ECLI:NL:RBNHO:2022:3562

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 april 2022
Publicatiedatum
21 april 2022
Zaaknummer
8026491 \ CV EXPL 19-13382
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van een vlucht en de toepassing van buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 13 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft. De passagier had een vordering ingesteld wegens vertraging van zijn vlucht van Amsterdam naar Kiev via München op 11 september 2017. De passagier claimde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. De passagier arriveerde meer dan drie uur later dan gepland op zijn eindbestemming, wat hem recht zou geven op compensatie van € 400,00.

De luchtvaartmaatschappij betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk ATC-slotrestricties, die niet konden worden vermeden ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging was veroorzaakt door deze buitengewone omstandigheden en dat de passagier zijn aansluitende vlucht niet had kunnen halen door deze omstandigheden. De rechter concludeerde dat de vervoerder niet aansprakelijk was voor de compensatie, omdat hij aan zijn verplichtingen had voldaan en de vertraging niet aan zijn schuld te wijten was.

De vordering van de passagier werd afgewezen, en hij werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de toepassing van de Europese regelgeving omtrent luchtreizen en de voorwaarden waaronder luchtvaartmaatschappijen niet aansprakelijk zijn voor compensatie bij vertragingen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8026491 \ CV EXPL 19-13382
Uitspraakdatum: 13 april 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. I.G.B. Maertzdorff en mr. M.J.R. Hannink (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
statutair gevestigd te Keulen (Duitsland), mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. E.C. Douma (de Groot Douma Vosmeijer & Frantzen advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 30 april 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via München Franz Josef Strauss Airport (Duitsland) naar Kiev-Borispol Airport (Oekraïne) op 11 september 2017.
2.2.
De passagier zou om 16:55 uur (lokale tijd) vanuit Amsterdam-Schiphol Airport met vlucht LH2307 vertrekken en om 18:20 uur (lokale tijd) aankomen op München Franz Josef Strauss Airport. Vanuit daar zou hij met vlucht LH2546 om 19:10 uur (lokale tijd) verder vliegen naar Kiev-Borispol Airport om daar om 22:20 uur (lokale tijd) aan te komen.
2.3.
Vlucht LH2307 van Amsterdam-Schiphol Airport naar München Franz Josef Strauss Airport (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd als gevolg waarvan de passagier zijn aansluitende vlucht naar de eindbestemming heeft gemist. De passagier is omgeboekt naar alternatieve vluchten. De passagier is hierdoor drie uur en vier minuten later dan oorspronkelijk gepland aangekomen op de overeengekomen eindbestemming.
2.4.
EUclaim B.V. heeft namens de passagier compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf maandag 11 september 2017, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,75 dan wel € 72,60 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en doet een beroep op (doorwerking van) buitengewone omstandigheden, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur dan oorspronkelijk gepland is aangekomen op de overeengekomen eindbestemming Kiev-Borispol Airport, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.3.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de passagier het gevolg is geweest van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden.
5.4.
De vervoerder heeft in dit verband aangevoerd dat onderhavige vlucht onderdeel was van rotatievlucht München-Amsterdam-München (vluchten LH2306 en LH2307). Voornoemde vluchten hebben vertraging opgelopen als gevolg van, onder meer, ATC-slotrestricties, aldus de vervoerder. Ter onderbouwing van zijn verweer heeft de vervoerder de vluchtrapporten van vluchten LH2306 en LH2307 overgelegd, alsmede de ‘slot history’ van vlucht LH2306 (productie 2 tot en met 4 bij conclusie van antwoord). De vervoerder heeft hierbij aangevoerd dat uit de ‘slot history’ van vlucht LH2306 volgt dat de luchtverkeersleiding om 10:45 uur UTC, reeds twee uur vóór de schemavertrektijd, de slot van 12:45 UTC introk en deze verving door de slot van 13:17 uur UTC wegens vertragingscode 82 (door de luchtverkeersleiding opgelegde beperkingen). Vervolgens is de slot meerdere malen gewijzigd. Uiteindelijk kende de luchtverkeersleiding om 12:56 uur UTC de slot van 13:14 uur UTC toe. De vlucht is uiteindelijk met een aankomstvertraging van 35 minuten in Amsterdam aangekomen. De vertrekvertraging wordt volgens de vervoerder gemeten bij de gate. Die bedroeg 20 minuten. Vervolgens duurde het nog 16 minuten voordat de vlucht opsteeg. Het kan de vervoerder niet worden verweten dat de vertrekvertraging van 20 minuten resulteert in een aankomstvertraging van 35 minuten, aldus de vervoerder. Anders dan de passagier is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder voldoende heeft onderbouwd dat vlucht LH2306 onderworpen was aan restricties. De vertraging die is ontstaan door de opgelegde restricties kan naar het oordeel van de kantonrechter als een buitengewone omstandigheid worden aangemerkt. De vervoerder had immers niet de mogelijkheid om eerder te vertrekken doordat de luchtverkeersleiding een gewijzigde vertrektijd aan het toestel heeft toegekend. Een luchtvaartmaatschappij is altijd verplicht om een (nieuw) slot op te volgen. Niet is gebleken dat de vervoerder zelf om een nieuw slot heeft verzocht. De vervoerder heeft tevens voldoende onderbouwd waarom de vertraging is opgelopen tot 35 minuten. Het besluit van de luchtverkeersleiding, waardoor de vlucht met een aankomstvertraging van 35 minuten te Amsterdam is gearriveerd, is in het onderhavige geval dan ook aan te merken als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.5.
De vraag die vervolgens voorligt is of voornoemde buitengewone omstandigheid doorwerkt naar de vlucht in kwestie. Van doorwerking van buitengewone omstandigheden kan sprake zijn als de vertraging van de voorgaande vlucht(en) direct effect heeft gehad op de uitvoering van de betreffende vlucht. Tevens geldt dat besluiten van de luchtverkeersleiding kunnen doorwerken op latere vluchten, mits er een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen deze omstandigheid en de vertraging van de latere vlucht. Voldoende gebleken is dat de vertraging van vlucht LH2306 direct effect heeft gehad op de uitvoering van onderhavige vlucht. De vluchten waren immers onderdeel van rotatievlucht München-Amsterdam-München. Ook is gebleken dat de vervoerder tussen de twee rotatievluchten voldoende tijd had ingepland. De buitengewone omstandigheid die zich heeft voorgedaan tijdens de uitvoering van vlucht LH2306 werkt dan ook door naar onderhavige vlucht. De vertragingsduur wegens vertragingscode 93 bedraagt blijkens het vluchtrapport van de vlucht in kwestie 30 minuten. Hierbij heeft de vervoerder aangevoerd dat de rotatie vijf minuten sneller dan gepland is uitgevoerd. In deze stand van zaken wordt een vertrekvertraging van 30 minuten wegens vertragingscode 93 aangemerkt als een buitengewone omstandigheid. Naast vertragingscode 93 wordt in het vluchtrapport vertragingscode 89 genoemd als gevolg waarvan de vlucht met een vertrekvertraging van acht minuten is uitgevoerd. Deze code staat voor ‘
Restrictions at airport of departure with or without ATFM restrictions, including Air Traffic Services, start-up and pushback, airport and/or runway closed due to obstruction or weather, industrial action, staff shortage, political unrest, noise abatement, night curfew, special flights’. De passagier betwist dat dit een buitengewone omstandigheid vormt en hij stelt zich op het standpunt dat de vervoerder het originele besluit van de luchtverkeersleiding niet heeft overgelegd waardoor niet kan worden vastgesteld of het nieuwe slot door toedoen van de ververvoerder is opgelegd als gevolg waarvan de vertrektijd is opgeschoven. De vervoerder heeft de stelling van de passagier gemotiveerd weersproken, zodat de vertrekvertraging van acht minuten wegens vertragingscode 89 eveneens aangemerkt kan worden als een buitengewone omstandigheid. In het vluchtrapport staat dat de vlucht te München met een aankomstvertraging van 40 minuten is aangekomen. Gesteld noch gebleken is waarom de vertraging is opgelopen tot 40 minuten. Resumerend is een vertrekvertraging van 38 minuten wegens vertragingscodes 93 en 89 aan te merken als gevolg van buitengewone omstandigheden.
5.6.
Nu de vertraging van de onderhavige vlucht deels door buitengewone omstandigheden en deels door andere omstandigheden is veroorzaakt, dient te worden vastgesteld of de passagier zijn aansluitende vlucht zou hebben gehaald zonder de buitengewone omstandigheid. De passagier is om 19:00 uur (lokale tijd) aangekomen te München. De aansluitende vlucht van de passagier naar Kiev-Borispol Airport stond om 19:10 uur (lokale tijd) gepland te vertrekken. Zonder de buitengewone omstandigheid van 38 minuten zou de vlucht om 18:22 uur (lokale tijd) te München zijn gearriveerd. De minimale overstaptijd in München bedraagt 30 minuten. Indien er geen buitengewone omstandigheid was opgetreden, dan zou de passagier zijn aansluitende vlucht hebben gehaald. Hieruit volgt dan ook dat de uiteindelijke vertraging van de passagier op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
5.7.
De passagier stelt dat de opgelegde restricties niet hebben geleid tot een langdurige vertraging, maar deze stelling kan hem niet baten nu de vertraging op de eindbestemming leidend is. De uiteindelijke vertraging van de passagier op de eindbestemming bedroeg meer dan drie uur. Deze vertraging is het directe gevolg geweest van de vertraagde uitvoering van de vlucht en daarmee ook het gevolg van buitengewone omstandigheden. De passagier heeft immers hierdoor de aansluitende vlucht naar de eindbestemming Kiev-Borispol Airport gemist. Gelet op het voorgaande kan de vertraging van de vlucht als langdurig worden aangemerkt.
5.8.
De volgende vraag die voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen dan wel te beperken. De vervoerder heeft hierbij, onder meer, aangevoerd dat hij de passagier heeft omgeboekt naar de eerst beschikbare alternatieve vluchten. Voorts heeft de vervoerder aangevoerd dat tussen de aansluitende vluchten een overstaptijd van 50 minuten was gepland. De minimale overstaptijd te München bedraagt 30 minuten. Daarboven heeft de vervoerder een buffer van 20 minuten ingebouwd. De kantonrechter acht een buffer van 20 minuten noodzakelijk, hetgeen de vervoerder in acht heeft genomen. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vordering van de passagier tot betaling van compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening wegens vertraging van de vlucht zal dan ook worden afgewezen.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat deze ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 150,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter