In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 13 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Turkish Airlines. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Mumbai via Istanbul op 27 juli 2018. Door een vertraging van de eerste vlucht miste de passagier zijn aansluitende vlucht naar Mumbai, waardoor hij 24 uur later aankwam dan gepland. De passagier vorderde compensatie van € 600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat er sprake was van buitengewone omstandigheden die de vertraging veroorzaakten.
De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter stelde vast dat de passagier met meer dan 24 uur vertraging was aangekomen op de eindbestemming, wat de vervoerder in beginsel verplichtte tot compensatie. De kantonrechter wees de vordering van de passagier toe, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, en veroordeelde de vervoerder tot betaling van in totaal € 708,90, vermeerderd met proceskosten. De beslissing benadrukt de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen bij vertragingen en de noodzaak om adequate maatregelen te treffen om passagiers te compenseren.