ECLI:NL:RBNHO:2022:3571

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
21 april 2022
Zaaknummer
9620701 CV EXPL 22-125
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van een lening en beroep op misbruik van omstandigheden en dwaling

In deze zaak heeft eiseres een vordering ingesteld tegen gedaagde tot terugbetaling van een lening van € 22.425,00, die zij in 2019 aan gedaagde heeft verstrekt. Eiseres stelt dat de overeenkomst van geldlening vernietigbaar is vanwege misbruik van omstandigheden en dwaling, aangezien zij ten tijde van het sluiten van de overeenkomst psychische klachten had. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat eiseres niet voldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd om haar standpunt te onderbouwen. De rechter heeft vastgesteld dat voor een geslaagd beroep op misbruik van omstandigheden aan drie vereisten moet zijn voldaan: bijzondere omstandigheden, misbruik en causaal verband. Eiseres heeft niet aangetoond dat gedaagde misbruik heeft gemaakt van haar situatie. Evenmin is er voldoende bewijs geleverd voor het beroep op dwaling. De kantonrechter heeft de vordering van eiseres afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 4 mei 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9620701 \ CV EXPL 22-125 CK
Uitspraakdatum: 4 mei 2022 (bij vervroeging)
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [woonplaats 1]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. P.P. Otte
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats 2]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. J. Fieret
de zaak in het kort.
[eiseres] heeft geld uitgeleend aan [gedaagde] . In mei 2019 hebben partijen daarover een overeenkomst op schrift gesteld. Afgesproken is dat de looptijd van de lening 30 jaar is en dat [gedaagde] geen rente betaalt aan [eiseres] . [eiseres] wil dat [gedaagde] de lening nu volledig terugbetaalt. Er is volgens [eiseres] sprake van misbruik van omstandigheden of dwaling. Toen de overeenkomst werd gesloten had zij namelijk psychische klachten. Voor een geslaagd beroep op een wilsgebrek zoals misbruik van omstandigheden of dwaling moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Daar is niet aan voldaan. [eiseres] heeft niet voldoende feiten en omstandigheden gesteld om haar standpunt te onderbouwen. Haar vorderingen worden daarom afgewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 28 december 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 11 april 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Partijen hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.
1.3.
Voorafgaand aan de zitting heeft [gedaagde] nog een stuk, productie 9, toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] heeft vanaf 2017 tot juni 2021 bij [gedaagde] gewoond.
2.2.
[eiseres] heeft op 10 januari 2019 € 15.000,00 aan [gedaagde] overgemaakt. Op 13 februari 2109 heeft zij € 10.000,00 aan [gedaagde] overgemaakt met de omschrijving
“lening succes”. Partijen hebben vervolgens met betrekking tot deze bedragen een overeenkomst van geldlening gesloten, ondertekend op 5 en 6 mei 2019. Volgens het handgeschreven stuk leent [gedaagde] van [eiseres] € 25.000,00. De lening wordt afgelost in 30 jaar, [gedaagde] betaalt geen rentevergoeding aan [eiseres] en de lening is niet tussentijds opeisbaar. Bij overlijden van een van partijen gaan de rechten over op erfgenamen, met dien verstande dat de erfgenamen van [eiseres] wel recht hebben op rentevergoeding.
2.3.
[eiseres] heeft in augustus 2021 [gedaagde] om aflossing van de lening gevraagd. Op 8 november 2021 heeft [eiseres] aan [gedaagde] bericht dat zij de overeenkomst van geldlening buitengerechtelijk vernietigt op grond van misbruik van omstandigheden dan wel dwaling.
2.4.
[gedaagde] heeft te kennen gegeven zich aan de overeenkomst te houden en niet tot vervroegde terugbetaling over te zullen gaan.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 22.425,00 in hoofdsom (stand 3 december 2021), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2019 en buitengerechtelijke incassokosten en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en nakosten.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat zij de overeenkomst van geldlening heeft vernietigd op grond van misbruik van omstandigheden dan wel dwaling. [eiseres] stelt dat zij ten tijde van het sluiten van de overeenkomst in rouw was vanwege het overlijden van haar zoon in 2017. Zij was onder behandeling van een psychiater en gebruikte door die arts voorgeschreven medicijnen. Zij kon de reikwijdte van de overeenkomst niet overzien. Zij heeft toen geld uitgeleend dat bedoeld was als pensioenvoorziening. Haar gezondheidssituatie was nog steeds zo toen zij in een app-bericht van 7 juni 2021 aan [gedaagde] bevestigde dat partijen de schriftelijke overeenkomst volgen. Volgens [eiseres] was er bovendien een nadere mondelinge afspraak gemaakt dat bij verkoop van zijn woning door [gedaagde] ineens zou worden afgelost, maar daar heeft [gedaagde] zich niet aan gehouden.
3.3.
Ter zitting heeft [eiseres] zich nog op het standpunt gesteld dat uit de app-berichten van 2 en 3 mei 2019 [1] tussen partijen volgt dat wel een rentevergoeding is overeengekomen en dat de lening voor onbepaalde tijd geldt. Die rentevergoeding is door [gedaagde] niet voldaan. [eiseres] vordert daarom subsidiair nakoming van de overeenkomst zoals die uit genoemde app-berichten blijkt, zegt die lening op, en vordert betaling van het openstaande op grond van artikel 7:129e BW.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat het geld in januari en februari 2019 aan hem is overgemaakt, maar dat de overeenkomst pas in mei is opgesteld. [eiseres] wilde aan [gedaagde] een schenking doen, maar dat wilde [gedaagde] niet. Daarom is uiteindelijk gekozen voor deze leningsconstructie. [eiseres] was inderdaad onder behandeling vanwege de rouwverwerking. Zij gebruikte toen al jaren de voorgeschreven medicijnen, maar is en was wel zelf in staat haar belangen te behartigen. Zij heeft ook een financieel adviseur. [gedaagde] betwist dat een nadere mondeling afspraak is gemaakt over aflossing van de lening na verkoop van een woning. Dat blijkt volgens [gedaagde] ook uit het app-bericht van [eiseres] van 7 juni 2021 [2] . [gedaagde] komt de overeenkomst na. Volgens zijn berekening zou op 25 januari 2022 nog € 22.140,00 open staan.
4.2.
[gedaagde] voert ook verweer tegen de nevenvorderingen.

5.De beoordeling

5.1.
De vraag die de kantonrechter in deze zaak moet beantwoorden is of de overeenkomst van geldlening tussen partijen vernietigbaar is omdat zij tot stand is gekomen onder invloed van een wilsgebrek. [eiseres] doet immers een beroep op vernietiging van de overeenkomst wegens misbruik van omstandigheden of dwaling. De kantonrechter beantwoordt die vraag ontkennend. Dat wordt hierna uitgelegd.
5.2.
Op grond van artikel 3:44 lid 1 BW is een rechtshandeling vernietigbaar, wanneer zij door bedreiging, bedrog of misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen. Misbruik van omstandigheden is aanwezig, aldus lid 4, wanneer iemand die weet of moet begrijpen dat een ander door bijzondere omstandigheden, zoals noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale geestestoestand of onervarenheid, bewogen wordt tot het verrichten van een rechtshandeling, het tot stand komen van die rechtshandeling bevordert, ofschoon hetgeen hij weet of moet begrijpen hem daarvan zou behoren te weerhouden. Dit betekent dat voor een geslaagd beroep op misbruik van omstandigheden aan drie vereisten moet zijn voldaan, te weten: bijzondere omstandigheden, misbruik en causaal verband. Op grond van de hoofdregel van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering rust op [eiseres] de stelplicht en eventuele bewijslast voor feiten en omstandigheden die het oordeel kunnen dragen dat de overeenkomst vernietigbaar is.
misbruik van omstandigheden
5.3.
Bij haar beroep op misbruik van omstandigheden legt [eiseres] de nadruk op haar jarenlange slechte psychische gezondheidssituatie. Zij heeft een medicijnlijst en een medisch journaal overgelegd, maar dat daaruit blijkt dat zij als gevolg van haar psychische klachten niet in staat was om haar belangen naar behoren te behartigen of haar wil te bepalen is door [gedaagde] gemotiveerd betwist. [eiseres] heeft daartegenover haar stelling niet nader onderbouwd. Niet in geschil is dat [gedaagde] [eiseres] na het overlijden van haar zoon in 2017 in zijn woning heeft opgevangen en dat zij daarna enige jaren bij hem heeft gewoond. Dat [eiseres] op enige wijze afhankelijk was van [gedaagde] is door [gedaagde] weersproken en door [eiseres] evenmin nader onderbouwd of toegelicht. Tot slot is van belang dat voor een geslaagd beroep op misbruik van omstandigheden er niet alleen sprake dient te zijn van bijzondere omstandigheden, zoals de gestelde gezondheidstoestand of afhankelijkheidsrelatie, maar ook van misbruik daarvan. Het enkele feit dat iemand zich in een abnormale geestestoestand of afhankelijke positie bevindt is niet voldoende om misbruik aanwezig te achten. Voor een geslaagd beroep op misbruik van omstandigheden is noodzakelijk dat door [gedaagde] misbruik is gemaakt van die geestestoestand of afhankelijkheidspositie, als daar al sprake van zou zijn. Door [eiseres] is, tegenover de omstandigheden die [gedaagde] met betrekking tot de totstandkoming van de overeenkomst naar voren heeft gebracht, niet toegelicht en onderbouwd dat [gedaagde] haar heeft bewogen tot het sluiten van de geldleningsovereenkomst of het sluiten van de geldleningsovereenkomst heeft bevorderd, terwijl [eiseres] die overeenkomst niet wenste. Het beroep van [eiseres] op misbruik van omstandigheden is daardoor onvoldoende onderbouwd en slaagt om die reden niet.
dwaling
5.4.
Op grond van artikel 6:228 lid 1 BW is een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, vernietigbaar: a. indien de dwaling is te wijten aan een inlichting van de wederpartij, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten; b. indien de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten; c. indien de wederpartij bij het sluiten van de overeenkomst van dezelfde onjuiste veronderstelling als de dwalende is uitgegaan, tenzij zij ook bij een juiste voorstelling van zaken niet had behoeven te begrijpen dat de dwalende daardoor van het sluiten van de overeenkomst zou worden afgehouden. Hieruit volgt dat voor een geslaagd beroep op dwaling aan de navolgende vereisten moet zijn voldaan: afwezigheid van een juiste voorstelling van zaken, één van de hiervoor onder a tot en met c genoemde situaties en causaal verband. Daarbij moet voorts aan het kenbaarheidsvereiste zijn voldaan. De stelplicht en bewijslast rusten ook in dit geval op degene die zich op dwaling beroept, te weten [eiseres] . Daaraan is niet voldaan, dat een van de hiervoor bedoelde situaties zich voordoet en om welke inlichtingen het dan om zou gaan, is door [eiseres] niet gesteld of toegelicht. [eiseres] komt daarom geen geslaagd beroep op dwaling toe.
conclusie
5.5.
Gelet op het voorgaande is de overeenkomst van geldlening zoals die door partijen op schrift is gesteld en ondertekend niet vernietigbaar. De stelling van [eiseres] dat in aanvulling daarop mondeling is afgesproken dat [gedaagde] na verkoop van een woning de lening in zijn geheel zou aflossen, is door [gedaagde] gemotiveerd weersproken. Zijn standpunt vindt steun in de app-berichten van juni 2021 [3] . Daartegenover heeft [eiseres] haar stelling niet onderbouwd. Voor zover zij stelt dat zij ten einde raad was en net als ten tijde van het sluiten van de overeenkomst zij niet in staat was een en ander te overzien, geldt ook hier dat het enkele feit dat zij onder medische behandeling was en medicijnen gebruikte, daarvoor onvoldoende onderbouwing biedt.
5.6.
Omdat het beroep van [eiseres] op een wilsgebrek niet slaagt en de overeenkomst dus niet wegens een wilsgebrek vernietigd kan worden, kan de vordering van [eiseres] niet slagen. De kantonrechter komt aan het opdragen van bewijs niet toe. [eiseres] heeft slechts een bewijsaanbod in algemene bewoordingen gedaan, zij heeft geen feiten of omstandigheden gesteld die, indien bewezen, tot een andere beslissing kunnen leiden. De vordering zal daarom worden afgewezen.
5.7.
Met de afwijzing van de hoofdvordering, dienen de gevorderde wettelijke rente en de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten ook te worden afgewezen.
5.8.
De ter zitting als subsidiair aangevoerde vordering wordt eveneens afgewezen. Nog daargelaten dat een vordering tot nakoming van de overeenkomst door [eiseres] niet eerder aan de orde is gesteld, geldt dat de rechtsverhouding tussen partijen wordt gevormd door de schriftelijke overeenkomst van 5 en 6 mei 2019 en niet door daaraan voorafgaande app-berichten van 2 en 3 mei 2019 [4] . Artikel 7:129e BW biedt geen grond voor een vordering tot directe terugbetaling, omdat een tijdstip voor de terugbetaling uit de overeenkomst voortvloeit.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van [eiseres] , omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op een bedrag van € 996,00 aan salaris van de gemachtigde van [gedaagde] .
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Merkus en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Productie 9 van [gedaagde] .
2.Productie 7 bij antwoord.
3.Productie 7 bij dagvaarding.
4.Productie 9 van [gedaagde] .