In deze zaak heeft AirHelp Limited, een rechtspersoon naar buitenlands recht, een vordering ingesteld tegen Royal Air Maroc, eveneens een rechtspersoon naar buitenlands recht, wegens compensatie na de annulering van een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Nador op 5 augustus 2018. De passagiers van deze vlucht hebben hun vorderingsrecht overgedragen aan AirHelp, die de vervoerder heeft aangesproken op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder heeft de vordering betwist en aangevoerd dat er geen rechtsgeldige cessie heeft plaatsgevonden, omdat de handtekeningen van de passagiers niet authentiek zouden zijn en er geen handtekening van AirHelp op de akte van cessie zou ontbreken.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de cessie rechtsgeldig is, ondanks de betwisting van de vervoerder. De kantonrechter oordeelt dat AirHelp voldoende bewijs heeft geleverd dat de passagiers de cessie hebben uitgevoerd en dat de vervoerder gehouden is tot betaling van de compensatie. De vordering van AirHelp tot betaling van € 1.600,00, vermeerderd met wettelijke rente, is toegewezen. De kantonrechter heeft ook de proceskosten aan de vervoerder opgelegd, omdat deze ongelijk heeft gekregen. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen, omdat AirHelp niet voldoende heeft aangetoond dat deze kosten zijn gemaakt in overeenstemming met de geldende richtlijnen.
Het vonnis is uitgesproken door mr. S.N. Schipper op 13 april 2022, waarbij de kantonrechter de vervoerder heeft veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard.