ECLI:NL:RBNHO:2022:3348

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 april 2022
Publicatiedatum
15 april 2022
Zaaknummer
8014654 \ CV EXPL 19-13109
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van een vlucht en de beoordeling van buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 6 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft. De passagier had een vordering ingesteld wegens vertraging van zijn vlucht van Amsterdam naar Philadelphia via Frankfurt op 25 oktober 2017. De passagier miste zijn aansluitende vlucht door een vertraging van de eerste vlucht, die uiteindelijk 36 minuten later vertrok dan gepland. De passagier vorderde compensatie op grond van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slotrestricties opgelegd door de luchtverkeersleiding. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging deels het gevolg was van buitengewone omstandigheden en dat de passagier zijn aansluitende vlucht niet had kunnen halen, zelfs zonder deze omstandigheden. De vordering van de passagier werd afgewezen, en hij werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor luchtvaartmaatschappijen om aan te tonen dat zij alle redelijke maatregelen hebben getroffen om vertragingen te voorkomen, maar ook dat buitengewone omstandigheden een rol kunnen spelen in de beoordeling van compensatieclaims.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8014654 \ CV EXPL 19-13109
Uitspraakdatum: 6 april 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. I.G.B. Maertzdorff en mr. M.J.R. Hannink (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
statutair gevestigd te Keulen (Duitsland), mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. E.C. Douma (de Groot Douma Vosmeijer & Frantzen advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 24 april 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Frankfurt International Airport (Duitsland) naar Philadelphia International Airport (Verenigde Staten) op 25 oktober 2017.
2.2.
De passagier zou op 25 oktober 2017 om 11:15 uur (lokale tijd) vanuit Amsterdam-Schiphol Airport (Nederland) met vlucht LH989 vertrekken en om 12:20 uur (lokale tijd) aankomen op Frankfurt International Airport (Duitsland). Vanuit daar zou hij met vlucht LH426 om 13:10 uur (lokale tijd) verder vliegen naar Philadelphia International Airport (Verenigde Staten) om daar op 25 oktober 2017 om 16:00 (lokale tijd) aan te komen.
2.3.
Vlucht LH989 van Amsterdam-Schiphol Airport naar Frankfurt International Airport (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd. Door de vertraging heeft de passagier de aansluitende vlucht naar Philadelphia International Airport gemist. Als gevolg daarvan is de passagier omgeboekt naar een andere vlucht. De passagier is hierdoor zeven uur en 27 minuten later dan oorspronkelijk gepland aangekomen op de overeengekomen eindbestemming.
2.4.
EUclaim B.V. heeft namens de passagier compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 oktober 2017, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 dan wel € 108,90 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur dan oorspronkelijk gepland is aangekomen op de overeengekomen eindbestemming Philadelphia International Airport, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.3.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de passagier het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
5.4.
De vervoerder heeft in dit verband aangevoerd dat het toestel onderworpen was aan slotrestricties. Hierbij verwijst de vervoerder, onder meer, naar de ‘slot history’ van de vlucht (productie 2 bij conclusie van antwoord). Uit de ‘slot history’ volgt dat de vlucht om 09:15 uur UTC gepland stond om te vertrekken. Om 07:15 uur UTC, reeds twee uur vóór de geplande vertrektijd, trok de luchtverkeerleiding de oorspronkelijke ‘slot’ van 09:15 uur UTC in en kende aan het toestel een nieuwe ‘slot’ van 10:14 uur UTC toe. De slot werd hierna nog eenmaal door de luchtverkeersleiding gewijzigd wegens vertragingscode 81 (
ATFM due to ATC en-route demand/ capacity, standard demand/ capacity problems). Uiteindelijk is de vlucht met een vertrekvertraging van 36 minuten uitgevoerd. De bemanning moest gevolg geven aan de besluiten van de luchtverkeersleiding, aldus de vervoerder. Anders dan de passagier is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder voldoende heeft onderbouwd dat vlucht in kwestie onderworpen was aan restricties. De vertraging die is ontstaan door de opgelegde restricties kan naar het oordeel van de kantonrechter als een buitengewone omstandigheid worden aangemerkt. De vervoerder had immers niet de mogelijkheid om eerder te vertrekken doordat de luchtverkeersleiding een gewijzigde vertrektijd aan het toestel heeft toegekend. Een luchtvaartmaatschappij is altijd verplicht om een (nieuw) slot op te volgen en is niet inherent aan de normale uitoefening van de activiteit van de luchtvaartmaatschappij. Niet is gebleken dat de vervoerder zelf om een nieuw slot heeft verzocht. In het vluchtrapport wordt naast vertragingscode 81 vertragingscode 93 genoemd als gevolg waarvan de vlucht met een vertrekvertraging van vier minuten is uitgevoerd. De verlate aankomst van vier minuten van vlucht LH992 heeft geen enkele doorslaggevende betekenis, aldus de vervoerder. De vervoerder doet ten aanzien van vertragingscode 93 geen beroep op buitengewone omstandigheden, zodat dit ook geen buitengewone omstandigheid kan opleveren.
5.5.
De kantonrechter kan de stelling van de passagier dat de slot van de luchtverkeersleiding voor een vertrekvertraging van 11 minuten heeft gezorgd niet volgen. Door de overgelegde producties is immers vast komen te staan dat de vlucht wegens vertragingscode 81 met een vertrekvertraging van 36 minuten is uitgevoerd. Dat de voorafgaande vlucht met 19 minuten vertraagd zou zijn uitgevoerd, hetgeen overigens niet door de passagier wordt onderbouwd, doet daar niets aan af. In het vluchtrapport van onderhavige vlucht wordt bij vertragingscode 93 een vertrekvertraging van vier minuten genoemd. Dit betekent dat een deel van de vertraging van de voorgaande vlucht is ingehaald. Resumerend kan de vertrekvertraging van 36 minuten wegens vertragingscode 81 aangemerkt worden als een buitengewone omstandigheid.
5.6.
Nu de vertraging van de onderhavige vlucht deels door buitengewone omstandigheden en deels door andere omstandigheden is veroorzaakt, dient te worden vastgesteld of de passagier zijn aansluitende vlucht zou hebben gehaald zonder de buitengewone omstandigheid. De passagier is om 12:50 uur (lokale tijd) aangekomen te Frankfurt. De aansluitende vlucht van de passagier naar Philadelphia International Airport stond om 13:10 uur (lokale tijd) gepland te vertrekken. Zonder de buitengewone omstandigheid van 36 minuten zou de vlucht om 12:14 uur (lokale tijd) te Frankfurt zijn gearriveerd. De minimale overstaptijd in Frankfurt bedraagt 45 minuten. Indien er geen buitengewone omstandigheid was opgetreden, dan zou de passagier zijn aansluitende vlucht hebben gehaald. Hieruit volgt dan ook dat de uiteindelijke vertraging van de passagier op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
5.7.
De passagier stelt dat de opgelegde restricties niet hebben geleid tot een langdurige vertraging, maar deze stelling kan hem niet baten nu de vertraging op de eindbestemming leidend is. De uiteindelijke vertraging van de passagier op de eindbestemming bedroeg meer dan drie uur. Deze vertraging is het directe gevolg geweest van de vertraagde uitvoering van de vlucht en daarmee ook het gevolg van buitengewone omstandigheden. De passagier heeft immers hierdoor de aansluitende vlucht naar de eindbestemming Philadelphia International Airport gemist. Gelet op het voorgaande kan de vertraging van de vlucht als langdurig worden aangemerkt.
5.8.
De volgende vraag die voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen dan wel te beperken. De vervoerder heeft hierbij aangevoerd dat tussen de aansluitende vluchten een overstaptijd van 50 minuten was ingepland. De minimale overstaptijd te Frankfurt International Airport bedraagt 45 minuten. De vervoerder heeft dan ook onvoldoende buffer aangehouden om eventuele vertragingen op te vangen, aangezien een buffer van 20 minuten redelijk wordt geacht. Dit neemt niet weg dat de passagier te Frankfurt een dusdanige vertraging had en dat hij, ook al zou de vervoerder voldoende reservetijd in acht hebben genomen, de aansluitende vlucht niet meer had kunnen halen. De vervoerder heeft de passagier omgeboekt naar de eerst beschikbare alternatieve vluchten. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vordering van de passagier tot betaling van compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening wegens vertraging van de vlucht zal dan ook worden afgewezen.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagier, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagier tot betaling van € 62,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,
indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter