ECLI:NL:RBNHO:2022:3331

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
15 april 2022
Zaaknummer
C/15/323561 / JU RK 21-2367
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van gezins- en systeemgerichte hulpverlening

Op 15 februari 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling met drie maanden te verlengen, omdat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Sinds 2013 hebben zij geen contact meer met hun vader, wat heeft geleid tot een negatief beeld over hem. Eerdere hulpverlening is vroegtijdig beëindigd en de kinderrechter heeft onvoldoende vertrouwen in de ouders om de noodzakelijke hulpverlening in een vrijwillig kader te organiseren. De kinderrechter houdt het verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) deels aan om zicht te houden op de ontwikkeling van de kinderen en het hulpverleningstraject. De moeder wordt verondersteld mee te werken aan de uitvoering van de ondertoezichtstelling.

De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de minderjarigen, de ouders en vertegenwoordigers van de GI zijn gehoord. De GI heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling, omdat er zorgen zijn over de emotionele veiligheid van de kinderen en het gebrek aan contact met de vader. De moeder heeft aangegeven dat de kinderen geen hulp willen en dat zij niet kan verplichten om mee te werken aan een nieuw hulpverleningstraject. De vader steunt het verzoek van de GI, omdat hij vindt dat de ontwikkelingsbedreigingen niet zijn weggenomen.

De kinderrechter heeft geoordeeld dat de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling nog steeds zijn vervuld en dat het van groot belang is om de ontwikkeling van de kinderen te monitoren. De kinderrechter heeft de GI verzocht om uiterlijk op 2 mei 2022 te rapporteren over de voortgang van het hulpverleningstraject en de ontwikkeling van de kinderen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/323561 / JU RK 21-2367
Datum uitspraak: 15 februari 2022
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
De gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
wonende te Alkmaar, hierna te noemen: de GI,
betreffende
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. M.J. van der Vlis, kantoorhoudende te Haarlem,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. P. Klaver, kantoorhoudende te Alkmaar.

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 23 december 2021, ingekomen bij de griffie op 23 december 2021;
- het gezinsplan (geactualiseerd op 15 december 2021), ingekomen bij de griffie op 26 januari 2021;
- het e-mailbericht met bijlage van de zijde van de vader van 8 februari 2022;
- de brief met producties van de zijde van de moeder van 9 februari 2022;
- de bepaling jeugdhulp (art. 3.5 Jeugdwet) van 10 december 2021, ter zitting door de GI overgelegd;
- de pleitnota van de advocaat van de vader, ter zitting overgelegd.
1.2
Op 15 februari 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen en gehoord zijn:
- [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] , die apart voorafgaand aan de zitting zijn gehoord;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI.

2.De feiten

2.1
Het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] wonen bij de moeder.
2.3
Bij beschikking van 18 februari 2019 zijn [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 18 februari 2022.

3.Het verzoek en het standpunt van de GI

3.1
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] te verlengen met zes maanden.
3.2
De GI heeft aan dit verzoek ten grondslag gelegd dat vanwege de weerstand en het wantrouwen in het contact tussen de moeder en de GI, er de afgelopen jaren onvoldoende zicht is gekomen op de veiligheid, het welzijn en de voortgang van de kinderen en hun opvoedsituatie. De GI heeft zodoende lange tijd geen toegang gekregen tot de kinderen en de scholen van de kinderen. Ondertussen zijn er gedurende het verloop van de ondertoezichtstelling wel vragen en/of zorgen naar voren gekomen, bijvoorbeeld over de emotionele veiligheid van de kinderen, het gebrek aan contact en omgang tussen de vader en de kinderen en het mislukken van het exposuretraject dat na de diagnose ouderverstoting is ingezet. Verder waren er signalen van mogelijke stagnatie van de kinderen op school en ten slotte was er ook nog steeds sprake van samenwerkingsproblemen tussen de moeder en de GI.
Op dit moment zijn er nog steeds zorgen en vragen over de situatie van de kinderen en hun opvoedsituatie. Er is hier door de samenwerkingsproblemen onvoldoende zicht op gekomen en de ondertoezichtstelling kan derhalve nog niet worden afgesloten. Door de invoeging van een nieuwe jeugd- en gezinsbeschermer, [vertegenwoordiger van de GI] , is er een prille samenwerking tot stand gekomen, waarin de moeder zich meewerkend lijkt op te stellen en het vertrouwen uitspreekt in de nieuwe jeugd- en gezinsbeschermer. Sinds september 2021 heeft deze jeugd- en gezinsbeschermer van de GI een aantal gesprekken gevoerd met de moeder.
Gezien de complexiteit en de duur van deze casus, is het op dit moment nog niet mogelijk om deze casus over te dragen naar het vrijwillige kader en daarom meent de GI dat een verlenging van de ondertoezichtstelling nu nog noodzakelijk is. De GI wil deze periode gebruiken om de opvoed(situatie) van de kinderen beter in beeld te brengen, te onderzoeken of en in welke mate er sprake kan zijn van contactherstel tussen de kinderen en de vader en ten slotte of en in welke mate er nog een noodzaak is om hiervoor hulpverlening in te zetten.
3.3
Ter zitting heeft de GI aan het voorgaande toegevoegd dat de GI gezins- en systeemgerichte hulpverlening van [naam] wil inzetten als de ondertoezichtstelling wordt verlengd. Deze hulpverlening heeft als doel de eventuele onderliggende trauma’s en onderliggende angsten en weerstanden bij de kinderen weg te nemen. Dit vormt immers een belemmering in contact met hun vader en in hun ontwikkeling. De wens en het hoogst haalbare van deze hulpverlening is om het contact en de omgang tussen de kinderen en de vader te herstellen. De vraag is echter hoe realistisch deze wens is omdat de kinderen al acht jaar geen contact hebben met de vader, waardoor er scheefgroei is opgetreden. Het doel van deze hulpverlening is in ieder geval om door middel van begeleide gesprekken tussen de kinderen en de vader het negatieve vaderbeeld dat de kinderen van de vader hebben weg te nemen.
Volgens de GI is tijdens de huisbezoeken vanaf september 2021 wel degelijk gesproken over eventueel nog in te zetten hulpverlening. Het plan om gezins- en systeemgerichte hulpverlening van [naam] in te zetten is echter pas in december 2021 concreet geworden. Dat de GI dit voornemens is om dit hulpverleningstraject in te zetten staat ook in het gezinsplan. Verder is hier met de moeder in januari 2022 heel kort over gesproken en als de ondertoezichtstelling wordt verlengd, zal dit traject verder aan de moeder en de kinderen worden uitgelegd. Verder heeft de GI nog aangegeven zich zorgen te maken over het gedrag van [de minderjarige 1] op school. De GI weet niet waar dit gedrag vandaan komt en of het mogelijk externaliserend gedrag is door onderliggende problematiek. De GI wil hier zicht op krijgen, maar de GI heeft de kinderen nog niet zonder toezicht van de grootmoeder moederszijde en niet individueel gesproken. De moeder heeft daarover aangegeven dat de kinderen niet alleen met de jeugd- en gezinsbeschermer in gesprek willen en dat zij hen hiertoe niet gaat verplichten. De GI vindt dit niet acceptabel in een gedwongen kader. Verder heeft de GI nog aangegeven het belangrijk te vinden dat de voortgang getoetst wordt en de GI vindt het daarom wenselijk dat het verzoek voor drie maanden wordt toegewezen, onder aanhouding van het meer verzochte.

4.De standpunten van de belanghebbenden

4.1
[de minderjarige 1] is het niet eens met het verzoek van de GI. [de minderjarige 1] heeft verteld dat het goed met hem gaat en dat hij door wil met zijn leven en geen behoefte heeft om met een jeugd- en gezinsbeschermer of andere hulpverleners te praten.
4.2
[de minderjarige 2] is het ook niet eens met het verzoek van de GI. [de minderjarige 2] heeft aangegeven dat het hartstikke goed met haar gaat. Zij heeft geen hulp nodig en wil ook niet met een jeugd- en gezinsbeschermer praten, want dan komen er vervelende herinneringen naar boven en dat is niet fijn.
4.3
De moeder had van de GI begrepen dat verzocht zou worden om verlenging van de ondertoezichtstelling om toe te kunnen werken naar een afronding. De moeder is dan ook verbaasd dat er nu nieuwe hulpverlening wordt ingezet, terwijl dat niet met haar en de kinderen is overlegd. Volgens de moeder zijn er geen zorgen over de kinderen, zijn zij hulpverleningsmoe en staan zij niet open voor een nieuw hulpverleningstraject. Voor de moeder is het heel lastig om de kinderen daartoe te verplichten, gelet op hun leeftijd en hun sterke eigen mening en visie. De jeugd- en gezinsbeschermer kan alleen met de kinderen in gesprek en de moeder snapt niet waarom de GI stelt dat dit niet zou kunnen. De moeder heeft zich het afgelopen jaar ingezet voor een goede samenwerking met de GI en heeft altijd meegewerkt met de hulpverlening. Ook konden de kinderen altijd naar hun vader gaan als zij dat gewild hadden, zoals zijzelf ook bij de jeugd- en gezinsbeschermer hebben aangegeven.
Gelet op het voorgaande verzoekt de moeder primair om het verzoek van de GI af te wijzen. Subsidiair verzoekt de moeder de ondertoezichtstelling voor twee of drie maanden te verlengen, wellicht onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek, zodat getoetst kan worden of het hulpverleningstraject van [naam] passend is.
4.4
Door dan wel namens de vader is aangegeven dat hij het eens is met het verzoek van de GI. De ontwikkelingsbedreigingen zijn het afgelopen jaar niet weggenomen bij de kinderen en daarbij kunnen de omstandigheden dat het in te zetten hulpverleningstraject niet met de moeder is besproken en dat de kinderen hier niet aan willen meewerken, niet doorslaggevend zijn om de gedwongen hulpverlening te beëindigen. De moeder zegt steeds te zullen meewerken aan de hulpverlening maar feitelijk doet zij dat niet. Hierdoor zijn er gedurende de ondertoezichtstelling geen stappen gezet. De vader wil graag meewerken aan het hulpverleningstraject van [naam] , als laatste middel.

5.De beoordeling

5.1
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat nog steeds is voldaan aan het wettelijke criterium voor een ondertoezichtstelling, genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.
5.2
De kinderrechter neemt daarbij in overweging dat de kinderen sinds 2013 geen contact meer hebben met hun vader en [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] een zeer negatief beeld over hun vader hebben. Dit vormt een ernstige bedreiging in hun ontwikkeling, omdat het voor hun identiteitsontwikkeling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] van wezenlijk belang dat zij (enige vorm van) contact hebben met hun vader en zij zich een genuanceerd beeld van hem kunnen vormen. De noodzakelijke hulpverlening van [naam] hiervoor is voortijdig beëindigd. De GI is nu voornemens om gezins- en systeemgerichte hulpverlening van [naam] in te zetten. De kinderrechter acht het van groot belang dat zo snel mogelijk bezien wordt of [naam] iets kan betekenen voor de kinderen en of dit traject op een haalbare en veilige wijze kan plaatsvinden.
5.3
Gelet op de huidige verstoorde verstandhouding tussen de ouders heeft de kinderrechter er onvoldoende vertrouwen in dat de ouders deze hulpverlening in vrijwillig kader gaan organiseren. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling verlengen. Om zicht te houden op het verloop van de ondertoezichtstelling ziet de kinderrechter aanleiding om de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van drie maanden, te weten tot 18 mei 2022, onder aanhouding van het meer verzochte (artikel 1:260, eerste lid, BW). De kinderrechter verzoekt de GI om uiterlijk op 2 mei 2022 aan te geven of het resterende deel van het verzoek wordt gehandhaafd. In geval van handhaving van het verzoek dient de GI daarbij actuele informatie over te leggen over het verloop van het hulpverleningstraject van [naam] en over de ontwikkeling van de kinderen.
5.4
De kinderrechter overweegt in dat kader nog het belangrijk te vinden dat de GI haar werk kan doen en zicht kan krijgen op de ontwikkeling van de kinderen en hun opvoedsituatie. Hiervoor is nodig dat de jeugd- en gezinsbeschermer individuele gesprekken kan voeren met [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] . De kinderrechter acht het van belang en gaat ervan uit dat de moeder er alles aan doet om dit mogelijk te maken. Dit geldt ook voor het in te zetten hulpverleningstraject van [naam] . De moeder dient voor dit hupverleningstraject open te staan, het contact tussen [naam] en de kinderen te faciliteren en de kinderen op een positieve wijze te motiveren om aan dit traject deel te nemen.
5.5
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] waaraan in ieder geval gewerkt moet worden zijn derhalve:
  • dat de kinderen opgroeien met een zeer negatief vaderbeeld en onvoldoende ruimte en/of ondersteuning ontvangen om dit beeld bij te stellen;
  • dat de kinderen steeds meer afstand nemen van hun vader en de moeder daarin meegaat;
  • dat de geadviseerde hulpverlening in verband met de door [naam] vastgestelde ouderonthechting bij de kinderen nog niet van de grond is gekomen;
  • dat er onvoldoende zicht is op hoe het met de kinderen gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1
verlengt de ondertoezichtstelling van de minderjarigen:
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
voor de duur van drie maanden, tot 18 mei 2022;
6.2
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3
houdt de beslissing ten aanzien van het meer verzochte aan tot de
pro formadatum van
2 mei 2022en verzoekt de GI om
uiterlijk op vernoemde datumde benodigde informatie te verschaffen.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2022 door mr. M.M. van Weely, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. A. Kuip, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 9 maart 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.