ECLI:NL:RBNHO:2022:3776

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 juni 2022
Publicatiedatum
28 april 2022
Zaaknummer
C/15/324231 / HA ZA 22-40
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil over aanpassing hemelwaterafvoer en eigendomsrechten

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, gaat het om een burengeschil tussen eiser en gedaagden over de aanpassing van de hemelwaterafvoer en de eigendomsrechten met betrekking tot de daklijst van de aanbouw van eiser. Eiser, wonende aan [adres 1], heeft gedaagden, wonende aan [adres 2], aangeklaagd omdat zij zonder toestemming wijzigingen hebben aangebracht aan zijn eigendommen. De procedure omvatte een tussenvonnis en een mondelinge behandeling waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Eiser vorderde dat gedaagden de aanpassingen aan de uitbouw en de hemelwaterafvoer zouden herstellen, terwijl gedaagden stelden dat zij toestemming hadden gekregen van de echtgenote van eiser voor de aanpassingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen onrechtmatige inbreuk op het eigendomsrecht van eiser heeft plaatsgevonden, en heeft de vorderingen van eiser afgewezen. Wel heeft de rechtbank bepaald dat gedaagden de hemelwaterafvoer moeten aanpassen zodat deze afwatert op hun eigen perceel, en heeft de proceskosten gecompenseerd. Het vonnis is uitgesproken op 1 juni 2022.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats [plaats]
zaaknummer / rolnummer: C/15/324231 / HA ZA 22-40
Vonnis van 1 juni 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser,
advocaat mr. W.A.A.M. Duineveld te Haarlem,
tegen

1.[gedaagde 1],

2.
[gedaagde 2],
beiden wonende te [plaats],
gedaagden,
advocaat mr. D.E.J. Maes te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde 1] c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 23 maart 2022
  • de akte overlegging producties van de zijde van [eiser]
  • de voortzetting van de mondelinge behandeling van 25 april 2022 in het gerechtsgebouw, tijdens welke zitting de advocaat van [eiser] het woord heeft gevoerd aan de hand van pleitnotities en van welke zitting de griffier aantekeningen heeft bijgehouden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] woont sinds 1980 met zijn vrouw aan de [adres 1] te [plaats]. [gedaagde 1] c.s. wonen sinds januari 2021 aan de [adres 2] te [plaats].
2.2.
[gedaagde 1] c.s. heeft kort na het verkrijgen van de eigendom van de woning diverse verbouwingen en aanpassingen verricht aan de woning. Hij heeft aan de achterzijde van de woning een aanbouw gerealiseerd. Ook is de loop van de hemelwaterafvoer (HWA) aan de achterzijde aangepast.
2.3.
[gedaagde 1] c.s. heeft er voor gekozen om de aanbouw te laten aansluiten op de reeds bestaande uitbouw van [eiser]. Om de uitbouw goed te laten aansluiten op de uitbouw van [eiser] is er een stuk van de daklijst op de uitbouw van [eiser] afgezaagd.
2.4.
De buitenmuur van de uitbouw aan de zijde van [gedaagde 1] c.s. bestaat uit een trespaplaat die tegen de buitenmuur van de aanbouw van [eiser] is aangebouwd. Na protest van [eiser] omdat hij de trespaplaat niet mooi vond is de ruimte aan de bovenzijde bij de aansluiting met de aanbouw van [eiser] door [gedaagde 1] c.s. afgedekt met een loodslab. Verder is - eveneens op verzoek van [eiser] - de zijkant van de aanbouw van [gedaagde 1] c.s. waar deze uitsteekt boven de uitbouw van [eiser] grotendeels afgedekt met zink.
2.5.
In een brief van 13 augustus 2021 heeft de advocaat van [eiser] [gedaagde 1] c.s. meegedeeld dat hij zonder toestemming van [eiser] wijzigingen heeft aangebracht aan de eigendommen van [eiser]. Hij heeft verklaard dat [eiser] hierdoor schade lijdt en hinder ondervindt en [gedaagde 1] c.s. aansprakelijk gesteld voor geleden en nog te lijden schade. Tevens heeft hij [gedaagde 1] c.s. gesommeerd de schade aan de uitbouw van [eiser] binnen een week te herstellen en de HWA binnen 3 weken in de oorspronkelijke staat terug te brengen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - dat [gedaagde 1] c.s. wordt veroordeeld de uitbouw en de hemelwaterafvoer aan te passen en aangepast te houden binnen 30 dagen na betekening van het vonnis, op straffe van een dwangsom en met veroordeling van [gedaagde 1] c.s. in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met nakosten en rente.
3.2.
[gedaagde 1] c.s. voert verweer. Hij stelt onder meer dat hij zijn uitbouw geheel op en boven zijn eigen grond heeft gebouwd, maar dat het dak van de aanbouw van [eiser], althans de aan zijn zijde gesitueerde lijst daarvan, oversteekt boven zijn perceel. Hij verklaart dat hij toestemming Van [eiser] heeft gevraagd en -via een Whatsapp bericht van mevrouw [eiser]- gekregen om de daklijst op het dakje van [eiser] deels te mogen afzagen om een goede aansluiting te maken van zijn aanbouw met de aanbouw van [eiser].
Hij erkent dat het onderste deel van de zich ter plaatse bevindende hemelwaterafvoer is verlegd maar stelt dat dit is gebeurd na mondelinge toestemming hierover van de kant van de echtgenote van [eiser]. Hij benadrukt dat [eiser] daartegen ook niet eerder heeft geprotesteerd dan nadat tussen partijen een geschil was ontstaan over de daklijst.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Mevrouw [eiser] bevoegd?

4.1.
De vorderingen hebben betrekking op het afzagen van een deel van de daklijst van de aanbouw van [eiser] en op het verleggen van de hemelwaterafvoer.
Ten aanzien van beide stelt [eiser] dat hij geen toestemming heeft verleend en dat voor zover zijn echtgenote toestemming heeft gegeven, hetgeen hij betwist, [gedaagde 1] c.s. daar niet op had mogen afgaan omdat zijn echtgenote geen mede-eigenaar van het huis is. [gedaagde 1] c.s. had daarmee volgens hem bekend kunnen zijn door raadpleging van de openbare registers.
4.2.
De stelling van [eiser] dat mevrouw [eiser] onbevoegd was om toestemming te verlenen omdat alleen hij eigenaar is van de woning, treft geen doel. [eiser] heeft niet weersproken dat hij zelf niet in gesprek wilde met [gedaagde 1] c.s. uit angst om besmet te raken met het Coronavirus en dat de contacten -met zijn instemming- verliepen via zijn echtgenote. Aldus is in ieder geval de schijn gewekt dat mevrouw [eiser] bevoegd was om toezeggingen te doen en/of toestemming te verlenen. [gedaagde 1] c.s. behoefde onder die omstandigheden niet de openbare registers te raadplegen. Voor zover mevrouw [eiser] niet bevoegd zou zijn geweest om haar echtgenoot te vertegenwoordigen, had het op haar weg gelegen om dit aan [gedaagde 1] c.s. kenbaar te maken. Voor zover zij die bevoegdheid wel had, behoort het tot haar taak als vertegenwoordiger om zonodig te overleggen met [eiser] alvorens uitlatingen te doen. [gedaagde 1] c.s. mocht op toezeggingen en instemmingen van mevrouw [eiser] vertrouwen.
Ten aanzien van de daklijst
4.3.
[eiser] vordert dat [gedaagde 1] c.s. wordt bevolen de uitbouw binnen 30 dagen na betekening van dit vonnis aan te passen en aangepast te houden, waarbij de uitbouw (daklijst) van [eiser] wordt hersteld en wordt teruggebracht in de oude situatie op straffe van verbeurte van een dwangsom.
4.4.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [gedaagde 1] c.s. onrechtmatig inbreuk heeft gemaakt op zijn eigendomsrecht. Hij stelt dat hij geen toestemming heeft gegeven aan [gedaagde 1] c.s. om een stuk van zijn daklijst af te zagen of te zagen in het dak van zijn aanbouw. Hij verklaart dat de in de whatsappberichten vermelde toestemming alleen betrekking heeft op de door [gedaagde 1] c.s. voorgestelde verbouwplannen.
4.5.
[gedaagde 1] c.s. stelt dat hij toestemming heeft gekregen voor het afzagen van de daklijst en het inzagen van het dak, om zo zijn aanbouw goed te laten aansluiten op de aanbouw van [eiser]. Hij verklaart dat mevrouw [eiser] die toestemming mondeling heeft gegeven tijdens het eerste overleg op 13 januari 2021 en wijst ter verdere onderbouwing op de daarover gevoerde whatsappcommunicatie met mevrouw [eiser].
4.6.
De bedoelde whatsappberichten houden voor zover van belang het volgende in:
 Op 22 maart 2021 om 11:28 uur schrijft mevrouw [eiser] aan [gedaagde 1] c.s.:
Vandaag is er weer een stuk van onze daklijst afgehaald. Voor het eerste stukje was toestemming maar hiervoor niet. Dit accepteren wij niet. Wij willen herstel van de oude situatie.
 Om 12:32 uur reageert [gedaagde 1] als volgt:
Ik begrijp dit niet zo goed. Het is geheel in overleg met jullie gegaan, jullie hebben hiervoor toestemming gegeven en ook moet het nog netjes afgewerkt worden. (…)
 Om 13.19 uur reageert mevrouw [eiser] hierop als volgt:
Wij hebben toestemming gegeven voor de situatie zoals hij was voordat er een extra stuk van de daklijst afgezaagd werd. Voor het extra stuk hebben wij nimmer en zullen hier dan ook nimmer toestemming voor verlenen.
 [gedaagde 1] reageert hierop om 13.27 uur:
Wij hebben samen afgesproken en jullie hebben toestemming gegeven om het deel van jullie daklijst af te zagen om onze aanbouw passend te kunnen maken. Voor het metselwerk is er vandaag nog een klein stukje afgehaald zodat dit passend gemaakt kan worden. Hier is dus (al eerder met jullie) overleg over geweest en vanuit jullie kant toestemming voor gegeven. Er wordt dus niet anders gewerkt dan overeen gekomen is en het is dan ook niet een extra stuk.
4.7.
[gedaagde 1] c.s. heeft verklaard dat overleg over de verbouwing verliep via mevrouw [eiser] omdat [eiser] bij gesprekken niet aanwezig wilde zijn uit angst voor Corona. Hij heeft aangevoerd dat hij oij hp 13 januari 2021 in de achtertuin van zijn perceel de verbouwplannen heeft uitgelegd aan mevrouw [eiser] en dat daarbij ook is gesproken over de boven hun perceel hangende daklijst van de aanbouw van [eiser] en dat hij deze daklijst een stukje wilde afzagen om de nieuwe aanbouw goed te laten aansluiten op de bestaande aanbouw van [eiser]. Hij heeft benadrukt dat mevrouw [eiser] daar toen mee heeft ingestemd.
4.8.
Aan de betwisting door [eiser] van de benodigde toestemming wordt, gelet op de inhoud van de hiervoor aangehaalde whatsappberichten, voorbij gegaan. Mevrouw [eiser] zegt zelf in het eerste aangehaalde bericht
‘voor het eerste stukje was toestemming’. Hieruit blijkt voldoende dat er over het afzagen van de daklijst is gesproken en dat daarvoor toestemming was gegeven.
[gedaagde 1] c.s. en hun aannemer hebben die toestemming aldus mogen opvatten dat zij de daklijst konden inkorten voor zover dat nodig was om ruimte te maken voor de aan de zijde van [eiser] op te trekken buitenmuur van de nieuwe uitbouw. Dat betekent inkorting op de wijze zoals die heeft plaatsgevonden, tot het punt waarop de daklijst aansluit op de aan de zijde van [eiser] gelegen hoek van de achtergevel van die uitbouw. Dat is immers een gebruikelijke en zowel esthetisch als constructief verantwoorde wijze van uitvoering. De eerste toestemming omvatte dus de gehele uitvoering en het onthouden van de toestemming voor “het tweede stukje” was een gepasseerd station. [gedaagde 1] c.s. heeft voldoende onderbouwd dat het afzagen van het tweede stukje van de daklijst noodzakelijk was voor passend doen aansluiten van het eerder onvoldoende ingekorte deel op de buitenmuur van de aanbouw, zodat die werkzaamheden gerekend moeten worden onder de gegeven toestemming.
De omstandigheid dat de aannemer van [gedaagde 1] c.s. bij het afzagen van de daklijst niet direct heel rigoureus te werk is gegaan maar de daklijst in twee keer heeft afgezaagd om niet meer dan noodzakelijk af te zagen is juist prijzenswaardig en maakt zeker niet dat er sprake is geweest van onbevoegd afzagen van de daklijst. Daar komt bij dat de rechtbank niet inziet wat het belang is van [eiser] bij de door hem verlangde aanpassing: die is voor hem niet zichtbaar en het wordt er niet mooier, steviger, duurzamer of anderszins beter van. [eiser] heeft dat ook niet kunnen uitleggen.
4.9.
De slotsom is dat er geen sprake is geweest van een onrechtmatige inbreuk op het eigendomsrecht van [eiser]. Daaruit volgt dat [eiser] geen vorderingsrecht heeft. Dit deel van zijn vordering wordt afgewezen.
Ten aanzien van de hemelwaterafvoer
4.10.
[eiser] vordert dat [gedaagde 1] c.s. wordt veroordeeld om de hemelwaterafvoer binnen 30 dagen na betekening van het vonnis aan te passen en aangepast te houden door een eigen hemelwaterafvoer te realiseren die afwatert op zijn eigen erf en door [eiser] toestemming te geven om een waterafscheiding aan te brengen in de goot op het punt waar de beide huizen aan elkaar grenzen, op straffe van verbeurte van een dwangsom.
4.11.
[eiser] stelt dat hij geen toestemming heeft gegeven voor het verleggen van de loop van de betrokken hemelwaterafvoer. Hij verklaart dat de afwatering eerst plaatsvond via het erf van [gedaagde 1] c.s., dat het water van het dak van de beide huizen nu afwatert op het dakje van zijn aanbouw en dat hij als gevolg daarvan wateroverlast ondervindt en het risico loopt dat er lekkage optreedt.
4.12.
[gedaagde 1] c.s. erkent dat, voor aanvang van de verbouwing, de afwatering plaats vond via zijn perceel. Hij verklaart dat dit kwam omdat de hemelwaterafvoer eerder op verzoek van zijn rechtsvoorganger naar dat perceel was verlegd omdat zijn rechtsvoorganger het water wilde opvangen in een regenton. Doordat het afschot van de dakgoot die de afwatering regelt voor vier huizen in totaal echter zodanig is dat het water uit die dakgoot voornamelijk via de boven de beide hoekwoningen lopende regenpijpen wordt afgevoerd, is van substantiële waterafvoer via het dak van de aanbouw van [eiser] ook na verlegging echter geen sprake. [gedaagde 1] c.s. benadrukt dat voor het verleggen van deze hemelwaterafvoer mondeling toestemming is gegeven door mevrouw [eiser] tijdens het eerste gesprek op 13 januari 2021.
4.13.
Uit de overgelegde whatsappberichten blijkt dat mevrouw [eiser] op 14 april 2021 om 8:51 uur aan [gedaagde 1] c.s. schrijft:
Door het omleiden van de regenpijp wordt het water van jouw dak geloosd op mijn aanbouw. Dit lijkt mij niet juist. Daarom ben ik voornemens zeer binnenkort een waterscheiding aan te brengen. Je moet dus zelf voor een hemelwaterafvoer, mbt het water op jouw dak, zorg dragen.
4.14.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de hemelwaterafvoer nu zo loopt dat deze afwatert op het dak van de aanbouw van [eiser]. Ook is vastgesteld dat beide daken een zogenoemde ‘bakconstructie’ hebben en dat beiden een zelfstandige afwateringsmogelijkheid hebben via een regenpijp. Beide partijen hebben desgevraagd verklaard dat zij een aansluiting op het riool hebben in hun achtertuin voor de afvoer van regenwater.
Niet kan worden vastgesteld dat aan [gedaagde 1] c.s. toestemming is verleend om de hemelwaterafvoer zodanig te verleggen dat deze alleen afwatert op het dak van de aanbouw van [eiser]. De rechtbank ziet echter geen aanleiding om [gedaagde 1] c.s. overeenkomstig de vordering van [eiser] te veroordelen om de hemelwaterafvoer naar de oude situatie te herstellen in die zin dat deze volledig afwatert via het perceel van [gedaagde 1] c.s. Net zo min als [eiser] hoeft te dulden dat het water van beide daken afwatert via het dak van zijn aanbouw en op zijn perceel, hoeft [gedaagde 1] c.s. te dulden dat het water van beide daken afwatert via het dak van zijn aanbouw en op zijn perceel. Ook deze vordering van [eiser] kan derhalve niet worden toegewezen. De rechtbank ziet wel aanleiding om -als het mindere dat in het meerdere besloten ligt- [gedaagde 1] c.s. te veroordelen om de hemelwaterafvoer zodanig aan te passen dat ieder van partijen op zijn eigen dakje en via zijn eigen perceel op het riool afwatert. Dit kan bereikt worden door de bestaande regenpijp ter hoogte van de aanbouw van [gedaagde 1] c.s. te splitsen in een pijp die afwatert via het dak van de aanbouw van [gedaagde 1] c.s. en een pijp die afwatert via het dak van de aanbouw van [eiser].
4.15.
Partijen wordt in overweging gegeven zich te beraden over de vraag of zij de wijziging aanvullend toekomstbestendig willen maken door de pijp boven de splitsing te vervangen door een pijp met een grotere diameter. In dat geval zou het ook redelijk zijn de kosten te delen.
4.16.
De rechtbank ziet geen aanleiding aan deze veroordeling een dwangsom te verbinden. Dit komt de rechtbank prematuur voor.
4.17.
Aangezien partijen over en weer deels in het ongelijk zijn gesteld, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde 1] c.s. om de hemelwaterafvoer aan de achterzijde op de grens tussen de panden aan de [adres 1] en [adres 2] te [plaats] binnen twee maanden na dagtekening van dit vonnis aan te passen in de hiervoor sub 4.13 omschreven zin;
5.2.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 1155