ECLI:NL:RBNHO:2022:3288

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 maart 2022
Publicatiedatum
14 april 2022
Zaaknummer
C/15/312907 / HA ZA 21-73
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging en afwikkeling van samenwerking tussen ATV International B.V. en [gedaagde 1] B.V. met betrekking tot de ontwikkeling van de PT-6 melkmachine analyzer

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 23 maart 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen ATV International B.V. en [gedaagde 1] B.V. ATV, eiseres in conventie, vorderde schadevergoeding van [gedaagde 1] c.s. naar aanleiding van de beëindiging van hun samenwerking. De samenwerking betrof de ontwikkeling van de PT-6 melkmachine analyzer, een product dat door ATV op de markt werd gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de samenwerking op 14 februari 2019 door [gedaagde 1] is beëindigd, en dat ATV niet voldoende heeft onderbouwd dat deze beëindiging onrechtmatig was. De rechtbank oordeelde dat de vorderingen van ATV in conventie niet toewijsbaar waren, omdat er geen rechtsgrond was voor schadevergoeding. Tevens werd overwogen dat de vorderingen van [gedaagde 1] in reconventie, die betrekking hadden op de kosten die zij had gemaakt door de procedure van ATV, ook niet toewijsbaar waren. De rechtbank heeft beide vorderingen afgewezen en de proceskosten aan de zijde van de in het ongelijk gestelde partijen vergoed.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/312907 / HA ZA 21-73
Vonnis van 23 maart 2022 (bij vervroeging)
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ATV INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Andelst,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. V.W.J.H. Kobossen te Nijmegen,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 1] B.V.,
gevestigd te [plaats],
2.
[gedaagde 2],
wonende te [plaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. P.W. Snoeker te Amsterdam.
Partijen zullen hierna ATV en [gedaagde 1] c.s. genoemd worden. Gedaagden zullen afzonderlijk [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 3 november 2021
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 17 februari 2022
  • de spreekaantekeningen van mr. Kobossen,
  • de spreekaantekeningen van mr. Snoeker,
  • de conclusie van antwoord in reconventie.
1.2.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling zijn verschenen:
  • de heer [betrokkene 1] en de heer [betrokkene 2] , bijgestaan door mr. Kobossen;
  • de heer [gedaagde 2] , bijgestaan door mr. Snoeker.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
ATV Agri Products B.V. (thans ATV International B.V., hierna: ATV) heeft gedurende ruim 20 jaar een tweetal meetinstrumenten op de markt gebracht voor het doormeten van melkstallen. Dit zijn de Pulsatortester PT-4 en PT-5. Om in de continuïteit van de marktvraag te voorzien, wilde ATV deze meetinstrumenten moderniseren.
2.2.
[gedaagde 1] houdt zich bezig met ingenieurs- en technisch ontwerpen, ontwikkelen, produceren van elektronica(onderdelen) en/of bijbehorende software en met advisering daarover. [gedaagde 2] is bestuurder van [gedaagde 1] .
2.3.
Expice B.V. (hierna: Expice) houdt zich bezig met het vervaardigen van elektronische componenten en de ontwikkeling en productie van industriële elektronica, alsmede met de in- en verkoop van elektronica, componentenapparaten en meet- en testapparatuur.
2.4.
Tussen [gedaagde 1] , Expice en ATV is een drie partijen samenwerking overeengekomen met betrekking tot de ontwikkeling, inkoop en productie van de opvolger van de Pulsatortester PT-4 en PT-5: de ATV Agri Products PT-6 melkmachine analyzer (hierna: de PT-6). De PT-6 is een menugestuurd meetinstrument dat zo snel en precies mogelijk veel functies van de door de melkveehouderij te gebruiken melkwinningsapparatuur meet en de resultaten weergeeft op een LCD-scherm.
2.5.
In het kader van voornoemde samenwerking zijn de volgende overeenkomsten/documenten tot stand gekomen:
 een geheimhoudingsovereenkomst tussen Expice, [gedaagde 1] en ATV d.d. 4 december 2012;
Deze overeenkomst houdt onder meer het volgende in:
Artikel 1
Onder het begrip “Informatie”, zoals in de Overeenkomst gebruikt, dient te worden verstaan alle informatie, inclusief know-how, gegevens, procestechnieken, ontwerptekeningen, formules en tekstgegevens met betrekking tot enig ontwikkelingsproject, werk onder handen en toekomstige ontwikkelingen; technische wetenschap; handel; dienstverlening; financiële, commerciële of technische informatie met betrekking tot de huidige en/of toekomstige werkzaamheden van Partijen; hetzij mondeling, schriftelijk, grafische en/of elektronische vorm, welk bekend gemaakt wordt door de verstrekkende Partij.
Deze informatie omvat tevens alle uitvindingen, technieken, processen, methodes, ontdekkingen, monsters, modellen, verbeteringen en /of intellectuele of industriële eigendomsrechten, waaronder octrooi- en auteursrechten, of gegevens waarop eigendomsrechten berusten, en die ingevolge de Overeenkomst vertrouwelijk door één der Partijen aan de andere Partij worden bekendgemaakt, hetzij schriftelijk, hetzij mondeling, daaronder mede begrepen alle geschreven of gedrukte documenten, monsters, modellen, foto’s of enig ander middel, welke Partijen tijdens de looptijd van de Overeenkomst wensen te hanteren om zulke informatie bekend te maken.
(…)
Artikel 6
Partijen komen uitdrukkelijk overeen dat de verstrekking over en weer van Beschermde Informatie onder de Overeenkomst niet zodanig kan worden uitgelegd dat aan de ontvangende Partij enig recht ten aanzien van enig auteursrecht, octrooi of handelsmerk, uitdrukkelijk of stilzwijgend is verleend door middel van licentie of anderszins op aangelegenheden of uitvindingen waarop zulke Beschermde Informatie betrekking heeft.
(…)
 een programma van eisen PT-6 van 4 april 2013, opgesteld door ATV;
 een overeenkomst tot ontwerp en productie van de PT-6 tussen [gedaagde 1] en Expice op basis van de offerte van 4 april 2013 van [gedaagde 1] aan Expice (34021A) (hierna ook te noemen de overeenkomst van 4 april 2013).
Deze overeenkomst houdt onder meer het volgende in:
(…)
De PT-6 wordt ontwikkeld door ons ten behoeve van ATV (…). In de offerte zien wij Expice (…) als zakelijk representant en verantwoordelijke van ATV. Daarom is deze offerte aan u gericht. Functioneel en operationeel zal worden gewerkt voor en met ATV.
(…)
Algemene voorwaarden
Op alle aanbiedingen die wij doen, op alle overeenkomsten die wij sluiten en op alle overeenkomsten die hiervan het gevolg kunnen zijn, zijn toepasselijk onze bijgevoegde algemene voorwaarden (“ [gedaagde 1] Algemene Voorwaarden juli 2012.pdf”)
(…)
Intellectuele Eigendom
(…)
Verder, zoals ook bepaald in artikel 3 van de algemene voorwaarden, behouden wij de auteursrechten en alle rechten van industriële eigendom op onze aanbiedingen, ontwerpen, tekeningen, schetsen en alle andere afbeeldingen, maquettes, (proef)modellen, berekeningen, programmatuur, enz.
(…)
 een overeenkomst tot ontwikkeling, inkoop en productie van de PT-6 tussen Expice en ATV op basis van de offerte d.d. 11 april 2013 van Expice aan ATV, in welke offerte wordt verwezen naar de offerte van 4 april 2013 (34021A)
Deze overeenkomst houdt onder meer het volgende in:
(…)
Ontwikkeling
[gedaagde 1] zorgt voor de complete ontwikkeling en prototype zoals is besproken en vastgelegd in offerte 34021 A (d.d. 4-april 2013), deze offerte is onderdeel van de totale aanbieding en is daarom als bijlage toegevoegd.
Voor de ontwikkeling zullen de Algemene voorwaarden gelden van [gedaagde 1] .
(…)
 een overeenkomst tot ontwikkeling van een prototype van een Pulsatortester PT-6, tevens houdende een regeling met betrekking tot de productiegegevens en de productie daarvan, gesloten tussen [gedaagde 1] en Expice op 5 respectievelijk 3 december 2013 ondertekend.
Deze overeenkomst houdt onder meer het volgende in:
(…) overwegende dat:
(…)
o Expice door haar opdrachtgever ATV (…) is benaderd om een nieuwe pulsatortester te ontwikkelen en produceren,
o Partijen en ATV onder het regime van een NDA contact gehad hebben met betrekking tot de ontwikkeling van die pulsatortester,
o Expice voor de ontwikkeling van deze pulsatortester [gedaagde 1] verzocht offerte te doen voor die ontwikkeling,
o Expice op 15 april 2013 opdracht heeft verleend aan [gedaagde 1] tot het ontwikkelen van de pulsatortester met codenaam PT-6, middels de ondertekende offerte met referentie 34021A gedateerd 4 april 2013 (…),
o Het staat tussen partijen vast dat de ontwikkeling van het Product geschiedt ten behoeve van ATV en partijen zijn overeengekomen dat “functioneel en operationeel zal worden gewerkt voor en met ATV”,
o de auteursrechten op het Product bij [gedaagde 1] blijven
(…)
Artikel 8 Prijzen, betalingsschema en vergoedingen aan [gedaagde 1] en Expice
De waarde van de opdracht bedraagt € 136.500,- excl. BTW
(…)
Artikel 12 Vrijgave Productiegegevens
Nadat tenminste 1500 stuks van het Product door Expice zijn geleverd aan ATV, mag [gedaagde 1] op verzoek van ATV de Productiegegevens en de Productsoftware aan ATV ter beschikking stellen. Zolang ATV zaken doet met Expice, zullen hardware gerelateerde productieopdrachten van ATV niet door [gedaagde 1] aanvaardt worden, behoudens voorafgaande toestemming van Expice.
[gedaagde 1] mag ten aanzien van het voortduren van de zakelijke relatie afgaan op schriftelijke uitlatingen van ATV. Het opvragen door ATV van de Productiegegevens en de Productsoftware vormen een indicatie van het einde van de zakelijke relatie tussen ATV en Expice.
(…)
 een offerte programmeerhulp PT-6 d.d. 23 november 2017 van [gedaagde 1] aan Expice. Op 27 november 2017 heeft Expice de offerte voor akkoord ondertekend.
Deze offerte houdt onder meer het volgende in:
(…)
Tijdens onze besprekingen, de laatste op 12-10-17, is er geconcludeerd dat veel uitval van de PT6 printen voorkomen kan worden als de manier van programmeren meer geautomatiseerd zou zijn. Ook is de indruk dat het sneller zou kunnen. Op 12-11-17 melde u ons dat u hiervoor graag een offerte voor zou willen ontvangen.
Deze offerte treft u hiermee aan.
Omschrijving
Levering van (een licentie op) PC-software waarmee de PT6-producten gemakkelijker, maar vooral foutlozer, kunnen worden geprogrammeerd.
Het proces van aansluiten op de reeds bij Expice aanwezige programmeermodule tot aan het voor de eerste keer booten wordt dan achter elkaar, geheel automatisch, uitgevoerd.
Zie ook de door ons reeds beschikbaar gesteld programmeerhandleiding voor de PT6.
Omvang
Het hier aangebodene is inclusief, c.q. aan u wordt overgedragen:
1. Licentie op de genoemde software
2. Gebruiksinstructie ter plaatse en op papier
Prijs en levertijd
Voor deze werkzaamheden zullen wij u € 2000,= berekenen.
(…)
Overige voorwaarden
1. Wij bevestigen voor de goede orde aan u hiermee dat de reeds bij Expice aanwezige programmeermodules door ons aan Expice in bruikleen zijn gegeven. (…)
3. (…) Onze algemene voorwaarden (versie 42172L – Algemene voorwaarden [gedaagde 1] feb 2014) zijn van toepassing op deze offerte, op alle overeenkomsten die [gedaagde 1] B.V. sluit onder welke van haar handelsnamen ook, en op alle uit deze offerte voortkomende overeenkomsten. (…)
2.6.
Tussen [gedaagde 1] en ATV is in het voorjaar van 2014 eveneens gesproken over het sluiten van een overeenkomst, met betrekking tot de behuizing van de PT-6 maar dit overleg heeft niet geleid tot een overeenkomst tussen [gedaagde 1] en ATV.
2.7.
In een e-mail van 14 februari 2019 van [gedaagde 1] aan Expice, in cc aan ATV, heeft [gedaagde 1] het volgende meegedeeld:
(…)
Vanwege het niet of onvoldoende zorgvuldig implementeren van door [gedaagde 1] opgegeven productieaanwijzingen en het niet toepassen van voorgeschreven materiaal stellen wij vast dat dit heeft geleid tot een voor ons onwerkbare situatie.
Op grond hiervan hebben wij moeten besluiten de vermeende samenwerking te beëindigen.
Dit betekent in concreto het volgende:
Onderzoekskosten
Zoals eerder al deels is vermeld, heeft [gedaagde 1] een aantal inspanningen geleverd. Een lijst van het totaal van deze kosten is in dit bericht onderstaand opgenomen en dient te worden beschouwd als pro forma factuur.
Werkafspraken
De bestaande afspraken volgens de vastgestelde flow-chart, voor het behandelen van retouren door [gedaagde 1] is hierbij opgezegd en verklaren wij hiermee niet meer van toepassing. Verzoeken daartoe zullen niet meer worden gehonoreerd.
Behuizing
Deze was volgens een ooit gesloten overeenkomst met ATV gedeeld eigendom van [gedaagde 1] en ATV. Inmiddels is de eigendomsverhouding anders komen te liggen. Dit betekent dat toeleveringen van behuizingen door [gedaagde 1] vanaf heden zullen plaatsvinden tegen een ander (hoger) tarief.
Verrekening van goederen
[gedaagde 1] heeft aan Expice in bruikleen gereedschappen afgestaan. Deze verlangen wij nu, per omgaande, retour. Alternatief is dat wij Expice een huurofferte doen toekomen voor verder gebruik tijdens een gelimiteerde termijn.
[gedaagde 1] heeft een aantal nog te retourneren exemplaren PT6-producten in haar bezit. Dit retourneren zal plaatsvinden direct nadat alle openstaande posten, inclusief genoemde pro forma, zijn voldaan.
Bij deze e-mail is de volgende (pro forma) factuur meegestuurd:
Omschrijving Bedrag
-----------------------------------------------------------------
Uren [betrokkene 3] 7980,00
Uren [gedaagde 2] 21500,00
Uren overige
Medewerkers 1680,00
Uitbesteed werk 3200,00
Kosten research
Derden 750,00
Verwerving rechten 2700,00
--------------------------------------------------------------------
Som 37810,00
Btw 21% 7940,10
--------------------------------------------------------------------
Totaal te voldoen 45750,10
(…)
2.8.
Bij emailbericht van 11 maart 2019 heeft ATV geprotesteerd tegen de opzegging door [gedaagde 1] . Voor zover van belang wordt in dat emailbericht het volgende opmerkt:
(…)
Volgens jouw email d.d. 14-02-2019 gestuurd aan [betrokkene 4] van Expice, waarvan ik een c.c. ontving, geef je aan dat je de samenwerking met Expice beëindigt.
Ik zie geen aanleiding om de samenwerking op te heffen en ook juridisch geen mogelijkheid om het contract eenzijdig op te zeggen.
Ik zou je hierbij willen verzoeken om het contract met Expice te respecteren en na te leven zoals afgesproken.
Dit om de continuïteit van de PT6 leveringen te waarborgen en te voorkomen dat ATV Agri Products door een conflict tussen [gedaagde 1] en Expice schade moet gaan verhalen op beide partijen.
[gedaagde 1] heeft nog 24 te retourneren PT-6 apparaten (RMA) in bezit. Deze producten zijn eigendom van ATV Agri Products en wij verzoeken u vriendelijk doch dringend om de 24 stuks PT-6 apparaten per direct aan ons te retourneren.
De levering geschied via Expice of rechtstreeks naar ATV Agri Products.
Verder schrijf je nog in je email van 14-02-2019, dat de eigendomsverhouding van de behuizing zou zijn veranderd. Er is contractueel niets gewijzigd en deze stelling is dus onjuist.
ATV Agri Products is nog steeds 50% eigenaar van de behuizing. Derhalve zie ik geen aanleiding dat de behuizing tegen een hoger tarief geleverd zou gaan worden.
Ik ga er dus vanuit dat de behuizing tegen het huidige tarief geleverd zal worden.
(…)
2.9.
In een e-mail van 19 maart 2019 van [gedaagde 1] aan Expice vermeld [gedaagde 1] onder meer het volgende:
(…)
Hierbij bericht ik je dat we vandaag hebben gesproken over onze beslissing de overeenkomst op te zeggen.
Je hebt, na enig overleg in dit gesprek, aangegeven dit te accepteren en dat je ATV er van op de hoogte zult stellen dat Expice haar overeenkomst met ATV eveneens zal beëindigen. Dit betekent dat alles conform hetgeen tussen ATV en Expice is afgesproken door Expice wordt afgehandeld.(…)
Over de afwikkeling van de relatie Expice- [gedaagde 1] heb ik aangegeven dat Expice tegen een vergoeding van 50 euro per maand nog een beperkte periode gebruik mag maken van onze gereedschappen (software en programmeerhulpmiddelen). Dit bij vooruitbetaling te voldoen per kwartaal. Dit betekent dat wij deze week een betaling van 1800,= euro (1500 euro excl. btw) tegemoet zien. Indien dit bij nader inzien toch onacceptabel mocht zijn, dan dient ons gereedschap voor aanstaande vrijdag te worden afgeleverd bij [gedaagde 1] . Tevens verlangen wij, eveneens voor aanstaande zaterdag, betaling van de reeds maandenlang openstaande oude factuur van totaal 6050,= euro. Bij in gebreke blijven zullen deze vorderingen uit handen worden gegeven en ons gereedschap worden opgeëist.
(…)
2.10.
Expice heeft vervolgens [gedaagde 1] gedagvaard in kort geding waarbij - na wijziging van eis samengevat - is gevorderd, dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
-
[gedaagde 1] zal veroordelen om binnen 7 werkdagen na betekening van dit vonnis het auteursrecht op de software en de hardware van de PT-6 aan Expice, dan wel rechtstreeks aan ATV, over te dragen middels een akte van overdracht, althans [gedaagde 1] zal veroordelen om aan Expice, of rechtstreeks aan ATV, een onbeperkt licentierecht te verschaffen met betrekking tot de software en de hardware, in ieder geval inhoudende het recht om de software en hardware aan te (laten) passen en dus ook inhoudende het ter beschikking stellen van de broncodes en alle overige digitale bestanden die daarvoor benodigd zijn;
- [gedaagde 1] zal bevelen om binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis aan Expice, of rechtstreeks aan ATV, te leveren alle versies van de betreffende software en hardware, die zijn gecreëerd tot aan de dag van de opzegging van de samenwerking op 14 februari 2019 en van die versies zowel de variant in de programmeertaal (broncode) als de variant in de machinetaal (objectcode) te verstrekken en alle overige digitale bestanden die nodig zijn om de doorontwikkeling van de PT-6 los van [gedaagde 1] mogelijk te maken, een en ander op een voor Expice toegankelijke gegevensdrager,
een en ander op straffe van een dwangsom en met veroordeling van [gedaagde 1] in de kosten van dit geding, te vermeerderen met nakosten en rente.
2.11.
De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van Expice bij vonnis van 8 november 2019 afgewezen. Voor zover van belang is in dat vonnis het volgende geoordeeld:
(…)
4.6.
Gelet op het vorenstaande moet het er vooralsnog in beginsel voor worden gehouden dat Expice op 19 maart 2019 heeft ingestemd met de beëindiging van de overeenkomst door [gedaagde 1] in de e-mail van 14 februari 2019. Om die reden wordt geoordeeld dat zij geen vorderingsrecht heeft uit hoofde van die beëindiging en dienen haar vorderingen reeds daarom te worden afgewezen.
4.7.
De voorzieningenrechter hecht er echter aan om aan Expice mee te geven dat, ook indien dit anders zou zijn geweest, haar vorderingen niet voor toewijzing in aanmerking zouden komen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.8.
De vorderingen van Expice strekken er feitelijk toe dat zij de beschikking wenst te krijgen over de broncode van de software die [gedaagde 1] heeft ontwikkeld voor gebruik bij de
PT-6. Daarnaast wenst zij alle ontwikkelde software en hardware te ontvangen van [gedaagde 1] , om niet. Uit de overgelegde stukken en de hiervoor onder de feiten aangehaalde inhoud van de overeenkomsten blijkt voldoende dat [gedaagde 1] in ieder geval telkens heeft bedongen dat het auteursrecht op de software bij haar blijft rusten. Een veroordeling tot afgifte van de broncode is dus niet toewijsbaar, laat staan om niet.
4.9.
In de overeenkomst van begin december 2013 tussen Expice en [gedaagde 1] zijn wel afspraken gemaakt over overdragen van de productiegegevens en de productsoftware op verzoek van ATV, indien Expice 1500 stuks PT-6 zou hebben geleverd aan ATV.
De voorzieningenrechter kan [gedaagde 1] echter niet opdragen om de productiegegevens en de productsoftware tegen vergoeding aan Expice ter beschikking te stellen omdat dit niet is gevorderd. Opgemerkt wordt dat uit de e-mail van 19 maart 2019 blijkt dat [gedaagde 1] Expice heeft aangeboden om de relatie tussen Expice en [gedaagde 1] af te wikkelen door Expice nog enige tijd in de gelegenheid te stellen tegen vergoeding gebruik te maken van de productsoftware. [gedaagde 1] heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat zij hier nog steeds voor open staat. De voorzieningenrechter gaat er dan ook vanuit dat zij, op de voet van de door haar als weergave van een afspraak gepresenteerde email, aan een dienovereenkomstig verzoek zonder mitsen of maren zal voldoen.
Partijen wordt in overweging gegeven om samen met ATV langs die weg te zoeken naar een manier om de bestaande samenwerking tussen de drie partijen af te wikkelen en een oplossing te zoeken om de dreigende schade van ieder van partijen te voorkomen en te beperken.
4.10.
Daarbij dient [gedaagde 1] zich te realiseren dat uit hetgeen zij ter zitting heeft aangevoerd voldoende is gebleken dat voor de door haar opgestelde (pro forma) factuur tot een bedrag van € 45.750,10 aan onderzoekskosten geen enkele grond bestaat en dat de rechtmatigheid van een opzegging van deze samenwerking op de voet van niet voldoening aan haar dienovereenkomstige sommatie in een bodemprocedure ter discussie gesteld zou kunnen worden, waardoor zij eventueel schadeplichtig geacht zou kunnen worden.
Expice dient zich te realiseren dat zij, in het geval de bodemrechter zou oordelen dat zij heeft ingestemd met beëindiging van de overeenkomst met [gedaagde 1] , schadeplichtig gehouden zou kunnen worden jegens ATV.
2.12.
[gedaagde 1] is vervolgens meermaals aansprakelijk gesteld:
- voor de schade van ATV, welke schade zij heeft begroot op € 363.306,09,
- om de GPL broncode aan haar af te geven en
- om alsnog tot nakoming over te gaan ten einde de schade van ATV te beperken.
2.13.
[gedaagde 1] heeft aan die sommaties niet voldaan. Bij brief van haar advocaat van 20 november 2020 heeft ATV [gedaagde 1] een laatste keer gesommeerd waarbij zij heeft aangegeven dat wanneer aan die sommatie geen gevolg zou worden gegeven, haar brief ertoe strekt om [gedaagde 1] definitief kenbaar te maken dat ATV de aan [gedaagde 1] verleende opdracht als ontbonden beschouwd, met omzetting van de contractuele prestatieverplichting van [gedaagde 1] in een verplichting tot schadevergoeding jegens ATV.
2.14.
ATV heeft in maart 2021 in kort geding van [gedaagde 1] c.s. gevorderd om alle (automatiserings)technische informatie zoals omschreven in de kort gedingdagvaarding en een daarbij gevoegde productie ter beschikking te stellen (hierna: het Kort Geding). De voorzieningenrechter heeft die vordering bij vonnis van 30 maart 2021 (hierna: het Kort Gedingvonnis) afgewezen. Voor zover van belang heeft de voorzieningenrechter het volgende overwogen:
4.2.
De rechtbank stelt vast dat het er in beginsel voor moet worden gehouden dat de overeenkomst tussen Expice en [gedaagde 1] met wederzijds goedvinden is beëindigd, zoals bij vonnis in kort geding van 8 november 2019 is geoordeeld. ATV heeft niet onderbouwd waarom daarover thans anders zou moeten worden geoordeeld. Tegenover de betwisting door [gedaagde 1] c.s. heeft ATV onvoldoende onderbouwd dat sprake is van een overeenkomst tussen ATV en [gedaagde 1] , waaruit voor [gedaagde 1] dan wel [gedaagde 2] jegens ATV een verplichting voortvloeit om automatiseringstechnische informatie te verstrekken. Dat er tussen ATV en [gedaagde 1] een rechtstreekse opdracht moet worden aangenomen nu Expice er tussenuit is gevallen, zoals door ATV ter zitting gesteld, volgt de rechtbank evenmin. Voor zover de vordering van ATV derhalve berust op de nakoming van die gestelde overeenkomst, ligt die vordering voor afwijzing gereed. Bovendien is door [gedaagde 1] c.s. terecht opgemerkt dat, voor zover die overeenkomst al zou bestaan, deze door ATV buitengerechtelijk is ontbonden zodat de vordering tot nakoming daarvan voor haar niet meer open staat.
4.3.
Voor zover de vordering van ATV jegens [gedaagde 1] c.s. berust op een andere grondslag, is deze eveneens volstrekt onvoldoende onderbouwd. De voorzieningenrechter merkt in dit kader op dat de dagvaarding niet voldoet aan de daaraan krachtens artikel 111 Rv te stellen eisen. Allereerst niet omdat wordt verwezen naar de - omvangrijke - dagvaarding met veelheid aan producties in de bodemprocedure, die mede ten grondslag wordt gelegd aan de vorderingen in onderhavig kort geding, zonder dat daarbij wordt gespecificeerd op welke posita ter onderbouwing van welke grondslag een beroep wordt gedaan en welke passages in welke producties als onderbouwing moeten dienen. Verder omdat het onduidelijk is wat ATV in haar petitum nu eigenlijk precies eist. Dit laatste is temeer problematisch omdat ATV ter zitting ook niet duidelijk heeft gemaakt wat van de door [gedaagde 1] c.s. concreet opgesomde automatiseringstechnische informatie nu wel en niet is verstrekt. Ook om deze redenen dient de vordering van ATV te worden afgewezen.
2.15.
ATV heeft hoger beroep ingesteld tegen het Kort Geding vonnis. De zaak is schriftelijk afgedaan en staat voor arrest op 22 maart 2022.
2.16.
Op dit moment wordt de productie van de PT-6 door ATV tezamen met enkel Expice voortgezet.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
ATV vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorbaat samengevat - veroordeling van [gedaagde 1] c.s. tot betaling van een schadevergoeding, vermeerderd met rente en (na)kosten, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
3.2.
[gedaagde 1] c.s. voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagde 1] c.s. vordert veroordeling van ATV tot betaling van € 57.238,58 ten titel van schadevergoeding, vermeerderd met rente.
3.5.
ATV voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
ATV stelt dat de schade die voortvloeit uit de beëindiging van de samenwerking, door [gedaagde 1] c.s. dient te worden vergoed. ATV verwijst in dit kader naar de overwegingen in het tussen Expice en [gedaagde 1] gewezen vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 8 november 2019, r.o. 4.10 (zie hiervoor onder 2.11). Daarnaast stelt ATV dat [gedaagde 1] c.s. wanprestatie heeft gepleegd omdat het door haar gerealiseerde FO niet werkbaar blijkt te zijn en leidt tot klachten bij afnemers/gebruikers. Volgens ATV weigert [gedaagde 1] c.s. ten onrechte [gedaagde 1] c.s. het ontwerp aan te passen binnen de afgesproken condities en is zij slechts bereid tot herstel tegen vergoeding van de meerkosten. Ook weigert [gedaagde 1] c.s. afgifte van broncodes en samenhangende data te verstrekken waardoor herstel door ATV zelf wordt bemoeilijkt. Ook daardoor lijdt ATV schade. [gedaagde 1] c.s. doet in dit kader ten onrechte een beroep op auteursrechten ten aanzien van de PT-6. Tenslotte levert het handelen van [gedaagde 1] c.s. tevens onrechtmatig handelen op van [gedaagde 1] c.s., hetgeen bovendien leidt tot bestuurdersaansprakelijkheid van [gedaagde 2] . [gedaagde 2] is als enig aandeelhouder en bestuurder degene die feitelijk onrechtmatig handelt, daarbij gebruikmakend van de rechtspersoonlijkheidsconstructie, zodat [gedaagde 2] op grond van vereenzelviging met [gedaagde 1] aansprakelijk is voor de schade die ATV lijdt en heeft geleden. ATV heeft bij brief van 20 november 2020 de overeenkomst met [gedaagde 1] c.s. buitengerechtelijk ontbonden en haar prestatieverplichting omgezet in een verplichting tot schadevergoeding, aldus nog steeds ATV.
4.2.
De rechtbank volgt ATV niet in haar stelling dat [gedaagde 1] de schade die voortvloeit uit de beëindiging van de samenwerking dient te vergoeden, en evenmin dat dit zou volgen uit het vonnis van de voorzieningenrechter van 8 november 2019 in het kort geding tussen Expice en [gedaagde 1] c.s.. In bedoelde uitspraak heeft de voorzieningenrechter overwogen dat de rechtmatigheid van de opzegging door [gedaagde 1] c.s., wegens het niet voldoen aan haar sommatie van 14 februari 2019 (zie onder 2.7) in een bodemprocedure (jegens Expice) ter discussie zou kunnen worden gesteld. De rechtbank stelt vast dat dit niet is gebeurd zodat schadeplichtigheid van [gedaagde 1] c.s. op basis daarvan niet kan worden aangenomen. Bovendien zou in dat geval sprake zijn van een schadeplichtigheid van [gedaagde 1] c.s. jegens Expice, en dus niet jegens ATV zoals ATV ten onrechte meent. Daarnaast heeft te gelden dat – zoals ook de voorzieningenrechter in het vonnis van 8 november 2019 heeft overwogen – Expice dan op haar beurt schadeplichtig zou kunnen worden gehouden jegens ATV, omdat Expice heeft ingestemd met de beëindiging van de overeenkomst met [gedaagde 1] c.s. Die vraag is evenwel in onderhavige procedure niet aan de orde en Expice is bij deze procedure ook geen partij.
4.3.
Ten aanzien van de stelling van ATV dat [gedaagde 1] c.s. toerekenbaar tekort schiet in de nakoming van haar verplichtingen jegens ATV overweegt de rechtbank, net als de voorzieningenrechter in het kort geding vonnis van 30 maart 2021, dat het er voor moet worden gehouden dat de overeenkomst tussen Expice en [gedaagde 1] met wederzijds goedvinden is beëindigd. Ook in onderhavige procedure heeft ATV niet onderbouwd waarom hierover anders zou moeten worden geoordeeld. Van een overeenkomst tussen ATV en [gedaagde 1] c.s. is de rechtbank niet gebleken. Dat zou moeten worden geoordeeld sprake te zijn van een overeenkomst tussen ATV en [gedaagde 1] c.s. omdat Expice in het kader van de overeenkomst (van 4 april 2013) tussen Expice en [gedaagde 1] c.s. optrad als vertegenwoordiger van ATV en Expice er door de opzegging tussenuit is gevallen, volgt de rechtbank niet. De rechtbank overweegt in dit kader dat ter zitting door ATV niet is betwist dat zij destijds contractueel slechts met één partij van doen wenste te hebben, te weten met Expice.
4.4.
Het kan weliswaar zo zijn dat verschillende overeenkomsten tussen verschillende partijen een zodanige mate van samenhang vertonen dat, in afwijking van het beginsel van contractuele relativiteit, gebeurtenissen in de ene contractuele rechtsverhouding ook gevolgen hebben voor een of meer van de andere samenhangende overeenkomsten, maar ATV heeft volstrekt onvoldoende gesteld om dat in onderhavige geval te kunnen aannemen.
4.5.
Voor zover de vordering van ATV derhalve berust op het toerekenbaar tekortschieten van [gedaagde 1] c.s. in de nakoming van de overeenkomst van 4 april 2013, ligt die vordering voor afwijzing gereed en kan dit handelen ook geen onrechtmatige daad opleveren, laat staan leiden tot bestuurdersaansprakelijkheid van [gedaagde 2] .
4.6.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vorderingen van ATV in conventie zullen worden afgewezen. ATV zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde 1] c.s. worden tot op heden begroot op:
griffierecht € 667,00
advocaatkosten € 1.126,00
totaal € 1.793,00.
in reconventie
4.7.
[gedaagde 1] c.s. legt aan haar reconventionele vordering ten grondslag, dat ATV haar met haar ongefundeerde Kort Geding op hoge kosten heeft gejaagd en daarmee voortgaat in dit geding en in het appel tegen het Kort Geding vonnis. Voor die kosten houdt [gedaagde 1] c.s. ATV aansprakelijk. [gedaagde 1] c.s. meent dat buitengewone omstandigheden aanwezig zijn die maken dat een plicht tot vergoeding door ATV van de volledige kosten van [gedaagde 1] c.s. aanwezig is. ATV maakt en maakte misbruik van procesrecht en pleegt onrechtmatige daad jegens [gedaagde 1] c.s., nu haar vordering in het Kort Geding en in deze procedure evident ongegrond was / is. ATV baseert haar vorderingen in het Kort Geding en in onderhavige procedure immers op feiten en omstandigheden waarvan ATV de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen en op stellingen waarvan ATV op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden.
4.8.
Het procesrecht voorziet in de bevoegdheid geschillen ter beslechting aan de rechter voor te leggen. Gelet op het recht op toegang tot de rechter, dat besloten ligt in het in artikel 6 Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM) verankerde recht op een eerlijk proces, past terughoudendheid bij het aannemen van misbruik van procesrecht door het aanspannen van een procedure. Van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door een procedure te voeren is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan pas sprake zijn als een eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden (Hoge Raad 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA3516 en Hoge Raad 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828).
4.9.
Dat de vordering van ATV in het eerdere Kort Geding waarin zij [gedaagde 1] c.s. heeft betrokken is afgewezen, brengt niet zonder meer mee dat zij haar bevoegdheid heeft misbruikt. De hoge drempel om te kunnen oordelen dat sprake is van misbruik van procesrecht door ATV kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden genomen met verwijzing naar het gegeven dat ATV haar vordering in die Kort Geding procedure in eerste aanleg onvoldoende heeft onderbouwd waardoor deze is afgewezen. Het staat haar bovendien vrij om van die uitspraak in hoger beroep te komen en het oordeel van het gerechtshof wordt thans nog afgewacht. Dat ATV haar vordering van in deze procedure eveneens niet voldoende aannemelijk heeft weten te maken, levert ook geen misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen op in de hiervoor bedoelde zin. De conclusie uitgaande van het voorgaande is dat de vordering van [gedaagde 1] c.s. zal worden afgewezen.
4.10.
[gedaagde 1] c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ATV worden tot op heden begroot op € 1.114,- aan advocaatkosten (1 punt x tarief IV).

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt ATV in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde 1] c.s. begroot op
€ 1.793,00,
in reconventie
5.3.
wijst de vordering af,
5.4.
veroordeelt [gedaagde 1] c.s. in de proceskosten aan de zijde van ATV begroot op
€ 1.114,00,
in conventie en in reconventie
5.5.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de daarin opgenomen proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.S. Röell en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2022. [1]

Voetnoten

1.Conc.: 1289