ECLI:NL:RBNHO:2022:3353

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 april 2022
Publicatiedatum
15 april 2022
Zaaknummer
9107999 \ CV EXPL 21-1976
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft Flightright GmbH, een rechtspersoon naar buitenlands recht, een vordering ingesteld tegen Turk Havayollari A.O., ook bekend als Turkish Airlines, wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De passagier, die een vervoersovereenkomst had met de vervoerder, arriveerde meer dan drie uur later dan gepland op haar eindbestemming, wat aanleiding gaf tot de vordering van Flightright voor een compensatie van € 600,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.

De vervoerder betwistte de vordering en deed een beroep op buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden die de vertraging zouden hebben veroorzaakt. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De vervoerder had niet aangetoond dat zij alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen, en de stellingen van Flightright werden niet voldoende weersproken.

Uiteindelijk oordeelde de kantonrechter dat de vordering van Flightright tot betaling van de compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening toewijsbaar was. De kantonrechter veroordeelde de vervoerder tot betaling van € 600,00 aan Flightright, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten werden ook aan de vervoerder opgelegd. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat Flightright niet had aangetoond dat deze kosten verschuldigd waren volgens de geldende richtlijnen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9107999 \ CV EXPL 21-1976
Uitspraakdatum: 6 april 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Flightright GmbH
statutair gevestigd te Hamburg (Duitsland)
eiseres
hierna te noemen Flightright
gemachtigde mr. H. Yildiz (Weiss Legal B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Turk Havayollari A.O., tevens handelend onder de naam Turkish Airlines
statutair gevestigd te Ankara (Turkije), mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. Uzeyir Aslan

1.Het procesverloop

1.1.
Flightright heeft bij dagvaarding van 29 januari 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Flightright heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. Flightright heeft hierna nog een akte genomen.

2.De feiten

2.1.
[de passagier] (hierna: de passagier) heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Istanboel (Turkije) naar Mashhad (Iran) op 13 februari 2019.
2.2.
Vlucht TK888 van Istanboel naar Mashhad (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd. De passagier is meer dan drie uur later dan oorspronkelijk gepland op haar eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagier heeft haar vermeende vordering overgedragen aan Flightright.
2.4.
Flightright heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Flightright vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Flightright heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Flightright stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur dan oorspronkelijk gepland is aangekomen op de overeengekomen eindbestemming Mashadd, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.3.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de passagier het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
5.4.
De vervoerder heeft in dit verband aangevoerd dat de vlucht vertraagd is uitgevoerd wegens vertragingscodes 72R (weather conditions beyond operational limits) en 89Z (ATC capacity). Hierbij heeft de vervoerder aangevoerd dat tijdens de geplande aankomsttijd van de vlucht in kwestie op de luchthaven van Mashhad sprake was van slechte weersomstandigheden, te weten dichte mist. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de vervoerder het vluchtrapport overgelegd, alsmede het TAF-rapport. De vervoerder verwijst naar de volgende informatie uit het TAF-rapport: 1321/ 1405 0150 FG. Volgens de vervoerder staat 13 en 14 voor de dagen van de maand en 21 en 05 zijn de tijdstippen (21:00 uur tot volgende ochtend 05:00 uur UTC). Verder heeft de vervoerder aangegeven dat 0150 staat voor de zichtafstand in meters en FG staat voor mistvorming. Hierbij heeft de vervoerder aangevoerd dat voor het landen in Mashhad het cockpitpersoneel minimaal 750 meter zicht nodig heeft. De mistvorming was ruim onder het minimale vereiste zichtbereik, aldus de vervoerder. Flightright betwist dat sprake is geweest van buitengewone omstandigheden en heeft daartoe aangevoerd dat een rechtstreekse instructie van een daartoe geautoriseerde instantie ontbreekt. Voorts stelt Flightright zich op het standpunt dat de vervoerder een METAR-rapport had moeten overleggen in combinatie met een besluit van de luchtverkeersleiding. Een TAF blijft een voorspelling, aldus Flightright. Het staat volgens Flightright daarmee niet vast dat het weer ten tijde van de vlucht in kwestie slecht was. Voorts heeft Flightright aangevoerd dat het merendeel van de vliegtuigen ten tijde van het geplande vertrek van de vlucht wel doorgang hebben kunnen vinden. In ieder geval heeft de vervoerder niet gesteld dat het vliegveld gesloten was of andere vluchten niet op Mashhad konden landen, aldus nog steeds Flightright. Hieruit blijkt volgens Flightright dan ook dat de weersomstandigheden de uitvoering van de vlucht in kwestie niet hebben verhinderd. Het is dan ook volgens Flightright een operationele keuze van de vervoerder geweest om de vlucht vertraagd uit te voeren.
5.5.
De vervoerder heeft de stellingen van Flightright onvoldoende gemotiveerd weersproken, zodat hij geen geslaagd beroep kan doen op buitengewone omstandigheden. Bij conclusie van dupliek herhaalt de vervoerder dat wegens de voorspelde weersomstandigheden de vlucht vertraagd is uitgevoerd, maar gaat de vervoerder niet in op de stellingen van Flightright. Door de vervoerder is dan ook onvoldoende weersproken en onvoldoende onderbouwd dat de vlucht door de weersomstandigheden niet zou kunnen worden uitgevoerd. Tevens heeft de vervoerder geen slotberichten overgelegd waaruit ATC-slotrestricties blijken. Gelet op het voorgaande slaagt, in onderhavig geval, het beroep van de vervoerder op buitengewone omstandigheden niet. De kantonrechter komt dan niet toe aan de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te beperken. Het verzoek tot betaling van de compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening zal om die reden worden toegewezen.
5.6.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.7.
Flightright heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Flightright heeft onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan Flightright van € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van Flightright tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 109,71;
griffierecht € 507,00;
salaris gemachtigde € 248,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter