ECLI:NL:RBNHO:2022:3684

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 april 2022
Publicatiedatum
26 april 2022
Zaaknummer
8859157 \ CV EXPL 20-9388
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en rechtsgeldigheid van cessie

In deze zaak heeft AirHelp een vordering ingesteld tegen de vervoerder Emirates, die is gevestigd in Dubai, naar aanleiding van een vertraagde vlucht van Amsterdam naar Dubai op 29 maart 2019. De passagier, die met vlucht EK148 van Emirates zou reizen, heeft zijn aansluitende vlucht naar Melbourne gemist door een vertraging van meer dan drie uur. AirHelp, die de vordering van de passagier heeft gecedeerd gekregen, vordert compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder heeft in eerste instantie geweigerd om compensatie te betalen, met als argument dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden in Dubai.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van de genoemde capaciteitsreductie in Dubai. De rechter oordeelt dat de vervoerder niet heeft aangetoond dat de weersomstandigheden de uitvoering van de vlucht hebben verhinderd. De kantonrechter heeft het verzet van de vervoerder ongegrond verklaard en het eerdere verstekvonnis bevestigd, waarbij de vervoerder werd veroordeeld tot betaling van de gevorderde compensatie en proceskosten.

De uitspraak benadrukt de verplichtingen van luchtvaartmaatschappijen onder de Europese wetgeving en de noodzaak om adequaat bewijs te leveren voor claims van buitengewone omstandigheden die een vertraging kunnen rechtvaardigen. De vervoerder is veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan AirHelp, die zijn vastgesteld op € 124,00.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8859157 \ CV EXPL 20-9388
Uitspraakdatum: 26 april 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar het recht van de plaats van haar vestiging
Emirates
gevestigd te Dubai (Verenigde Arabische Emiraten)
eiser in het verzet
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. M. Lustenhouwer
tegen
de rechtspersoon naar het recht van de plaats van haar vestiging
AirHelp Limited
gevestigd te Hong Kong (China)
gedaagde in het verzet
hierna te noemen AirHelp
gemachtigde mr. D.E. Lof

1.Het procesverloop

1.1.
AirHelp heeft bij inleidende dagvaarding van 8 juli 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder is bij verstekvonnis van de kantonrechter van deze rechtbank in de zaak met kenmerk 8730197 CV EXPL 20-7551 van 30 september 2020 veroordeeld.
1.2.
Bij dagvaarding van 14 oktober 2020 is de vervoerder in verzet gekomen van voormeld vonnis. Vervolgens heeft de vervoerder een akte houdende overlegging producties ingediend.
1.3.
AirHelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[de passagier] (hierna: de passagier) heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam naar Dubai (Verenigde Arabische Emiraten) op 29 maart 2019 met vlucht EK148 (hierna: de vlucht) en aansluitend van Dubai naar Melbourne (Australië).
2.2.
De vlucht is vertraagd uitgevoerd. De passagier heeft de aansluitende vlucht gemist. De passagier is omgeboekt naar vlucht EK406, waarmee hij op 31 maart 2019 om 06:47 uur lokale tijd te Melbourne is aangekomen met een vertraging van ongeveer 7,5 uur ten opzichte van de oorspronkelijk geplande aankomsttijd te Melbourne op 30 maart 2019 om 23:20 uur lokale tijd.
2.3.
AirHelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging. De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.4.
De passagier heeft zijn vermeende vordering gecedeerd aan AirHelp.

3.De vordering

3.1.
AirHelp vordert bij inleidende dagvaarding dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € ,600,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag de datum van de vlucht tot aan de dag van betaling;
- € 90,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
AirHelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.
3.3.
De vervoerder is door de kantonrechter bij verstek veroordeeld tot betaling van het gevorderde, met uitzondering van de gevorderde buitengerechtelijke kosten.
3.4.
De vervoerder vordert in de verzetdagvaarding, om het vonnis van 30 september 2020 te vernietigen, AirHelp niet-ontvankelijk te verklaren in haar oorspronkelijke vordering althans de vordering af te wijzen en AirHelp te veroordelen om al hetgeen de vervoerder ter uitvoering van het bestreden vonnis terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot de dag van algehele voldoening met veroordeling van AirHelp in de proceskosten van de verzetprocedure, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis.
3.5.
De vervoerder legt aan zijn vordering primair ten grondslag dat er geen rechtsgeldige cessie heeft plaatsgevonden. Subsidiair voert de vervoerder aan dat AirHelp niet aan de stelplicht heeft voldaan. Meer subsidiair doet de vervoerder een beroep op buitengewone omstandigheden.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Bij de conclusie van repliek in oppositie heeft de vervoerder meegedeeld de cessie van de vordering van de passagier aan AirHelp niet meer te betwisten, zodat de kantonrechter ervan uitgaat dat AirHelp ontvankelijk is in haar vordering.
4.3.
Ten aanzien van het verweer van de vervoerder dat AirHelp niet heeft voldaan aan de stelplicht, wordt opgemerkt dat AirHelp in de conclusie van antwoord in oppositie de hierboven onder 2.2. vermelde feiten heeft gesteld. De vervoerder heeft het een en ander niet betwist. Hiermee is het gebrek in de stelplicht van AirHelp hersteld. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder hierdoor niet in zijn procesbelang is geschaad, nu de vervoerder de gelegenheid had hierop bij conclusie van repliek in oppositie te reageren en hij ook al in de verzetdagvaarding inhoudelijk verweer heeft gevoerd tegen de vordering, welk verweer niet afhankelijk is van de precieze aankomsttijd van de passagier op de eindbestemming.
4.4.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.5.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de vlucht onderdeel is van de rotatievlucht Dubai - Amsterdam - Dubai met vluchtnummers EK147/EK148. De voorgaande vlucht (EK147) van Dubai naar Amsterdam stond gepland te vertrekken op 29 maart 2019 om 04:10 UTC en om aan te komen om 11:40 UTC te Amsterdam. In de vroege ochtend van 29 maart 2019 kreeg de luchthaven Dubai te kampen met slechte weersomstandigheden, te weten slecht zicht. In verband hiermee heeft de lokale luchtverkeersleiding veiligheidsmaatregelen getroffen en mochten er tussen 00:00 UTC en 04:00 UTC slechts 72 toestellen landen. Als gevolg hiervan traden er langdurige vertragingen op en is ook de voorgaande vlucht EK147 met een vertraging van 4 uur en 1 minuut vertrokken. Tijdens de vlucht is de vertraging iets ingelopen en vlucht EK147 is met een vertraging van 3 uur en 20 minuten te Amsterdam aangekomen. Vervolgens is de vertrekvertraging (de kantonrechter begrijpt: de vertrekprocedure) zo spoedig mogelijk uitgevoerd. De onderhavige vlucht is hierdoor met een vertraging van 3 uur en 14 minuten aangevangen en met een vertraging van 3 uur en 13 minuten uitgevoerd. Ter onderbouwing van zijn verweer heeft de vervoerder onder andere de vluchtrapporten van vlucht EK147 en vlucht EK148 overgelegd. AirHelp betwist dat er op de geplande vertrektijd van vlucht EK147 sprake was van weersomstandigheden die de uitvoering van deze vlucht verhinderden. Daarnaast wijst AirHelp erop dat er tussen 00:00 en 04:00 uur slechts 72 toestellen toestemming kregen om te Dubai te landen, maar dat vlucht EK147 in deze tijdsperiode noch hoefde te landen, noch hoefde te vertrekken.
4.6.
De kantonrechter overweegt dat in het midden kan blijven of er op het moment van de geplande vertrektijd van de voorgaande vlucht sprake was van slechte weersomstandigheden. Gesteld noch gebleken is dat de weersomstandigheden op zichzelf de uitvoering van de vlucht in kwestie dan wel de voorgaande vlucht hebben verhinderd. Vast staat dat er sprake was van een capaciteitsreductie, die vlak voor de geplande vertrektijd van de voorgaande vlucht eindigde. Het is aan de luchtvaartmaatschappij om aan te tonen dat de duur en mate van de restricties hebben geleid tot de vertraging van de vlucht in kwestie dan wel de daaraan voorafgaande vlucht. De vervoerder heeft echter niet toegelicht hoeveel toestellen er normaal gesproken in deze tijdsperiode (van 00:00 uur tot 04:00 uur) kunnen landen in Dubai. Daarbij komt dat de voorgaande vlucht niet hoefde te landen in Dubai. Weliswaar heeft de vervoerder in dupliek aangevoerd dat de beperkingen ook golden voor vertrekkende vluchten vanaf Dubai, maar dit volgt niet uit het rapport dat de vervoerder als productie 4 bij de akte houdende producties heeft overgelegd. Hierin wordt alleen melding gemaakt van ‘landing rate’, ‘traffic inbound’ en ‘inbound delay’. Dit wijst erop dat er alleen beperkingen golden voor inkomende vluchten. Evenmin volgt uit de illustratie die de vervoerder in de verzetdagvaarding heeft opgenomen dat sprake was van beperkingen voor vertrekkend verkeer. Zoals de vervoerder zelf heeft toegelicht betref deze illustratie een afbeelding van internet en geeft dit een indicatie van de maatregelen die getroffen moeten worden bij slecht zicht. Vast staat daarom dat deze illustratie geen betrekking heeft op de specifieke capaciteitsreductie te Dubai op 29 maart 2019. Al met al heeft de vervoerder onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de voorafgaande vlucht is vertraagd ten gevolge van de capaciteitsreductie. Van doorwerking op de onderhavige vlucht kan dan geen sprake zijn. De kantonrechter komt niet toe aan de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen.
4.7.
De conclusie is dat het verzet ongegrond is en dat het verstekvonnis zal worden bevestigd. De vervoerder zal als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld worden in de kosten van de verzetprocedure.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart het verzet ongegrond en bevestigt het verstekvonnis van 30 september 2020 in de zaak met zaaksnummer 8730197 CV EXPL 20-7551;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor AirHelp worden vastgesteld op een bedrag van € 124,00 aan salaris van de gemachtigde van AirHelp;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter