ECLI:NL:RBNHO:2022:3570

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
21 april 2022
Zaaknummer
C/15/326569 / HA ZA 22-212
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis verstek in consumentenkredietzaak met onvoldoende gespecificeerde hoedanigheid van partijen

Op 4 mei 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, een tussenvonnis gewezen in de zaak tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid FRAPPAND HOLDING B.V. en een gedaagde die niet is verschenen. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. T.W. Jaburg, heeft een vordering ingesteld op basis van een kredietovereenkomst met de gedaagde, die vermoedelijk een consument is. De rechtbank constateert dat de eiseres in haar dagvaarding geen informatie heeft verstrekt over de hoedanigheid van zowel de eiseres als de gedaagde, wat essentieel is voor de beoordeling van de zaak.

De rechtbank wijst erop dat zonder nadere toelichting niet kan worden vastgesteld of de bepalingen van titel 2a van boek 7 BW inzake consumentenkrediet van toepassing zijn. Indien de overeenkomst als een consumentenkrediet wordt aangemerkt, is de kantonrechter exclusief bevoegd om van de zaak kennis te nemen, ongeacht de waarde van de vordering. De rechtbank heeft daarom meer informatie nodig over de hoedanigheid van de partijen om te kunnen beoordelen of zij bevoegd is om de zaak te behandelen.

De rechtbank heeft de zaak naar de rol verwezen voor een akte van de eiseres, waarin zij zich gemotiveerd moet uitlaten over de hoedanigheid van partijen en de vraag of er sprake is van een consumentenkredietovereenkomst. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan in afwachting van deze akte. De volgende zitting is gepland op 18 mei 2022, waar de eiseres haar standpunt verder kan toelichten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/326569 / HA ZA 22-212
Vonnis van 4 mei 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FRAPPAND HOLDING B.V.,
gevestigd te Monnickendam,
eiseres,
advocaat mr. T.W. Jaburg te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • het tegen gedaagde verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Gronden van de beslissing

2.1.
Eiseres legt een met gedaagde gesloten kredietovereenkomst, namelijk een geldleningsovereenkomst, aan haar vordering ten grondslag. Gedaagde is een consument, althans wordt vermoed een consument te zijn. Eiseres heeft in haar dagvaarding niets gesteld over haar hoedanigheid of de hoedanigheid van gedaagde.
2.2.
De rechtbank overweegt dat zonder nadere toelichting uit de (summiere) stellingen van eiseres niet kan worden opgemaakt of al dan niet de bepalingen van titel 2a van boek 7 BW inzake het consumentenkrediet (artikel 7:57 e.v. BW) van toepassing zijn. Indien sprake is van een consumentenkredietovereenkomst in de zin van artikel 7:57 BW, dan betreft de vordering een onderwerp dat op grond van artikel 93 aanhef en onder c Rv exclusief door de kantonrechter wordt behandeld, ongeacht het beloop of de waarde van de vordering.
2.3.
De rechtbank kan daarom op basis van de beschikbare stukken niet ambtshalve beoordelen of zij bevoegd is van de zaak kennis te nemen. Daarvoor heeft de rechtbank meer informatie nodig over de hoedanigheid van gedaagde en de hoedanigheid van eiseres. Doorslaggevend daarbij is of gedaagde aangemerkt moet worden als ‘consument’ en eiseres aangemerkt moet worden als ‘kredietgever’ in de zin van artikel 7:57 lid 1 BW.
2.4.
De rechtbank zal de zaak dan ook naar de rol verwijzen voor een akte aan de zijde van eiseres, zodat zij zich gemotiveerd kan uitlaten over de hoedanigheid van partijen in hiervoor bedoelde zin en de vraag of sprake is van een consumentenkredietovereenkomst in de zin van artikel 7:57 BW. Tevens zal eiseres in de akte uiteen moeten zetten wat dit betekent voor de bevoegdheid van de rechtbank.
2.5.
Iedere verdere beslissing wordt in afwachting van de door eiseres te nemen akte aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
18 mei 2022voor het nemen van een akte door eiseres over hetgeen is vermeld onder 2.4,
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 1685