ECLI:NL:RBNHO:2022:3619

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 april 2022
Publicatiedatum
22 april 2022
Zaaknummer
9610037 / CV EXPL 21-6420
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling werkgever tot naleving van de CAO Afbouw en schadevergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter geoordeeld dat de werkgever, [gedaagde], nog steeds onder de CAO Afbouw valt en is veroordeeld tot naleving daarvan. De Stichting Technisch Bureau Afbouw (TBA) had een vordering ingesteld tegen [gedaagde] omdat deze zich niet aan de CAO hield. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] niet ter zitting is verschenen en zijn verweer niet heeft onderbouwd. De vordering van TBA is toegewezen, waarbij de kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] de geconstateerde omissies moet herstellen en een schadevergoeding van € 10.000,00 moet betalen. Daarnaast zijn dwangsommen opgelegd voor het niet naleven van de CAO en het niet herstellen van de omissies. De kantonrechter heeft ook de buitengerechtelijke kosten en proceskosten toegewezen aan TBA. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9610037 / CV EXPL 21-6420 (SJ)
Uitspraakdatum: 20 april 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de stichting
Stichting Technisch Bureau Afbouw
statutair gevestigd te Den Haag
eiseres
verder te noemen: TBA
gemachtigde: mr. drs. M.H.D. Vergouwen
tegen
[gedaagde] h.o.d.n. [bedrijfsnaam]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon
De zaak in het kort
In onderhavige zaak is geoordeeld dat een werkgever nog steeds valt onder de CAO Afbouw, zodat de werkgever is veroordeeld tot naleving daarvan. Verder is geoordeeld dat deze werkgever zich niet heeft gehouden aan de CAO Afbouw. De werkgever is daarom veroordeeld om dit alsnog te doen. Ook de gevorderde dwangsommen zijn toegewezen.
Daarnaast is geoordeeld dat TBA terecht een schadevergoeding heeft gevorderd, omdat de werkgever nalatig blijft zijn medewerking te verlenen en niet alsnog de CAO Afbouw heeft nageleefd.

1.Het procesverloop

1.1.
TBA heeft bij dagvaarding van 21 december 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft mondeling geantwoord en aanvullend geantwoord.
1.2.
Op 25 maart 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. [gedaagde] is, ondanks op de juiste wijze te zijn uitgenodigd, niet ter zitting verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat TBA ter toelichting van haar standpunt naar voren heeft gebracht.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft sinds 17 november 2010 een afbouwonderneming.
2.2.
In 2019 en 2020 had [gedaagde] twee werknemers in dienst.
2.3.
De CAO Afbouw is algemeen verbindend verklaard.
2.4.
Op grond van artikel 7 van de CAO Afbouw (lid 3) is een werkgever verplicht om mee te werken aan een onderzoek naar de vraag of hij de bepalingen van deze CAO naleeft, (lid 4) kan een schadevergoedingsactie worden ingesteld ter dekking van de kosten van het onderzoek, gevoerde procedures en geleden imagoschade wanneer de cao niet wordt nageleefd door de werkgever, (lid 5) is de Commissie Naleving en Werkingssfeer Afbouw belast met het houden van toezicht op de nalevingsonderzoeken en beslissingsbevoegd om beslissingen te nemen over de nalevingsonderzoeken en (lid 6) is op de nalevingsonderzoeken het Reglement Nalevings- en Werkingssfeeronderzoek (hierna: het Reglement) van toepassing.
2.5.
Op grond van artikel 4 van het Reglement (lid 1) is TBA bevoegd nalevings- en werkingssfeeronderzoeken in te stellen en (lid 5) dient de onderneming te allen tijde mee te werken aan een onderzoek.
2.6.
Op grond van artikel 5 lid 1 van het Reglement kan een controle ter plaatse worden verricht door een daartoe aan te wijzen extern onderzoeksbureau.
2.7.
Op grond van artikel 8 lid 1 van het Reglement dient de werkgever binnen zes weken na ontvang van het besluit de geconstateerde omissies te herstellen.
2.8.
Op grond van artikel 9 van het Reglement (lid 1) kunnen partijen bij de cao besluiten tot het instellen van een schadevergoedingsactie, (lid 3) kunnen partijen bij de cao TBA machtigen tot het incasseren van de schadevergoeding, (lid 4) wordt de schadevergoeding forfaitair vastgesteld op minimaal € 10.000,00 per geval, (lid 8) laat betaling van de schadevergoeding onverlet dat de werkgever verplicht is alle geconstateerde omissies te herstellen.
2.9.
Op 17 juli 2020 heeft Providius, een onafhankelijk controlebureau, een nalevingsonderzoek uitgevoerd en hiervan een rapport gemaakt.
2.10.
Bij brief van 9 september 2020 heeft de Commissie aan [gedaagde] bericht dat hij de CAO Afbouw niet op alle onderdelen correct uitvoert en dat hij dit binnen zes weken moet herstellen.
2.11.
Bij brieven van 10 november 2020 en 21 januari 2021 heeft de Commissie nogmaals aan [gedaagde] om een reactie gevraagd.
2.12.
Bij brief van 22 februari 2021 heeft TBA aan [gedaagde] bericht dat een schadevergoedingsactie zal worden ingesteld als herstel uitblijft.
2.13.
Op deze brieven heeft [gedaagde] niet gereageerd.
2.14.
Bij aangetekende brief van 12 juli 2021 heeft de gemachtigde van TBA [gedaagde] in gebreke gesteld en, onder meer, aangegeven dat hij een forfaitaire schadevergoeding van € 10.000,00 is verschuldigd wegens het uitblijven van een reactie en herstel van de geconstateerde maatregelen en dat TBA bereid is deze te matigen indien binnen twee weken schriftelijk wordt aangetoond dat de gebreken zijn hersteld.
2.15.
Op 12 juli 2021 heeft [gedaagde] telefonisch contact opgenomen met de gemachtigde van TBA. Bij die gelegenheid is om gegevens verzocht om de stelling van [gedaagde] dat door zijn bedrijf geen activiteiten meer worden verricht te onderbouwen.
2.16.
[gedaagde] heeft nagelaten deze gegevens over te leggen en niet meer gereageerd.

3.De vordering

3.1.
TBA vordert dat de kantonrechter uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] veroordeelt tot naleving van de CAO Afbouw en tot herstel van de geconstateerde omissies, onder overlegging van salarisspecificaties en betaalbewijzen, op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 respectievelijk € 1.000,00 per dag vanaf twee weken na het te wijzen vonnis, en tot betaling van € 10.000,00 aan forfaitaire schadevergoeding en van € 1.058,75 inclusief btw aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele betaling en tot betaling van de proceskosten.
3.2.
TBA legt aan de vordering ten grondslag - kort weergegeven - dat uit het onderzoek van Providius is gebleken dat [gedaagde] de CAO Afbouw niet op alle onderdelen heeft uitgevoerd. Zo heeft [gedaagde] de werknemer, die voor 1 mei 2019 in dienst was, niet op de hoogte gesteld van de nieuwe functie-indeling naar aanleiding van de overgangs- en implementatieregeling van het nieuwe functiegebouw en niet uitbetaald naar het hierbij behorende salaris per 1 mei 2019. Verder wordt de regeling van overwerk niet correct uitgevoerd. Er wordt 8 uur gewerkt in plaats van, zoals de CAO Afbouw voorschrijft, 7½ uur per dag. Het extra half uur wordt niet als overwerk uitbetaald. En de regeling van woon-werkverkeer is niet goed uitgevoerd, want de werknemers ontvangen ten onrechte geen vergoeding van de reiskosten van hun huis naar de bedrijfsvestiging en terug.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering en voert aan - samengevat - dat zijn bedrijf ruim een jaar niet meer actief is. Het bedrijf staat nog wel ingeschreven bij de KvK, maar zijn twee werknemers werken vanaf 1 januari 2021 niet meer voor hem. Net als [gedaagde] zelf werken zij voor Muurtooi B.V. [gedaagde] weet niet wat TBA bedoelt met de nieuwe functie-indeling per 1 mei 2019, omdat de werknemers altijd stukadoor zijn geweest. Verder kan hij niet beoordelen of het klopt dat de werknemers overwerk verrichten. Er werd niet op iedere werkdag hetzelfde aantal uren gewerkt. De werknemers hadden geen reiskosten, omdat ze een auto van de zaak hadden met een tankpas.

5.De beoordeling

algemeen
5.1.
[gedaagde] is, ondanks daartoe op de juiste wijze te zijn uitgenodigd, niet ter zitting verschenen. Uit het niet verschijnen ter comparitie kan de kantonrechter op grond van artikel 88, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de gevolgtrekkingen maken die zij geraden acht.
naleving van CAO Afbouw
5.2.
Niet is betwist dat [gedaagde] in de onderzoeksperiode van 2019 tot en met 2020 onder de werkingssfeer van de CAO Afbouw viel, die overigens algemeen verbindend is verklaard.
5.3.
[gedaagde] stelt dat zijn bedrijf niet meer actief is. Voor zover [gedaagde] hiermee bedoelt te stellen dat hij niet meer onder de CAO Afbouw valt, zodat hij ook de CAO Afbouw niet meer hoeft na te leven, overweegt de kantonrechter als volgt. [gedaagde] heeft zijn stelling dat er geen bedrijfsactiviteiten meer zijn op geen enkele wijze onderbouwd. Dat had hij wel moeten doen, door bijvoorbeeld het overleggen van jaarrekeningen, nulaangiftes of een verklaring van een registeraccountant. Daarom is niet komen vast te staan dat [gedaagde] zijn bedrijf daadwerkelijk heeft beëindigd en de kantonrechter gaat dan ook aan deze stelling voorbij. Daarbij weegt mee dat [gedaagde] nog steeds staat ingeschreven in het register van de KvK. Dat wijst er juist op dat zijn bedrijf nog altijd actief is. De omstandigheid dat de twee werknemers van [gedaagde] sinds 1 januari 2021 voor Muurtooi B.V. werken, is niet voldoende voor een ander oordeel. Bovendien blijkt uit de door [gedaagde] overgelegde arbeidsovereenkomsten van deze twee werknemers dat hun arbeidsovereenkomsten op 3 januari 2022 van rechtswege zijn geëindigd. Gesteld noch gebleken is dat deze werknemers nog steeds voor Muurtooi B.V. werken. Gelet op het voorgaande valt [gedaagde] nog steeds onder werkingssfeer van de CAO Afbouw.
5.4.
Dit betekent dat de vordering tot naleving van de CAO Afbouw kan worden toegewezen. De kantonrechter heeft hierbij de toelichting van TBA op deze vordering ter zitting betrokken. TBA heeft toegelicht dat deze vordering op de toekomst is gericht om te verzekeren dat [gedaagde] zich aan de CAO Afbouw zal (blijven) houden.
5.5.
De door TBA gevorderde dwangsom, waartegen [gedaagde] geen specifiek verweer heeft gevoerd, zal worden toegewezen als navolgt.
herstel van de geconstateerde gebreken (omissies)
5.6.
TBA stelt dat [gedaagde] heeft nagelaten de geconstateerde omissies te herstellen. Uit het gegeven dat [gedaagde] niet ter zitting is verschenen, leidt de kantonrechter af dat hij dit niet (langer) betwist. Dit deel van de vordering zal worden toegewezen.
5.7.
Ter zitting heeft TBA toegelicht wat er, onder meer, van [gedaagde] wordt verwacht. [gedaagde] moet aantonen dat hij de werknemer, die voor 1 mei 2019 in dienst was, een brief heeft gestuurd over de nieuwe functie-indeling per 1 mei 2019. [gedaagde] moet aantonen dat hij deze werknemer in de juiste functie heeft ingedeeld en dat hij deze werknemer in overeenstemming met de juiste loonschaal heeft uitbetaald. En als dit niet is gebeurd, dan moet er een nabetaling plaatsvinden. Bovenstaande dient [gedaagde] aan te tonen door het overleggen van salarisspecificaties en betaalbewijzen.
5.8.
Daarnaast moet [gedaagde] alsnog de reiskosten woon-werkverkeer over 2019 en 2020 aan zijn werknemers vergoeden, onder overlegging van salarisspecificaties en betaalbewijzen. Het verweer van [gedaagde] dat zijn werknemers geen reiskosten hebben gemaakt, omdat zij een auto van de zaak hadden, faalt bij gebreke aan nadere onderbouwing. [gedaagde] heeft geen gegevens over de bedrijfsauto’s overgelegd en Providius heeft bij haar onderzoek maar één bedrijfsauto aangetroffen. De kantonrechter vindt het met TBA daarom onwaarschijnlijk dat [gedaagde] drie bedrijfsauto’s had. Gelet hierop kan de kantonrechter aan de door [gedaagde] overgelegde verklaringen van zijn twee werknemers niet die waarde hechten die [gedaagde] daaraan toegekend wenst te zien. Ook twijfelt de kantonrechter aan de juistheid van deze verklaringen, omdat deze qua handschrift identiek lijken te zijn.
5.9.
In overeenstemming met het voorstel van TBA ter zitting zal de kantonrechter de gevorderde dwangsom bepalen op € 250,00 per dag met een maximum van € 10.000,00.
schadevergoeding
5.10.
TBA heeft aan deze vordering ten grondslag gelegd dat [gedaagde] na ingebrekestelling nalatig blijft medewerking te verlenen en de geconstateerde omissies niet herstelt, zodat zij op grond van het Reglement kon besluiten tot het opleggen van een schadevergoeding. Deze schadevergoeding, zo heeft TBA ter zitting nog verduidelijkt, ziet op de materiële kosten van het onderzoek en de gevoerde procedures en de immateriële schade, zoals het verlies aan prestige, aantrekkingskracht en ledenwerving van de sector Afbouw. Door niet ter zitting te verschijnen heeft [gedaagde] daarop niet meer gereageerd en daar dus ook geen bezwaar tegen aangevoerd. Verder heeft [gedaagde] geen beroep op matiging gedaan. Dit deel van de vordering zal daarom worden toegewezen.
5.11.
Vast staat dat [gedaagde] de schadevergoeding niet (tijdig) heeft betaald, zodat de door TBA gevorderde en door [gedaagde] niet weersproken wettelijke rente eveneens zal worden toegewezen.
de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten
5.12.
TBA vordert een bedrag van € 1.058,75 inclusief btw aan buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter stelt vast dat TBA voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht, zodat zij recht heeft op een vergoeding hiervan. Het gevorderde bedrag komt overeen met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke kosten bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
5.13.
De gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten zijn niet weersproken en zullen worden toegewezen als navolgt.
5.14.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot naleving van de CAO Afbouw op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag voor iedere dag dat hij daarmee vanaf twee weken na betekening van dit vonnis in gebreke blijft, gemaximeerd op € 25.000,00;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting de door TBA geconstateerde gebreken te herstellen, onder overlegging van salarisspecificaties en betaalbewijzen aan TBA, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag dat [gedaagde] daarmee in gebreke blijft vanaf twee weken na betekening van dit vonnis, gemaximeerd op € 10.000,00;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan TBA € 10.000,00 aan schadevergoeding te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van de gehele betaling;
6.4.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan TBA € 1.058,78 inclusief btw aan buitengerechtelijke kosten te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dag bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van gehele betaling;
6.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van TBA tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 121,39
griffierecht € 514,00
salaris gemachtigde € 746,00 ;
6.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.7.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Slijkhuis en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter