ECLI:NL:RBNHO:2022:3568

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 april 2022
Publicatiedatum
21 april 2022
Zaaknummer
9153862 \ CV FORM 21-2531
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en de beoordeling van buitengewone omstandigheden door de vervoerder

In deze zaak hebben twee passagiers een verzoek ingediend tegen de luchtvaartmaatschappij Finnair Oyj, omdat zij compensatie eisen voor een vertraging van hun vlucht van Shanghai naar Amsterdam op 28 augustus 2019. De passagiers arriveerden vijf uur en 40 minuten later dan gepland op hun eindbestemming, wat hen aanleiding gaf om compensatie te verzoeken op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder, Finnair, heeft geweigerd deze compensatie te betalen en deed een beroep op buitengewone omstandigheden, namelijk schade door blikseminslag aan het vliegtuig, die volgens hen de vertraging had veroorzaakt.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. Hoewel de vervoerder heeft aangegeven dat de vlucht AY87, die voorafging aan de vertraagde vlucht AY88, door blikseminslag was vertraagd, kon niet worden aangetoond dat deze vertraging direct effect had op de uitvoering van vlucht AY88. De vervoerder heeft geen vluchtrapport overgelegd dat de relatie tussen de vertragingen aantoont, en de kantonrechter oordeelde dat de vertraging van vlucht AY88 niet het gevolg was van de door de vervoerder aangevoerde buitengewone omstandigheden.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter geoordeeld dat de passagiers recht hebben op compensatie van € 1.200,00, en dat de proceskosten voor rekening van de vervoerder komen. De beslissing is genomen door kantonrechter mr. S.N. Schipper en is openbaar uitgesproken. Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9153862 \ CV FORM 21-2531
Uitspraakdatum: 13 april 2022
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier 1]2. [passagier 2]beiden wonende te [woonplaats]

verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: ClaimCompass Ltd.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Finnair Oyj
statutair gevestigd te Finland
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. T. Teke

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 7 april 2021;
  • het aangepaste formulier A, inkomen ter griffie op 9 augustus 2021;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 25 oktober 2021.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Shanghai (China) via Helsinki (Finland) naar Amsterdam op 28 augustus 2019.
2.2.
Vlucht AY88 van Shanghai naar Helsinki (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd als gevolg waarvan de passagiers hun aansluitende vlucht naar de eindbestemming hebben gemist. De passagiers zijn vervolgens omgeboekt naar alternatieve vluchten. De passagiers zijn vijf uur en 40 minuten later dan oorspronkelijk gepland aangekomen op de overeengekomen eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder verzocht in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van € 1.200,00 en de proceskosten.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van vijf uur en 40 minuten zijn aangekomen op de eindbestemming Amsterdam-Schiphol Airport, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een vervoerder in het voorkomende geval aan te tonen dat hij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen, de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behalve wanneer hij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van zijn onderneming had gebracht – en dat de buitengewone omstandigheden waarmee hij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht hebben geleid.
4.3.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden die hij niet had kunnen vermijden.
4.4.
De vervoerder heeft in dit verband aangevoerd dat de vlucht onderdeel was van rotatievlucht Helsinki-Shanghai-Helsinki (vluchten AY87 en AY88). Vlak voordat het toestel vlucht AY87 zou uitvoeren zijn er sporen van blikseminslag gevonden. Het toestel moest geïnspecteerd worden. Er werd vervolgens door de inspecteurs schade door blikseminslag aangetroffen. De reparatiehandelingen duurde langer dan verwacht waardoor de vervoerder een ander toestel heeft ingezet voor vlucht AY87 en voor de vlucht in kwestie. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft de vervoerder een technisch rapport met opschrift “
Lightning strike damages” overgelegd, alsmede verwijst de vervoerder naar de vertragingscodes in het vluchtrapport van vlucht AY87 (3.2.4 bij conclusie van antwoord).
4.5.
De kantonrechter overweegt dat blikseminslag en daaropvolgende inspectie onder bepaalde omstandigheden gekwalificeerd kunnen worden als een buitengewone omstandigheid. De vervoerder heeft met de door hem overgelegde producties voldoende aangetoond dat het toestel dat vlucht AY87 en de vlucht in kwestie zou uitvoeren aan een inspectie moest worden onderworpen ten gevolge van blikseminslag. De hierdoor ontstane vertraging levert naar het oordeel van de kantonrechter een buitengewone omstandigheid op. Er was immers sprake van een vliegveiligheidsprobleem dat niet inherent is aan de normale uitoefening van de activiteiten van de luchtvaatmaatschappij. Naast code 51 (blikseminslag) wordt in het vluchtrapport van vlucht AY87 code 85 genoemd als gevolg waarvan de vlucht met een vertrekvertraging van 10 minuten is uitgevoerd. Ten aanzien van deze code heeft de vervoerder onvoldoende onderbouwd dat deze vertraging is ontstaan als gevolg van buitengewone omstandigheden. Derhalve kan de vertraging van 10 minuten wegens code 85 geen buitengewone omstandigheid opleveren.
4.6.
De vraag die vervolgens voorligt is of voornoemde buitengewone omstandigheid doorwerkt naar de vlucht in kwestie. Van doorwerking van buitengewone omstandigheden kan sprake zijn als de vertraging van de voorgaande vlucht(en) direct effect heeft gehad op de uitvoering van de betreffende vlucht. De vervoerder heeft aangevoerd dat onderhavige vlucht onderdeel was van rotatievlucht Helsinki-Shanghai-Helsinki. Doordat vlucht AY87 vertraagd is uitgevoerd is onderhavige vlucht eveneens vertraagd uitgevoerd, aldus de vervoerder. De vervoerder heeft echter onvoldoende onderbouwd hoe de vertraging van de voorafgaande vlucht effect heeft gehad op de vlucht in kwestie. Door de vervoerder is geen vluchtrapport van de vlucht in kwestie overgelegd waaruit voornoemde zou blijken. Hierdoor valt niet na te gaan of de vertraging van deze vlucht enkel is veroorzaakt door de vertraging van de voorafgaande vlucht, of dat er wellicht (mede) een andere oorzaak aan de vertraging ten grondslag ligt. Het had op de weg van de vervoerder gelegen om dit te onderbouwen, nu hij een beroep doet op buitengewone omstandigheden. De vertraging van vlucht AY87 kan dan ook niet doorwerken op de vlucht in kwestie. De conclusie is dat het ervoor gehouden moet worden dat de vertraging van onderhavige vlucht niet het gevolg is van buitengewone omstandigheden.
4.7.
De vervoerder heeft aangeboden om bewijs van zijn stellingen te leveren door het in geding brengen van verdere stukken en het horen van personen. De vervoerder heeft dit echter niet voldoende gespecificeerd. Nu zijn bewijsaanbod naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende specifiek is, zal dit bewijsaanbod worden gepasseerd.
4.8.
Gelet op het voorgaande slaagt het beroep van de vervoerder op buitengewone omstandigheden niet. De kantonrechter komt dan niet toe aan de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. Het verzoek tot betaling van de compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening zal om die reden worden toegewezen.
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 1.200,00;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op € 240,00 aan griffierecht en € 124,00 aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open