Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de dagvaarding
- het tegen gedaagde verleende verstek.
2.Gronden van de beslissing
3.De beslissing
18 mei 2022voor het nemen van een akte door eiseres over hetgeen is vermeld onder 2.4,
Rechtbank Noord-Holland
Op 4 mei 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, een tussenvonnis gewezen in de zaak tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid FRAPPAND HOLDING B.V. en een gedaagde die niet is verschenen. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. T.W. Jaburg, heeft een vordering ingesteld op basis van een kredietovereenkomst met de gedaagde, die vermoedelijk een consument is. De rechtbank constateert dat de eiseres in haar dagvaarding geen informatie heeft verstrekt over de hoedanigheid van zowel de eiseres als de gedaagde, wat essentieel is voor de beoordeling van de zaak.
De rechtbank wijst erop dat zonder nadere toelichting niet kan worden vastgesteld of de bepalingen van titel 2a van boek 7 BW inzake consumentenkrediet van toepassing zijn. Indien de overeenkomst als een consumentenkrediet wordt aangemerkt, is de kantonrechter exclusief bevoegd om van de zaak kennis te nemen, ongeacht de waarde van de vordering. De rechtbank heeft daarom meer informatie nodig over de hoedanigheid van de partijen om te kunnen beoordelen of zij bevoegd is om de zaak te behandelen.
De rechtbank heeft de zaak naar de rol verwezen voor een akte van de eiseres, waarin zij zich gemotiveerd moet uitlaten over de hoedanigheid van partijen en de vraag of er sprake is van een consumentenkredietovereenkomst. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan in afwachting van deze akte. De volgende zitting is gepland op 18 mei 2022, waar de eiseres haar standpunt verder kan toelichten.