ECLI:NL:RBNHO:2022:3900

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
6 mei 2022
Zaaknummer
C/15/325689 / KG ZA 22-84
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van goederen en voorlopige zorgregeling in kort geding tussen ex-partners

In deze zaak, die op 4 mei 2022 door de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, heeft de voorzieningenrechter zich gebogen over een kort geding tussen een vrouw en de bewindvoerder van haar ex-partner. De vrouw vorderde afgifte van goederen die zij in de gezamenlijke woning had achtergelaten na de beëindiging van hun relatie. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vrouw recht heeft op afgifte van een deel van deze goederen, maar heeft de vordering tot vaststelling van een voorlopige zorgregeling afgewezen. Dit omdat de zorgregeling al onderwerp is van een lopende procedure bij de familierechter, en de situatie niet zodanig spoedeisend was dat deze procedure niet kon worden afgewacht.

De vrouw en de man hebben samen een dochter, geboren op 29 september 2020. Na de beëindiging van hun relatie in november 2021 heeft de vrouw herhaaldelijk verzocht om afgifte van de achtergelaten zaken. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van gezamenlijk eigendom van de goederen en heeft een verdeling gemaakt. De man moet binnen veertien dagen de in beslag genomen zaken aan de vrouw afgeven, met een dwangsom van €50 per dag bij niet-naleving.

De vordering van de man om een voorlopige zorgregeling te bepalen is afgewezen, omdat de rechtbank van mening is dat de lopende procedure bij de familierechter moet worden afgewacht. De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat de man zich kan wenden tot de familierechter als hij vindt dat de uitbreiding van de zorgregeling niet goed verloopt. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/325689 / KG ZA 22-84
Vonnis in kort geding van 4 mei 2022
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [plaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. D. Klein te IJmuiden,
tegen
DE VENNOOTSCHAP ONDER FIRMA AMANA DIENSTVERLENING, in hoedanigheid van bewindvoerder van [de man] ,
kantoorhoudend te Krommenie,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. J.L. Scheltens te Haarlem.
Partijen zullen hierna de vrouw en de bewindvoerder genoemd worden. De materiële procespartij [de man] zal hierna de man genoemd worden.
Vanwege de leesbaarheid van het vonnis, zal veelal de man worden aangeduid in plaats van de bewindvoerder, waar formeel gezien de bewindvoerder wordt bedoeld.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de vermindering van eis met producties 1 t/m 7 van de zijde van de vrouw
  • de conclusie van antwoord tevens houdende tegenvordering met producties 1 t/m 5
  • de aanvulling op productie 7 en de producties 8 en 9 van de zijde van de vrouw
  • de mondelinge behandeling van 21 april 2022, waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden
  • de zittingsaantekeningen van mr. Klein namens de vrouw.
1.2.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door mr. Klein voornoemd,
  • de man, bijgestaan door mr. Scheltens voornoemd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De zaak in het kort
2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad, waaruit dochter [betrokkene] is geboren. De vrouw heeft na beëindiging van de relatie een aantal zaken in de gezamenlijke woning achtergelaten waarvan zij meent dat het haar eigendommen zijn. De vrouw wenst afgifte van een groot aantal van deze zaken waartoe ook conservatoir beslag is gelegd. Volgens de man zou zijn contact met [betrokkene] worden uitgebreid, maar is hiervan geen sprake. Daarom heeft hij een tegenvordering ingesteld om een gewijzigde voorlopige zorgregeling te bepalen. De zorgregeling is ook voorwerp van een procedure bij de familierechter.
De voorzieningenrechter bepaalt dat de man een deel van de zaken moet afgeven aan de vrouw, maar acht de situatie over het contact met [betrokkene] niet zodanig spoedeisend dat de lopende procedure bij de familierechter niet kan worden afgewacht.

3.Feiten

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad en hebben met elkaar samengewoond. Op 29 september 2020 is dochter [betrokkene] geboren.
3.2.
In november 2021 is de relatie beëindigd en hebben de vrouw en [betrokkene] de gezamenlijke woning verlaten. De vrouw heeft daarna (middels haar advocaat) diverse keren aan de man verzocht om afgifte van zaken die in de woning achter zijn gebleven.
3.3.
Bij verzoekschrift van 8 februari 2022 heeft de vrouw verzocht om verlof voor het leggen van conservatoir beslag tot afgifte van roerende zaken. Het verlof is op 9 februari 2022 verleend.
3.4.
Bij beschikking van 11 februari 2022 van deze rechtbank is bepaald dat [betrokkene] aan de vrouw wordt toevertrouwd. Verder is een voorlopige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken bepaald, waarbij [betrokkene] iedere zaterdag en zondag bij de man verblijft van 14:00 uur tot 16:00 uur.
In de beschikking is daarnaast, voor zover van belang, overwogen:
‘5.7 Gezien de ter zitting tussen partijen gemaakte afspraken over contactherstel tussen de man en de minderjarige [betrokkene] , de intentie van partijen tot uitbreiding van dit contact en de bereidheid van partijen om deel te nemen aan hulpverlening ter verbetering van hun communicatie, zal de rechtbank de verzoeken in de bodemzaak aanhouden voor de duur van vier maanden, tot 10 juni 2022. De rechtbank verzoekt partijen om de rechtbank uiterlijk op 20 mei 2022 te berichten over de stand van zaken terzake de zorgregeling en de gewenste voortzetting van de procedure.’
3.5.
Op 17 februari 2022 heeft de deurwaarder in de woning van de man roerende zaken in conservatoir beslag tot (verkrijging van) afgifte genomen, waarvan een proces-verbaal is opgemaakt.

4.Het geschil in conventie

4.1.
De vrouw vordert – na vermindering van eis – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de man te gebieden de in conservatoir beslag genomen zaken zoals in de zittingsaantekeningen van mr. Klein op pagina 2 in de tabel dikgedrukt staan vermeld en de hogedrukspuit aan de vrouw af te geven;
II. aan dit gebod een dwangsom te verbinden van € 50,- per dag dat de man er niet aan voldoet met een maximum van € 5.000,00;
III. de man te veroordelen in de kosten van deze procedure alsmede in de kosten van de beslaglegging.
4.2.
De vrouw legt aan haar vordering ten grondslag dat de in de pleitnota opgenomen zaken (die dikgedrukt staan) haar eigendom zijn, omdat zij de zaken heeft aangeschaft en betaald. Zij stelt dat de man deze zaken zonder recht of titel onder zich houdt. Daarnaast gaat het om zaken gaat die zij nodig heeft voor de dagelijkse verzorging van [betrokkene] .
4.3.
De man betwist de vordering gedeeltelijk. Een aantal zaken mag de vrouw bij hem komen ophalen. Voor een deel van de zaken zoals vermeld in de pleitnota van mr. Klein voert de man aan dat hij deze zaken heeft betaald en daarom eigenaar is.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.Het geschil in reconventie

5.1.
De man vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, een voorlopige zorgregeling te bepalen die inhoudt dat de man recht heeft op contact met [betrokkene] gedurende iedere zaterdag en zondag van 10.00 uur tot en met 18.45 uur, waarbij na vier weekeinden na het wijzen van het ten deze op te stellen vonnis [betrokkene] iedere nacht van zaterdag op zondag ook bij de man zal overnachten en [betrokkene] aldus bij hem zal verblijven ieder weekeinde van zaterdag 10.00 uur tot en met de daaropvolgende zondag 18.45 uur, met compensatie van de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5.2.
De man legt aan zijn vordering ten grondslag dat de rechtbank in haar beschikking van 11 februari 2022 heeft bedoeld dat de zorgregeling in onderling overleg uitgebreid zou worden, onder begeleiding van het Centrum voor Jeugd en Gezin (hierna: CJG). Dit is niet gebeurd. De begeleiding door het CJG is niet op gang gekomen en op vrijwillige basis zegt de vrouw niets toe.
5.3.
De vrouw voert verweer. [betrokkene] is zeer jong en is volgens de vrouw mede daarom gebaat bij kort contact met de man, zoals bepaald door de familierechter. Als de man een gewijzigde zorgregeling wenst dan kan hij dit nu al aankaarten in de lopende procedure bij de familierechter. Partijen moeten sowieso op uiterlijk 20 mei 2022 de familierechter berichten over de stand van zaken. Er is geen reden om die procedure te doorkruisen door in deze kort geding procedure om een voorlopige voorziening te verzoeken.
5.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

6.De beoordeling in conventie

Afgifte zaken

6.1.
De vraag die voorligt is bij wie van partijen de eigendom berust van de zaken waarvan afgifte wordt gevorderd. Uit hetgeen door partijen is aangevoerd valt niet op te maken wie eigenaar is van de bedoelde zaken. Daarvoor is immers niet van belang wie de zaken heeft betaald, maar gaat het om de vraag aan wie de zaken zijn geleverd.
6.2.
Hoewel tussen ongehuwd samenwonenden geen sprake kan zijn van boedelmenging, kan er tussen samenwoners wel een eenvoudige gemeenschap bestaan.
Dit is het geval wanneer bepaalde goederen aan de partners samen zijn geleverd of wanneer geen van beiden nog kan aantonen wie eigenaar is van een bepaald goed. In dit kort geding moet er ten aanzien van de zaken die in geschil zijn vooralsnog van worden uitgegaan dat sprake is van gezamenlijk eigendom, behoudens voor zover hierna anders aangegeven.
Dit betekent dat de zaken verdeeld moeten worden.
6.3.
Ter zitting heeft de man verklaard dat de vrouw de pilaar met vaas, de ovenschalen en de Sleapyhead mag hebben, zodat over deze zaken geen geschil meer bestaat. Wat betreft de verdeling van de overige zaken zijn partijen het oneens gebleven. Partijen hebben ter zitting aangegeven dat de verdeling van die zaken conform een voorstel van de voorzieningenrechter kan plaatsvinden. Bij de formulering van dat voorstel zal de voorzieningenrechter zoveel mogelijk rekening houden met de belangen van partijen. Ten aanzien van de kinderspullen speelt daarbij een rol dat [betrokkene] momenteel het grootste gedeelte van de tijd bij de vrouw verblijft.
De voorzieningenrechter zal de zaken daarom als volgt verdelen:
de man: de eettafel, het speelgoed, de cricut, de kinderkleding en de kapstok.
de vrouw: de kinderstoel, de vrouwenkleding, de Babymoov en de hogedrukspuit.
6.4.
Ter toelichting op de verdeling overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
Vast staat dat de vrouw alle voedingen/maaltijden van [betrokkene] verzorgt. De vrouw heeft daarom een groter belang bij de kinderstoel en de Babymoov dan de man.
Wat betreft het speelgoed geldt dat de vrouw na het verlaten van de woning al een deel van het speelgoed heeft meegenomen. Voor [betrokkene] is het van belang dat zij bij beide ouders over speelgoed kan beschikken. Het resterende speelgoed blijft daarom bij de man.
Over de kinderkleding heeft de man ter zitting verklaard dat [betrokkene] deze kleding inmiddels niet meer past. Hij wil de kleding als herinnering houden. Omdat de vrouw ook een deel van dezelfde maten kinderkleding heeft en niet heeft gesteld dat zij een emotionele band heeft met de bij de man achtergebleven kleding, mag de man de kinderkleding houden.
Ten aanzien van de kleding van de vrouw heeft de man betwist dat er nog kleding aanwezig is. Uit het proces-verbaal van de deurwaarder volgt dat er bij de beslaglegging wel degelijk vrouwenkleding is aangetroffen. De kleding die identificeerbaar is als vrouwenkleding moet de man dan ook afgeven aan de vrouw.
Voor de hogedrukspuit geldt dat de vrouw met een verklaring van haar moeder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat deze eigendom is van haar moeder.
Omdat een groot deel van de hierboven genoemde zaken aan de vrouw worden toegekend, mag de man de eettafel, de cricut en de kapstok houden.
6.5.
Door de vrouw is geen termijn gevorderd waarbinnen de man de zaken dient af te geven. De voorzieningenrechter zal daarom bepalen dat de man de zaken zoals in de beslissing onder 8.1 vermeld binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis moet afgeven. De man heeft geen verweer gevoerd tegen de oplegging van een dwangsom. De voorzieningenrechter zal dan ook de dwangsom opleggen zoals door de vrouw gevorderd.
Proceskosten
6.6.
Omdat partijen een affectieve relatie met elkaar hebben gehad, worden de proceskosten zo gecompenseerd dat iedere partij de eigen kosten draagt.

7.De beoordeling in reconventie

Voorlopige zorgregeling

7.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat er momenteel nog een bodemprocedure loopt bij de kamer voor familiezaken van deze rechtbank. In de beschikking van 11 februari 2022 is bepaald dat [betrokkene] iedere zaterdag en zondag tussen 14:00 uur en 16:00 uur bij de man verblijft, maar dat partijen de intentie hebben om dit contact uit te breiden. Partijen hebben afgesproken in overleg met het CJG invulling te zullen geven aan uitbreiding van het contact. Op uiterlijk 20 mei 2022 moeten partijen de familierechter informeren over de stand van zaken.
7.2.
De man heeft betoogd dat het CJG de leiding had moeten nemen bij het uitbreiden van het contact, maar dat dit niet is gebeurd. De persoon die hen zou begeleiden heeft niets van zich laten horen en is inmiddels vervangen. Ook in onderling overleg tussen partijen komt het niet tot een uitbreiding. Op vrijwillige basis zegt de vrouw niets toe, omdat zij meent dat het contact tussen de man en [betrokkene] niet goed verloopt. Volgens de man is er echter nooit iets voorgevallen waaruit blijkt dat hij geen goede vader is. De hulpverlening komt niet op gang en er zijn inmiddels alweer twee maanden verstreken waarin nog geen enkele uitbreiding van het contact heeft plaatsgevonden. Het afwachten van de bodemprocedure bij de familierechter duurt te lang, aldus de man.
7.3.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden geen sprake van een zodanig spoedeisende situatie dat de inactiviteit van de betrokken begeleider vanuit het CJG niet door aansporingen door of namens partijen of door ingrijpen van de familierechter in de lopende bodemprocedure tot een oplossing kan worden gebracht. Bepaald is dat partijen
uiterlijk 20 mei 2022de rechtbank moeten informeren over de stand van zaken. Indien de man van mening is dat hij weerstand ondervindt bij de uitbreiding van de zorgregeling dan kan hij zich ook nu al tot de familierechter te wenden. Op dit moment ziet de voorzieningenrechter geen reden om de door de familierechter uitgezette lijn voor de uitbreiding van het contact tussen vader en [betrokkene] te doorkruisen. De door de man gevorderde voorlopige voorziening zal daarom worden afgewezen.
Proceskosten
7.4.
Omdat partijen een affectieve relatie met elkaar hebben gehad, worden de proceskosten zo gecompenseerd dat iedere partij de eigen kosten draagt.

8.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
8.1.
gebiedt de bewindvoerder van de man om binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis aan de vrouw de volgende in conservatoir beslag genomen zaken af te geven:
  • de pilaar met vaas
  • de kinderstoel
  • de ovenschalen
  • de kleding van de vrouw
  • de Sleapyhead
  • de Babymoov
  • de hogedrukspuit,
8.2.
bepaalt dat de bewindvoerder van de man een dwangsom zal verbeuren van € 50,00 voor iedere dag dat hij niet aan de onder 8.1 uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt,
8.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, zo dat iedere partij de eigen kosten draagt.
in reconventie
8.4.
wijst de vordering af,
8.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, zo dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 4 mei 2022. [1]

Voetnoten

1.Conc.: 1589