ECLI:NL:RBNHO:2022:3229

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 april 2022
Publicatiedatum
12 april 2022
Zaaknummer
9466421 CV EXPL 21-6586
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van te veel betaald salaris in arbeidszaak

In deze zaak heeft de stichting Marente, gevestigd te Voorhout, een vordering ingesteld tegen een gedaagde die in persoon procedeerde. De vordering betreft de terugbetaling van te veel betaald salaris aan de gedaagde, die tot en met 31 oktober 2020 in dienst was bij Marente. Ondanks de uitdiensttreding heeft Marente in de maanden november 2020 tot en met januari 2021 onterecht salaris doorbetaald. Marente heeft de gedaagde in april en mei 2021 aangemaand tot terugbetaling van een bedrag van € 3.124,43, maar de gedaagde heeft hierop niet gereageerd.

Tijdens de zitting op 8 maart 2022 heeft Marente haar vordering verminderd en de gedaagde heeft erkend dat zij het salaris over december 2020 en januari 2021 moet terugbetalen, maar betwist de terugbetaling van het salaris over november 2020. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde onterecht salaris heeft ontvangen en dat Marente recht heeft op terugbetaling van het bedrag van € 3.124,43. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de proceskosten voor rekening van de gedaagde gesteld. De gedaagde heeft geen betalingsregeling geaccepteerd en de kantonrechter heeft geoordeeld dat Marente niet verplicht was om een betalingsregeling aan te bieden. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9466421 \ CV EXPL 21-6586
Uitspraakdatum: 6 april 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de stichting
Stichting Marente
gevestigd te Voorhout
eiseres
verder te noemen: Marente
gemachtigde: mr. H.H.M. Meijroos
rolgemachtigde: gerechtsdeurwaarder Van Schendel & Partners
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon
De zaak in het kort
In deze procedure vordert Marente terugbetaling van te veel betaald salaris. Deze vordering wordt toegewezen. De nevenvorderingen worden grotendeels toegewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Marente heeft bij dagvaarding van 22 september 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. Op 20 oktober 2021 heeft de kantonrechter een tussenvonnis gewezen. Naar aanleiding van dat tussenvonnis heeft Marente op 15 november 2021 een herstelexploot aan [gedaagde] laten uitbrengen. Vervolgens heeft [gedaagde] schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 8 maart 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Marente heeft ter zitting een stuk overgelegd en haar vordering verminderd.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is tot en met 31 oktober 2020 in dienst geweest van Marente.
2.2.
Ondanks de uitdiensttreding per 1 november 2020 heeft Marente in de maanden november 2020 tot en met januari 2021 salaris aan [gedaagde] betaald.
2.3.
In januari 2021 heeft (een teamleidster van) Marente [gedaagde] telefonisch meegedeeld dat [gedaagde] te veel salaris heeft ontvangen. In maart 2021 hebben partijen hierover gecorrespondeerd. Daarbij heeft Marente een specificatie van haar vordering overgelegd en een betalingsregeling aangeboden.
2.4.
Bij brieven van 14 april 2021 en 27 mei 2021 heeft Marente [gedaagde] aangemaand tot terugbetaling - in twaalf termijnen - van een bedrag van € 3.124,43 aan te veel betaald salaris.
2.5.
Op 27 juli 2021 heeft (de gemachtigde van) Marente [gedaagde] een aangetekende veertiendagenbrief toegezonden met betrekking tot het gehele bedrag van € 3.124,43.
2.6.
[gedaagde] heeft niets terugbetaald.

3.De vordering

3.1.
Marente vordert – na vermindering van de eis met een bedrag van € 1,71 wegens dubbel gevorderde leges bevolkingsregister - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van:
a. een bedrag van € 3.672,56;
b. de wettelijke rente over € 3.124,43 vanaf 1 september 2021, subsidiair vanaf de dag van dagvaarding;
c. de wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten vanaf de dag van dagvaarding;
d. de proceskosten en de nakosten;
e. de wettelijke rente over de proceskosten indien en voor zover deze niet binnen veertien dagen na vonniswijzing zijn betaald;
3.2.
Marente legt – kort weergegeven – het volgende aan de vordering ten grondslag.
3.3.
Marente heeft in de maanden november 2020 tot en met januari 2021 ten onrechte het salaris aan [gedaagde] doorbetaald doordat de uitdiensttreding van [gedaagde] (per 1 november 2020) niet tijdig in de personeels- en salarisadministratie is verwerkt. Nadat in februari 2021 was gebleken dat [gedaagde] al lang niet meer in dienst was, is een eindafrekening opgesteld. Marente heeft de vakantietoeslag, eindejaarsuitkering, niet genoten verlofuren en extra gewerkte uren die [gedaagde] nog tegoed had afgetrokken van het per 1 november 2020 betaalde salaris. Dit resulteert in een vordering op [gedaagde] van € 3.124,43. [gedaagde] heeft dat bedrag ondanks aanmaning niet terugbetaald. Hierom is [gedaagde] ook de wettelijke rente (berekend van 14 mei 2021 tot en met 31 augustus 2021 € 18,83) en buitengerechtelijke incassokosten (€ 529,30 inclusief btw) aan Marente verschuldigd.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] erkent dat zij het salaris over december 2020 en januari 2021 aan Marente moet terugbetalen. Zij voert echter verweer tegen de gevorderde terugbetaling van het salaris over november 2020. [gedaagde] voert hiertoe aan dat het aan de eigen schuld van Marente is te wijten dat dit salaris is uitbetaald. Toen [gedaagde] de betaling over november 2020 ontving, dacht zij (achteraf ten onrechte) dat dit de betaling van vakantiegeld, eindejaarsuitkering en overuren betrof. Daar mocht zij toen ook vanuit gaan.
4.2.
De door Marente aangeboden betalingsregeling was voor [gedaagde] niet acceptabel, omdat het termijnbedrag te hoog was wegens een gelegd loonbeslag. [gedaagde] heeft om een regeling met een lager termijnbedrag verzocht, maar heeft daarop geen antwoord gekregen.

5.De beoordeling

5.1.
Vaststaat dat [gedaagde] over de maanden november 2020 tot en met januari 2021 salaris van Marente heeft ontvangen, terwijl zij sinds 1 november 2020 niet meer bij Marente in dienst was. Blijkens de overgelegde loonstroken is aan [gedaagde] in november 2020 € 2.627,95 (netto) betaald, in december 2020 € 2.261,99 (netto) en in januari 2021 € 1.265,23 (netto), in totaal dus € 6.155,17 (netto).
5.2.
[gedaagde] heeft niet betwist dat, na aftrek van laatstgenoemd bedrag van de vakantietoeslag, eindejaarsuitkering, niet genoten verlofuren en extra gewerkte uren waarop zij nog recht had, een bedrag van € 3.124,43 (netto) resteert. Dit bedrag is als onverschuldigd door Marente betaald toewijsbaar. De omstandigheid dat het aan een fout van Marente te wijten is dat na de uitdiensttredingsdatum nog salaris is uitbetaald maakt dat niet anders. Overigens is het bedrag van € 3.030,74 (€ 6.155,17 minus € 3.124,43) dat [gedaagde] mag houden (wegens haar tegoed aan vakantietoeslag, eindejaarsuitkering, niet genoten verlofuren en extra gewerkte uren) hoger dan het bedrag van € 2.627,95 dat [gedaagde] in november 2020 van Marente had ontvangen.
5.3.
Voor zover [gedaagde] stelt dat ten onrechte geen betalingsregeling tot stand is gekomen, wordt dat verweer verworpen. Marente was niet verplicht [gedaagde] een betalingsregeling aan te bieden. De wel door Marente aangeboden betalingsregeling is door [gedaagde] niet geaccepteerd. Tot het aanbieden van een regeling met een lager termijnbedrag was Marente niet gehouden. Overigens heeft [gedaagde] ook niet uit eigen beweging een lager termijnbedrag betaald.
5.4.
Omdat [gedaagde] met de betaling van de verschuldigde hoofdsom in verzuim is, zal de wettelijk rente daarover worden toegewezen. Marente heeft de wettelijke rente over de hoofdsom gevorderd vanaf dertig dagen na de brief van 14 april 2021, maar die ingangsdatum is niet juist. In die brief is immers geen betalingstermijn van dertig dagen gesteld ten aanzien van de gehele hoofdsom van € 3.124,43, maar is slechts aanspraak gemaakt op betaling in termijnen. Omdat Marente in deze procedure geen andere concrete verzuimdatum heeft gesteld, zal de wettelijke rente slechts worden toegewezen vanaf de datum van het herstelexploot.
5.5.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 529,30 inclusief btw zijn toewijsbaar. Deze zijn in overeenstemming met het bepaalde in artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek en met het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen vanaf de datum van het herstelexploot.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij ongelijk krijgt. De nakosten en de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zijn slechts toewijsbaar zoals hierna vermeld.
5.7.
De gemachtigde van Marente heeft ter zitting meegedeeld dat Marente bereid is na uitspraak van dit vonnis alsnog een betalingsregeling te treffen. Hiervoor dient [gedaagde] contact op te nemen met de gemachtigde van Marente.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Marente van € 3.653,73, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 november 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Marente tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 120,91
griffierecht € 507,00
salaris gemachtigde € 436,00 ,
te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de vijftiende dag na de dag van betekening van dit vonnis tot aan de dag van de gehele betaling (voor zover de proceskosten niet binnen veertien dagen na de dag van betekening van dit vonnis zijn betaald);
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 109,- aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door Marente worden gemaakt;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter