ECLI:NL:RBNHO:2022:3343

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 april 2022
Publicatiedatum
15 april 2022
Zaaknummer
9121248 \ CV FORM 21-2133
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door staking grondafhandelaar

In deze zaak hebben de passagiers, afkomstig uit Bulgarije, een vervoersovereenkomst gesloten met Transavia Airlines C.V. voor een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Sofia op 23 september 2019. De vlucht is echter met meer dan drie uur vertraagd, waardoor de passagiers compensatie van € 1.600,00 hebben verzocht op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder, Transavia, heeft geweigerd deze compensatie te betalen en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een staking van de grondafhandelaar op de luchthaven te Verona.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagiers ontvankelijk zijn in hun vordering, ondanks het verweer van de vervoerder over de machtiging van ClaimCompass Ltd. De rechter oordeelde dat de passagiers zich door ClaimCompass Ltd. hebben laten vertegenwoordigen. Vervolgens heeft de kantonrechter de argumenten van de vervoerder over de buitengewone omstandigheden beoordeeld. De vervoerder kon echter niet voldoende bewijs leveren dat de vertraging uitsluitend het gevolg was van de staking, aangezien er geen vluchtrapporten waren overgelegd die de vertraging konden onderbouwen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagiers toegewezen en de vervoerder veroordeeld tot betaling van de gevraagde compensatie en de proceskosten. De kantonrechter heeft geen termijn voor betaling gesteld, en de proceskosten zijn voor rekening van de vervoerder. Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9121248 \ CV FORM 21-2133
Uitspraakdatum: 6 april 2022
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[passagier 1], wonende te [woonplaats] (Bulgarije)
[passagier 2], wonende te [woonplaats] (Bulgarije)
[passagier 3],
[passagier 4],
beiden wonende te [woonplaats] (Bulgarije)
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: ClaimCompass Ltd.
tegen
de commanditaire vennootschap
Transavia Airlines C.V.
statutair gevestigd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Reevers

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 10 februari 2021;
  • het aangepaste formulier A, inkomen ter griffie op 24 juni 2021;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 25 augustus 2021.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Sofia (Bulgarije) op 23 september 2019 met vlucht HV5739, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is vertraagd uitgevoerd als gevolg waarvan de passagiers meer dan drie uur later dan oorspronkelijk zijn aangekomen op de overeengekomen eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder verzocht in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van € 1.600,00 en de proceskosten.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid. Daartoe heeft de vervoerder primair aangevoerd dat de passagiers niet-ontvankelijk zijn in hun vordering, omdat zij geen machtiging hebben overgelegd waaruit blijkt dat ClaimCompass Ltd. gemachtigd is namens de passagiers de vordering in te stellen. Subsidiair doet de vervoerder een beroep op (doorwerking van) buitengewone omstandigheden, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
In het verweerschrift heeft de vervoerder aangegeven een mondelinge behandeling te verlangen. Gelet op artikel 5 lid 1bis van de Verordening tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen nr. 861/2007 (EPGV-Verordening) zal de kantonrechter dit verzoek weigeren omdat hij, gezien de omstandigheden van de zaak, van oordeel is dat een eerlijke rechtspleging in deze zaak geen mondelinge behandeling vergt.
4.3.
De vervoerder voert primair aan dat de passagiers niet-ontvankelijk zijn in hun vordering, omdat zij geen machtiging hebben overgelegd waaruit blijkt dat ClaimCompass Ltd. gemachtigd is namens de passagiers de vordering in te stellen. De kantonrechter overweegt als volgt. Het vorderingsformulier is door ClaimCompass Ltd. ingediend. Bij de gegevens van de passagiers hebben de passagiers aangegeven dat ClaimCompass Ltd. hen vertegenwoordigt. De passagiers hebben zelf het A-formulier ondertekend. Hiermee is naar het oordeel van de kantonrechter vast komen te staan dat de passagiers zich door ClaimCompass Ltd. willen laten vertegenwoordigen in onderhavige procedure. Het verweer ten aanzien van de niet-ontvankelijkheid van de passagiers slaagt daarom niet, zodat het verzoek hierna inhoudelijk zal worden beoordeeld.
4.4.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van méér dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming te Sofia . Op grond van de Verordening is de vervoerder in beginsel gehouden de passagiers hiervoor te compenseren, tenzij de vervoerder ingevolge artikel 5 lid 3 van de Verordening kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden en dat de vertraging, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen had kunnen worden. Op grond van punt 14 van de Considerans van de Verordening kunnen dergelijke omstandigheden zich onder meer voordoen in geval van stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert.
4.5.
De vervoerder voert aan dat sprake is van een buitengewone omstandigheid als hiervoor bedoeld, te weten een wilde staking van de grondafhandelaar op de luchthaven te Verona, waardoor de voorgaande vlucht, vlucht HV5462 (Verona-Amsterdam) vertraagd is uitgevoerd. Volgens de vervoerder duurde de staking in totaal 24 uur en mocht er enkel tussen 16:00 uur UTC en 19:00 uur UTC niet gestaakt worden. Volgens de vervoerder heeft de vertraging van vlucht HV5462 doorgewerkt op onderhavige vlucht. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de vervoerder een ‘OCC Management Report’ overgelegd, waaruit blijkt dat de vlucht HV5462 is vertraagd ten gevolge van ‘unforeseen wild handling strike’. In verband met de staking zijn er restricties afgegeven door de luchtverkeersleiding, aldus de vervoerder. Vlucht HV5462 stond om 15:15 uur (lokale tijd) gepland te vertrekken. De luchtverkeersleiding heeft om 13:15 uur (lokale tijd), reeds twee uur vóór de geplande vertrektijd, de oorspronkelijke slot ingetrokken en een nieuw slot van 15:59 uur (lokale tijd) aan het toestel toegekend. Hierna heeft de luchtverkeersleiding de slot meerdere malen gewijzigd met als laatste slottijd 19:53 uur (lokale tijd). De vlucht is uiteindelijk om 19:38 uur (lokale tijd) vertrokken, aldus nog steeds de vervoerder. De vertragingscodes die bij de slotberichten worden vermeld zijn SE 82 en CE 81. Code SE 82 staat voor: “
ATC Staffing; Unplanned staff shortage reducing expected capacity; ATFM due to ATC STAFF/ EQUIPMENT ENROUTE.” Code CE 81 staat voor: ‘ATC Capacity; En Route; Demand exceeds or complexity reduces declared or expected ATC capacity. Airport: Demand exceeds declared or expected ATC capacity.” De vervoerder heeft hierbij aangevoerd dat de slotberichten horen bij vlucht HV5462, hetgeen blijkt uit de code TRA26Y. Vlucht HV5462 is om 21:23 uur (lokale tijd) te Amsterdam geland.
4.6.
Middels de slotberichten heeft de vervoerder voldoende aangetoond dat vlucht HV5462 onderworpen was aan restricties. De door de luchtverkeersleiding opgelegde slotrestricties vormen in beginsel een buitengewone omstandigheid. De vervoerder heeft echter geen vluchtrapport overgelegd van vlucht HV5462 waardoor niet is onderbouwd wanneer de voorgaande vlucht uiteindelijk is vertrokken en wanneer deze in Amsterdam is aangekomen. Dit blijkt niet uit productie 6 bij het verweerschrift, waarnaar de verweerder heeft verwezen, nu daarin geen vertrek- of aankomsttijden zijn vermeld. Derhalve kan niet worden vastgesteld wat de daadwerkelijke vertraging is geweest wegens de restricties. Van de vlucht in kwestie is evenmin een vluchtrapport overgelegd. Hierdoor valt niet na te gaan of de vertraging van deze vlucht is veroorzaakt door de vertraging van de voorgaande vlucht, of dat er wellicht (mede) een andere oorzaak aan deze vertraging ten grondslag lag. Daarbij komt dat volgens de vervoerder in het ‘OCC Management Report’ met betrekking tot de onderhavige vlucht is vermeld
“Due late arrival flight HV5462, and no spare capacity”,maar dat dit niet in het overgelegde OCC Management Report is terug te lezen. Het is aan de vervoerder om voldoende gegevens te verstrekken, opdat de kantonrechter een oordeel kan vormen, hetgeen de vervoerder heeft nagelaten. Het beroep van de vervoerder op (doorwerking van) buitengewone omstandigheden wordt dan ook verworpen. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de beantwoording van de vraag of de vervoerder voldoende redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen.
4.7.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal het verzoek tot betaling van de hoofdsom worden toegewezen. De vervoerder heeft tot slot nog aangevoerd dat hij niet binnen een zeer korte termijn de betaling kan verrichten. De vervoerder wenst dat aan hem een termijn van drie weken wordt gegund te rekenen vanaf de dag van betekening van het vonnis. De kantonrechter stelt geen termijn voor de betaling, zodat hieraan voorbij wordt gegaan.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat hij ongelijk krijgt.
4.9.
Op verzoek van de passagiers zal een certificaat als bedoeld in artikel 20 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen aan deze beschikking worden gehecht.
5. De beslissing
De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 1.600,00;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op € 240,00 aan griffierecht en € 187,00 aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open