverdeeldheid tegen hun zin voortduurt. Het spoedeisend belang van de vorderingen van de vrouw is aldus in beginsel gegeven met de aard van het geschil. Daar komt bij dat de vrouw onweersproken heeft aangevoerd dat zij nu in een huurwoning woont en dat haar huur binnenkort aanzienlijk zal stijgen. Zij wil de koopmarkt op.
Toedeling van de woning aan de man of verkoop aan een derde?
4.3.
De vrouw legt aan de vordering ten grondslag dat zij de gevolgen van de relatiebreuk wenst af te wikkelen. Zij bewoont thans een dure huurwoning, en de ouders van de vrouw hebben moeten bijspringen om de vrouw in staat te stellen de vaste lasten te voldoen. De vrouw wil haar aandeel van de overwaarde benutten om zich een koopwoning met lagere woonlasten te verwerven. De vrouw is bereid eraan mee te werken dat woning wordt toegedeeld aan de man, maar de man geeft onvoldoende openheid van zaken om te kunnen beoordelen of de man daar voldoende financiële ruimte voor heeft.
4.4.
De man wil dat de vrouw eraan meewerkt dat de woning aan hem wordt toegedeeld. De man erkent dat zijn financieringscapaciteit ontoereikend is om de vrouw op dit moment volledig uit te kopen, maar de man wil desondanks in de woning blijven wonen voor de kinderen en verlangt dat de vrouw meer rekening houdt met zijn financiële omstandigheden. Het is de man alles waard om de kinderen blijvend in een veilige omgeving te laten opgroeien. De man vreest dat een gedwongen abrupte beëindiging van de huidige woonsituatie, met een plotselinge wijziging van school en gedwongen afstand van de huidige vriendenkring, tot onvoorziene schade zal leiden bij de kinderen, vooral bij de zoon van partijen, die altijd heftig reageert op de meest geringe veranderingen in huis. In ieder geval wil de man tenminste in de woning blijven tot het jongste kind de basisschool heeft afgerond.
4.5.
De voorzieningenrechter acht het in het algemeen te prijzen dat partijen bij de afwikkeling van een scheiding oog hebben voor de impact die die scheiding heeft op het welzijn van de kinderen. Dat kan ook de vorm krijgen van een onderzoek naar de mogelijkheden om de gezinswoning als woning voor een der partijen te behouden. Een dergelijk onderzoek wordt vergemakkelijkt als partijen over en weer, voor zover dat op hun weg ligt, de parameters aanreiken die nodig zijn om inzicht te krijgen in de financiële consequenties daarvan. Dat betekent in dit kader dat de man op eerste verzoek inzicht had moeten bieden in zijn financieringsmogelijkheden en de consequenties van overname van de woning voor zijn armslag de komende jaren. De man heeft echter volstaan met het hameren op het belang van de kinderen, met name de zoon, dat zich tegen een wijziging in hun woonomstandigheden zou verzetten. Mede gelet op de opmerkingen van de vrouw daaromtrent wordt dit belang echter niet zo klemmend geacht dat aan de oplossing van de man - die meebrengt dat de vrouw verstoken blijft van een aanzienlijk deel van de in de woning opgesloten liggende (potentiële) overwaarde - de voorkeur moet worden gegeven.
4.6.
Aangezien de man herhaaldelijk heeft aangegeven dat hij niet in staat is zich de woning te laten toedelen, mag worden verwacht dat in een eventuele bodemprocedure zal worden geoordeeld dat woning aan een derde verkocht moet worden. De daartoe strekkende primaire vordering zal daarom worden toegewezen. De voorzieningenrechter zal het als te goeder naam en faam bekend staande makelaarskantoor [bedrijf] Makelaars als verkopend makelaar benoemen. Deze makelaar zal een bindende vraag- en laatprijs vaststellen, zodat de ter zitting besproken medewerking van de man aan een taxatie niet meer aan de orde is. Voor zover de man zich alsnog de woning wil laten toedelen, staat het hem vrij bij de makelaar een bod uit te brengen.
De dwangsom zal worden gemaximeerd als na te melden.
De proceskosten
4.7.
De omstandigheid dat partijen een relatie met elkaar hebben gehad, geeft aanleiding de proceskosten zo te compenseren dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
machtigt de vrouw om mede namens de man een verkoopopdracht te geven aan:
[bedrijf] Makelaars,
[adres 2],
[postcode] [plaats],
5.2.
bepaalt dat de makelaar een voor partijen bindende vraag- en laatprijs bepaalt, waarbij de verkoopstrategie gericht zal zijn op een zo spoedig mogelijke verkoop en levering, uiterlijk binnen drie maanden na dagtekening van dit vonnis, tegen een marktconforme prijs,
5.3.
veroordeelt de man om de beredeneerde adviezen van de makelaar ongeclausuleerd op te volgen, waaronder adviezen over de verkoopstrategie en het onderhoud van de onroerende zaak,
5.4.
veroordeelt de man om mee te werken aan de notariële levering van de woning aan een derde en aan alle daarmee verband houdende en benodigde (rechts)handelingen die de man daartoe dient te verrichten,
5.5.
bepaalt dat partijen met elkaar moeten afrekenen op grond van het uitgangspunt dat de helft van de netto overwaarde toekomt aan beide deelgenoten,
5.6.
bepaalt dat deze uitspraak ex artikel 3:300 BW in de plaats treedt van alle (rechts)handelingen die de man dient te verrichten voor de uitvoering van het bevel tot medewerking aan verkoop en levering van de woning,
5.7.
veroordeelt de man om aan de vrouw een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag dat hij na concrete sommatie tot de daarin omschreven medewerking niet aan de in 5.1., 5.3., en 5.4. uitgesproken hoofdveroordelingen voldoet, tot een maximum van € 15.000,00 is bereikt, met dien verstande dat geen dwangsom kan worden geïncasseerd voor zover reële executie plaatsvindt,
5.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 12 april 2022. [1]

Voetnoten

1.Conc.: 830