ECLI:NL:RBNHO:2022:3819

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 april 2022
Publicatiedatum
3 mei 2022
Zaaknummer
C/15/326923 / FA RK 22-1653
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek om zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 15 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging, ingediend door de officier van justitie. Het verzoek was gericht op betrokkene, die lijdt aan een schizo-affectieve stoornis. De officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden, omdat er ernstige risico's voor de veiligheid van betrokkene en anderen bestonden. Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde dag zijn zowel betrokkene als haar advocaat gehoord, evenals de casemanager. De advocaat van betrokkene heeft echter verzocht om het verzoek af te wijzen, omdat betrokkene bereid was om op vrijwillige basis mee te werken aan zorg, inclusief medicatie en gesprekken met de casemanager.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er mogelijkheden zijn voor passende zorg op vrijwillige basis, en dat de criteria voor verplichte zorg zoals bedoeld in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg niet zijn vervuld. De rechtbank heeft daarom besloten het verzoek om zorgmachtiging af te wijzen. De beschikking is openbaar uitgesproken en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 28 april 2022. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
Afwijzing machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
zaak-/rekestnr.: C/15/326923 / FA RK 22-1653
beschikking van de enkelvoudige kamer van 15 april 2022,
naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [locatie] te [plaats],
hierna: betrokkene,
advocaat mr. A.M. Koopman, gevestigd te Alkmaar.

1.Procedure

1.1.
Bij het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 07 april 2022, heeft de officier van justitie verzocht om afgifte van een zorgmachtiging ten aanzien van betrokkene voor de duur van zes maanden.
1.2.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring van 4 april 2022;
  • het zorgplan van 25 maart 2022;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur van 6 april 2022.
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 15 april 2022, op de locatie [locatie] te [plaats].
1.4.
Ter zitting heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
  • [casemanager], casemanager.
1.5.
De officier van justitie heeft aangegeven niet ter zitting te zullen verschijnen.

2.Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten: een schizo-affectieve stoornis.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat er door voornoemde stoornis ernstig nadeel voor of van betrokkene of een ander is, te weten:
  • ernstig lichamelijk letsel (voor zichzelf en een ander);
  • ernstige materiële schade (voor zichzelf);
- de algemene veiligheid van personen of goederen is in gevaar.
2.3.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
2.4.
Ter zitting heeft door de advocaat van betrokkene verzocht om het verzoek af te wijzen omdat betrokkene bereid is op vrijwillige basis mee te werken aan de vormen van zorg zoals door de officier van justitie verzocht. Zij erkent dat zij de medicatie nodig heeft om in balans te blijven en psychotische decompensaties en opnames te voorkomen en ervaart de gesprekken met de casemanager als ondersteunend. Zij zou graag zien dat de mogelijkheid van een zelfbindingsverklaring als bedoeld in artikel 4:1 van de Wvggz onderzocht wordt. Ter zitting is de optie van een zelfbindingverklaring uitgebreid besproken. De casemanager heeft aangegeven dat hij, onder de voorwaarde dat betrokkene haar medicatie blijft innemen, met haar het gesprek wil aangaan om een dergelijke verklaring op te stellen omdat dit in de situatie van betrokkene zeer goed zou kunnen uitpakken.
2.5.
Nu gelet op voorgaande duidelijk is dat er mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn, bij voorkeur verankerd in een zelfbindingsverklaring, is niet voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz en zal het verzoek om een zorgmachtiging worden afgewezen.

3.Beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.P. van der Haak, rechter, in tegenwoordigheid van T.B.A. Verbeij als griffier en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2022.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 28 april 2022.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.