ECLI:NL:RBNHO:2022:3567

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 april 2022
Publicatiedatum
21 april 2022
Zaaknummer
8826932 \ CV EXPL 20-8707
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door passagiers tegen vervoerder

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door EUclaim B.V., een vordering ingesteld tegen de vervoerder Turk Havayollari A.O. (Turkish Airlines) wegens vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Antalya op 4 augustus 2018. De passagiers vorderen compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij langdurige vertraging. De vervoerder heeft de vertraging betwist en een beroep gedaan op buitengewone omstandigheden, namelijk slotrestricties door de luchtverkeersleiding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder onvoldoende heeft aangetoond dat de vertraging het gevolg was van deze buitengewone omstandigheden. De passagiers hebben aangetoond dat de vertraging ook te maken had met de aankomst van de voorafgaande vlucht, waardoor de vervoerder niet kon bewijzen dat hij alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen. De kantonrechter heeft de vordering van de passagiers toegewezen, inclusief de wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8826932 \ CV EXPL 20-8707
Uitspraakdatum: 13 april 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] , wonende te [woonplaats]

2.
[passagier sub 2]
3.
[passagier sub 3]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. I.G.B. Maertzdorff (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Turk Havayollari A.O., tevens handelend onder de naam Turkish Airlines
statutair gevestigd te Ankara (Turkije), mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. Uzeyir Aslan

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 21 juli 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben hierna nog een akte genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Atatürk International Airport (Turkije) naar Antalya Airport (Turkije) op 4 augustus 2018.
2.2.
De passagiers zouden op 4 augustus 2018 om 19:15 uur (lokale tijd) vanuit Amsterdam-Schiphol Airport met vlucht TK1954 vertrekken en om 23:45 uur (lokale tijd) aankomen op Atatürk International Airport. Vanuit daar zouden zij met vlucht TK2428 op zondag 5 augustus 2018 om 01:00 uur (lokale tijd) verder vliegen naar Antalya Airport om daar om 02:15 uur (lokale tijd) aan te komen.
2.3.
Vlucht TK1954 van Amsterdam-Schiphol Airport naar Atatürk International Airport (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd als gevolg waarvan de passagiers hun aansluitende vlucht naar de eindbestemming hebben gemist. De passagiers zijn omgeboekt naar een andere vlucht en zijn hierdoor vier uur en 45 minuten later dan oorspronkelijk gepland aangekomen op de overeengekomen eindbestemming.
2.4.
EUclaim B.V. heeft namens de passagiers compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 augustus 2018, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 dan wel € 217,80 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur dan oorspronkelijk gepland zijn aangekomen op de overeengekomen eindbestemming Antalya Airport, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een vervoerder in het voorkomende geval aan te tonen dat hij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien hij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van zijn onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee hij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.3.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de passagiers het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
5.4.
De vervoerder heeft in dit verband aangevoerd dat de vlucht vertraagd is uitgevoerd wegens slotrestricties als gevolg van capaciteitsproblemen. De luchtverkeersleiding heeft om 17:15 uur (lokale tijd), reeds twee uur vóór de geplande vertrektijd, de oorspronkelijke slot van 19:15 uur (lokale tijd) ingetrokken en een nieuw slot van 19:48 uur (lokale tijd) aan het toestel toegekend. Hierna heeft de luchtverkeersleiding de slot meerdere malen gewijzigd. Uiteindelijk heeft de luchtverkeersleiding om 18:44 uur (lokale tijd) de slot van 20:01 uur (lokale tijd) aan het toestel toegekend. De vervoerder heeft hierbij aangevoerd dat bij de slotberichten vertragingscode 81 staat genoemd, hetgeen staat voor: “DUE TO EN-ROUTE DEMAND/ CAPACITY”, oftewel restricties en drukte op de route naar de bestemming. Door voornoemde restricties is de vlucht met een vertrekvertraging van 27 minuten uitgevoerd. Volgens de vervoerder vormen voornoemde restricties een buitengewone omstandigheid. De vervoerder dient immers de restricties van de luchtverkeersleiding op te volgen.
5.5.
De passagiers betwisten dat sprake is geweest van een buitengewone omstandigheid. Voorts betwisten de passagiers dat de vlucht in kwestie tijdig klaarstond voor vertrek. Daartoe hebben de passagiers aangevoerd dat de voorafgaande vlucht aan de vlucht in kwestie, die met hetzelfde toestel werd uitgevoerd, met 17 minuten vertraging is binnen gekomen op Schiphol. Daarbij was de omdraaitijd tussen de voorgaande vlucht en de vlucht in kwestie minimaal waardoor het toestel niet op tijd binnen dan wel gereed kon zijn om de vlucht in kwestie volgens schema uit te voeren, aldus de passagiers. Tevens hebben de passagiers aangegeven dat op basis van de 17 minuten vertraging van de voorafgaande vlucht de passagiers reeds hun aansluitende vlucht hadden gemist. Bovendien hebben de passagiers betoogd dat de vlucht zeven minuten eerder had mogen en kunnen vertrekken.
5.6.
De vervoerder heeft de stellingen van de passagiers onvoldoende gemotiveerd weersproken. Weliswaar is het in beginsel juist dat door de luchtverkeersleiding opgelegde slotrestricties een buitengewone omstandigheid kunnen vormen. In het vluchtrapport worden echter geen vertragingscodes genoemd. Hierdoor valt niet na te gaan of de vertraging van deze vlucht enkel is veroorzaakt door de vertraging wegens vertragingscode 81, of dat er wellicht (mede) een andere oorzaak aan deze vertraging ten grondslag lag zoals door de passagiers wordt gesteld. Met andere woorden is niet voldoende onderbouwd wat de vertragingsduur is geweest wegens code 81. Nu de vervoerder de stellingen van de passagiers onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken, kan de vervoerder geen geslaagd beroep doen op buitengewone omstandigheden. De kantonrechter komt niet toe aan de beantwoording van de vraag of de vervoerder voldoende redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen.
5.7.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht worden toegewezen
5.8.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.9.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de passagiers in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kunnen maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 1.381,50, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.200,00 vanaf 5 augustus 2018 en over € 181,50 vanaf 21 juli 2020 tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 100,89;
griffierecht € 236,00;
salaris gemachtigde € 374,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 93,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter