In deze zaak heeft Flightright GmbH, een rechtspersoon naar buitenlands recht, een vordering ingesteld tegen KLM Cityhopper B.V. wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De vordering is ingesteld op 15 november 2019 en betreft een vlucht van Helsinki naar Amsterdam en aansluitend naar Zagreb op 11 maart 2018. De passagiers hebben hun aansluitende vlucht gemist door een vertraging van meer dan 5 uur. Flightright vordert compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die luchtvaartmaatschappijen verplicht compensatie te betalen bij langdurige vertragingen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat Flightright ontvankelijk is in zijn vordering voor passagier [passagier 1]. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter oordeelde echter dat de vervoerder onvoldoende redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen. De kantonrechter concludeerde dat de vervoerder gehouden is de compensatie van € 400,00 te betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de passagier schade heeft geleden.
Daarnaast heeft de kantonrechter de vordering tot buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat Flightright onvoldoende had aangetoond dat de verrichte werkzaamheden meer omvatten dan een enkele aanmaning. De proceskosten zijn voor rekening van de vervoerder, die grotendeels ongelijk kreeg. Het vonnis is uitgesproken door kantonrechter S.N. Schipper op 4 mei 2022.