ECLI:NL:RBNHO:2022:3328

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 april 2022
Publicatiedatum
15 april 2022
Zaaknummer
22-1567
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Procedure over vergunning voor evenement Oranje Koningsdag 2022 in Alkmaar

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 8 april 2022 uitspraak gedaan in een procedure over de vergunning voor het evenement Oranje Koningsdag 2022 in Alkmaar. Verzoekster, een B.V., had op 15 december 2021 een aanvraag ingediend voor een evenementenvergunning, maar deze werd door de burgemeester van de gemeente Alkmaar op 22 maart 2022 buiten behandeling gesteld. Verzoekster maakte bezwaar tegen dit besluit en vroeg om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester niet meer bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen, omdat de beslistermijn van acht weken al was verstreken. De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester de aanvraag al inhoudelijk had beoordeeld en dat het besluit om de aanvraag buiten behandeling te stellen in feite een inhoudelijke afwijzing was. De voorzieningenrechter droeg de burgemeester op om zo spoedig mogelijk op het bezwaar van verzoekster te beslissen en kende verzoekster een vergoeding toe voor het betaalde griffierecht en de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de noodzaak om aanvragen binnen de wettelijke termijnen te behandelen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/1567

uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 april 2022 in de zaak tussen

[verzoekster] B.V., uit [woonplaats], verzoekster

(gemachtigde: mr. A.A. Westers),
en

de burgemeester van de gemeente Alkmaar, verweerder

(gemachtigde: mr. D. Kempenaar).

Procesverloop

In het besluit van 22 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster van 15 december 2021 voor het evenement Oranje Koningsdag 2022 buiten behandeling gesteld.
Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 7 april 2022 op zitting behandeld. Voor verzoekster is [naam 1] verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 2] en zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.1.
Op 15 december 2021 heeft verzoekster vergunning gevraagd voor het evenement Oranje Koningsdag 2022, op het terrein P8 en P9 van het AFAS stadion in Alkmaar.
2.2.
Toen duidelijk werd dat de coronamaatregelen werden afgeschaald, is in de week van 22 februari 2022 vanuit verweerder telefonisch contact opgenomen met alle organisatoren van een Koningsdagevenement. Aangegeven is dat alle aanvragen uiterlijk op 2 maart 2022 volledig moeten zijn aangeleverd, omdat op 7 maart 2022 een multidisciplinair overleg gepland stond waar de aanvragen besproken zouden worden.
2.3.
Bij e-mail van 25 februari 2022 heeft verzoekster de aanvraag gewijzigd. Verzoekster schrijft daarin dat zij Koningsnacht erbij wil betrekken voor 5.000 bezoekers, het terrein wil vergroten naar 3 stages en dat zij een minder uitgebreid buspakket wil. In diezelfde mail heeft zij gevraagd of verweerder ermee instemt dat zij de stukken op
4 maart 2022 aanlevert.
2.4.
Op 7 maart 2022 heeft verzoekster aanvullende stukken aangeleverd. Haar aanvraag is niet besproken in het multidisciplinaire overleg van die dag. Besloten is om de aanvraag van verzoekster in een overleg op 14 maart 2022 te bespreken. Verweerder heeft bij brief van 10 maart 2022 verzoekster gevraagd om uiterlijk 14 maart 2022 aanvullende informatie aan te leveren.
2.5.
Verzoekster heeft op 13 maart 2022 aanvullende stukken aangeleverd. Op 15 maart 2022 heeft verweerder verzoekster op de hoogte gebracht van het voornemen om de aanvraag buiten behandeling te stellen, omdat de aangeleverde gegevens onvoldoende zijn om de aanvraag in behandeling te kunnen nemen. Verweerder heeft verzoekster daarbij in de gelegenheid gesteld om uiterlijk op 17 maart 2022 aanvullende gegevens aan te leveren.
2.6.
In het bestreden besluit schrijft verweerder dat de aanvraag nog steeds niet volledig is, omdat uit de aangeleverde gegevens onvoldoende naar voren komt op welke manier de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en milieu tijdens het evenement worden gewaarborgd. Ter onderbouwing van dit standpunt schrijft verweerder dat
a. a) het medisch plan niet aangeeft hoe de hulpverleners de zorg aanpakken, niet duidelijk maakt of er evenementenhulpverleners worden ingezet en wat het hulpverleningsniveau is;
b) in het veiligheidsplan en/of beveiligingsplan niet wordt omschreven op welke manier het geschatte aantal van 6.500 bezoekers wordt begeleid naar het evenemententerrein;
c) in het mobiliteitsplan staat dat uitgegaan wordt van ervaringen van vorige Koningsdagevenementen op dit terrein, maar dat de geformuleerde uitgangspunten afwijken af niet onderbouwd of te herleiden zijn naar eerdere georganiseerde edities van [#];
d) het calamiteitenplan onvoldoende is uitgewerkt;
e) het veiligheidsplan niet volledig is en dat
f) het beveiligingsplan niet volledig is, waarbij de samenhang met het mobiliteitsplan en veiligheidsplan ontbreekt.
2.7.
Verzoekster heeft bezwaar gemaakt en een voorlopige voorziening gevraagd.
Standpunten van partijen
3.1.
Verzoekster vraagt in de voorlopige voorziening om schorsing van het besluit tot buiten behandeling stelling van de aanvraag. Op de zitting heeft verzoekster dit verzoek geconcretiseerd. Zij heeft verzocht om te bepalen dat verweerder zo snel mogelijk alsnog de aanvraag in behandeling moet nemen.
3.2.
Samengevat legt verzoekster het volgende aan haar verzoek ten grondslag. Het evenement zal plaatsvinden op 26 en 27 april 2022. Verweerder heeft de aanvraag in een heel laat stadium buiten behandeling gesteld. Hierdoor dreigen onomkeerbare gevolgen voor het evenement en voor verzoekster. Zij heeft daarom een spoedeisend belang. Verzoekster heeft op tijd de relevante en noodzakelijke gegevens voor de evenementenvergunning ingediend. In het medisch plan en het veiligheidsplan staat uitgebreid beschreven welke personen en middelen voor het evenement worden ingezet. In het mobiliteitsplan staan ook alle relevante aspecten bespreken. Het calamiteitenplan is ook ten aanzien van alle aspecten volledig. Het buiten behandeling stellen is onterecht. De besluitvorming is ook onzorgvuldig. Om onbegrijpelijke redenen heeft verweerder overleg afgehouden. Dit terwijl in de gangbare praktijk voor de relevante veiligheids-, calamiteit- en mobiliteitsaspecten overleg plaatsvindt.
4. Verweerder betoogt – verkort weergegeven – het volgende. De benodigde stukken zijn steeds te laat en onvolledig aangeleverd. De planvorming lijkt onvoldoende doordacht, aanpassingen zijn niet consequent doorgevoerd en aannames lijken niet te kloppen. De kwaliteit van de aangeleverde stukken was onvoldoende om op tijd een besluit op de aanvraag te kunnen nemen. De tijd voor een kwalitatieve voorbereiding en afstemming met alle betrokken partners werd te kort. Verweerder vraagt zich af of op 26 en 27 april 2022 een veilig evenement kan worden georganiseerd op terrein P8/P9 van het AFAS stadion in Alkmaar. Op basis van de ingediende stukken concludeert verweerder dat dit niet het geval is. Daarom is de aanvraag buiten behandeling gesteld.
Oordeel van de voorzieningenrechter
5.1.
De vraag die de voorzieningenrechter moet beantwoorden, is of verweerder de aanvraag van 15 december 2022 buiten behandeling heeft kunnen stellen. De grondslag voor het buiten behandeling stellen van een aanvraag is artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Uit die bepaling volgt onder meer dat verweerder bevoegd is de aanvraag buiten behandeling te stellen als de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking [1] .
5.2.
Ter zitting heeft verzoekster gesteld dat verweerder niet meer bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen, omdat de beslistermijn al was verstreken. Dit betoog slaagt. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn in dit geval 8 weken bedraagt [2] . Niet gebleken is dat verweerder de beslistermijn heeft verlengd. De aanvraag van verzoekster dateert van 15 december 2022 en het bestreden besluit is van 22 maart 2022. De voorzieningenrechter constateert dat verweerder dit besluit heeft genomen ruim drie maanden nadat de aanvraag was ingediend. Dit betekent dat de beslistermijn al was verstreken, op het moment dat verweerder dit besluit nam.
Op de zitting heeft verweerder gewezen op de ‘Uitvoeringsregels Evenementen’, waaruit volgens verweerder volgt dat de termijn pas start op het moment dat de aanvraag volledig is. Dit betoog kan verweerder niet baten. Deze regel betekent in feite dat er geen termijn is voor het buiten behandeling stellen van een aanvraag die verweerder onvolledig acht. Dit is in strijd met de in artikel 4:13 van de Awb genoemde termijnen en het vereiste om binnen een termijn van 8 weken een mededeling op de voet van artikel 4:14, derde lid van de Awb te doen. Uit het dossier blijkt dat verweerder pas in de week van 22 februari 2022 heeft aangeven dat de aanvragen op 2 maart 2022 compleet moeten zijn en dat verweerder op 7 maart 2022 aan verzoekster gevraagd heeft om aanvullende gegevens aan te leveren. Omdat de aanvraag al was ingediend op 15 december 2022, was de beslistermijn in de week van 22 februari 2022 al verstreken.
Op grond van dit alles is vooralsnog aannemelijk dat verweerder op 22 maart 2022 niet meer bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen.
5.3.
De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat verweerder ook niet meer bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen, omdat verweerder de aanvraag al inhoudelijk had beoordeeld. Hiervoor is relevant dat verweerder zich op het standpunt stelt dat hij er geen vertrouwen in heeft dat de veiligheid van de bezoekers voldoende is gewaarborgd, wegens het ontbreken van samenhang tussen de verschillende plannen. Aannemelijk is dat verweerder alleen na inhoudelijke beoordeling van de stukken tot een dergelijk standpunt heeft kunnen komen. Ook uit de verschillende brieven van verweerder blijkt dat hij de aanvraag al inhoudelijk aan het beoordelen was. Ter illustratie wijst de voorzieningenrechter op de brief van 16 maart 2022, waarin verweerder schrijft dat de plannen niet uitvoerbaar zijn.
5.4.
In de voorlopige conclusie dat verweerder de aanvraag al inhoudelijk heeft beoordeeld en het standpunt van verweerder dat er op basis van de huidige plannen geen veilig evenement kan worden georganiseerd, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het bestreden besluit te beschouwen als een inhoudelijke afwijzing van de aanvraag.
Op de zitting is gebleken dat de behandeling van het bezwaar van verzoekster gepland staat voor 12 april 2022. Gelet op de korte periode tussen die datum en de beoogde datum van het evenement, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om verweerder op te dragen om zo spoedig mogelijk op het bezwaar van verzoekster te beslissen. In zoverre wordt de voorlopige voorziening toegewezen.
5.5.
Om onnodige vertraging te voorkomen, geeft de voorzieningenrechter partijen uitdrukkelijk mee om het bezwaar van verzoekster ook op te vatten als een bezwaar tegen de inhoudelijke afwijzing van haar aanvraag. Dit geeft hen de gelegenheid om inhoudelijk met elkaar te praten over de plannen van verzoekster. Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat daarmee nog niet is gezegd dat verzoekster er zonder meer van uit mag gaan dat verweerder alsnog de gevraagde vergunning zal kunnen verlenen. Verweerder heeft duidelijk aangegeven dat de plannen goed op elkaar aan moeten sluiten en dat dit wat hem betreft nog niet het geval is. Verzoekster kan in dat licht niet volstaan met het enkel verwijzen naar de stukken die zij tot nu toe heeft ingediend, omdat daaruit de gevraagde samenhang niet zonder meer kan worden afgeleid en verweerder daarnaast heeft gevraagd om meer informatie dan thans uit die stukken blijkt.
6.1.
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
6.2.
Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoekster een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2.0 punten op (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting). Die punten hebben een waarde van € 759,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.518,00.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- draagt verweerder op om zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is, te beslissen op het bezwaar van verzoekster;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365,- aan verzoekster te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.518,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P.E. Oomens, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.F. Vermeij, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 april 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 4:5, eerste lid aanhef en onder c van de Awb.
2.Dit staat in artikel 1.2 van de Algemene plaatselijke verordening van Alkmaar (Apv).