ECLI:NL:RBNHO:2022:3901

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
6 mei 2022
Zaaknummer
15/860131-20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het vervoeren en afleveren van grote hoeveelheden ketamine uit Duitsland

Op 4 mei 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk vervoeren en afleveren van grote hoeveelheden ketamine zonder registratie. De zaak kwam voort uit een onderzoek naar meerdere transporten van ketamine uit Duitsland, waarbij de verdachte betrokken zou zijn geweest. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Tijdens de openbare terechtzittingen op 30 maart, 31 maart en 20 april 2022 is het bewijs tegen de verdachte gepresenteerd, waaronder EncroChat-berichten die de verdachte in verband brachten met de transporten.

De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk schuldig bevonden aan het afleveren van 40 kilogram en 100 kilogram ketamine in de periode van 21 april 2020 tot en met 28 mei 2020. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor een vierde transport van 500 kilogram ketamine. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze gepleegd zijn, evenals de persoon van de verdachte. De rechtbank benadrukte de schadelijke effecten van ketamine en het winstbejag van de verdachte als motief voor zijn handelen.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. I.A.M. Tel als voorzitter, en de rechters mr. R.M. Steinhaus en mr. G.D. Kleijne. De griffiers mr. A.H.A. van Roessel en mr. M.T. Sluis waren ook aanwezig. Het vonnis werd uitgesproken in tegenwoordigheid van de verdachte en zijn raadsman, mr. R.J.H. van der Wal.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/860131-20 (P)
Uitspraakdatum: 4 mei 2022
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 30 maart 2022, 31 maart 2022 en 20 april 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [woonadres] te Duitsland.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie
mr. J.J. van Bree en mr. M.A. Boheur en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. R.J.H. van der Wal, advocaat te Hengelo, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte (hierna te noemen: [verdachte] ) is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 27 maart 2020 tot en met 30 juni 2020 te Enschedé en/of Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk zonder registratie een (grote) hoeveelheid ketamine (te weten (waaronder) 40 kilogram en/of 100 kilogram en/of 100 kilogram en/of 500 kilogram), in elk geval een werkzame stof, heeft ingevoerd en/of in voorraad gehad en/of te koop aangeboden en/of
afgeleverd, dan wel in voornoemde werkzame stof een groothandel heeft gedreven.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsoverweging
Op grond van de gebruikte bewijsmiddelen identificeert de rechtbank [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) als de gebruiker van het EncroChat-adres [gebruikersnaam 1] en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) als de gebruiker van het EncroChat-adres [gebruikersnaam 2] . Uit de verkregen EncroChat-berichten volgt dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zeer intensief met elkaar communiceren waarbij vaak de term ‘keta’ valt. Uit de inhoud van deze berichten kan worden afgeleid dat de gesprekken gaan over transporten van ketamine uit Duitsland, op welke data deze transporten plaatsvonden en de plaatsen waar de verdachte hoeveelheden van 40, 100 en nogmaals 100 kilogram ketamine heeft afgeleverd.
Met betrekking tot het vierde tenlastegelegde transport van 500 kilogram ketamine overweegt de rechtbank dat er weliswaar aanwijzingen zijn dat een dergelijk transport is uitgevoerd maar dat onvoldoende wettig en overtuigend is bewezen dat dit transport ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De omstandigheid dat de verdachte op 10 juni 2020 (de veronderstelde datum van het transport) een restaurant bezoekt waar ook [medeverdachte 2] aanwezig is en op 23 juni 2020 van [medeverdachte 2] een envelop met onbekende inhoud overhandigd heeft gekregen, is voor een bewezenverklaring van de hoeveelheid van 500 kilogram ketamine onvoldoende. Uit de opgenomen en afgeluisterde vertrouwelijke communicatie van [medeverdachte 2] met een andere persoon van 27 juni 2020 kan weliswaar worden opgemaakt dat er op dat moment nog een voorraad ketamine aanwezig is. In het licht van het voorgaande, mede in aanmerking genomen dat reeds op 5 juni 2020, maar ook daarna geen chatgesprekken met betrekking tot ketamine meer zijn onderschept, is die vertrouwelijke communicatie echter, noch op zichzelf, noch in samenhang met de overige hiervoor genoemde door de officier van justitie gepresenteerde aanknopingspunten, voldoende voor de conclusie van de officier van justitie dat de partij van 500 kilogram daadwerkelijk is aangekomen. De rechtbank komt derhalve tot een bewezenverklaring van de eerste drie transporten in de periode 21 april 2020 tot en met 28 mei 2020.
Voorts kan uit de gesprekken worden afgeleid dat [medeverdachte 2] contact onderhoudt met ene ‘ [naam] ’. Uit de inhoud van de chats kan worden opgemaakt dat ‘ [naam] ’ de persoon is die de transporten uitvoert en dat, bezien in samenhang met de inhoud van de overige bewijsmiddelen, daarmee [verdachte] wordt bedoeld. Daarnaast kan uit de bewijsmiddelen worden afgeleid dat de verdachte zich op de momenten dat de transporten plaatsvonden op dezelfde locaties bevond als waar de ketamine werd afgeleverd. De onderlinge verhouding tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] , zoals blijkend uit de chats, heeft meer trekken van die tussen een opdrachtgever en een opdrachtnemer dan die tussen samenwerkingspartners. De rechtbank acht daarom medeplegen niet bewezen.
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte niet in staat is geweest om de transporten uit te voeren, aangezien het hem in Duitsland sinds 5 mei 2016 niet is toegestaan om een motorrijtuig te besturen. De rechtbank leidt uit de stukken die de verdediging heeft overgelegd niet meer af dan dat de verdachte in december 2020 tegenover onderzoekers van TÜV Hessen heeft verklaard dat hij sinds maart 2020 geen voertuigen meer heeft bestuurd in Duitsland. Deze enkele mededeling van de verdachte zelf is onvoldoende om de bewijswaarde en de bewijskracht van de gebruikte bewijsmiddelen te relativeren of te ontzenuwen.
Bij gebreke van een andersluidende verklaring van de verdachte gaat de rechtbank ervan uit dat de verdachte heeft geweten dat hij, zonder dat dit was toegestaan, ketamine vervoerde en afleverde. Daartoe is mede redengevend dat, zoals uit verschillende chats volgt, de transporten heimelijk plaatsvonden en dat de verdachte daar een beloning van in elk geval
€ 16.000,- per transport voor kreeg. Een dergelijke hoge beloning past bij een illegaal transport van deze aard.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij in de periode van 21 april 2020 tot en met 28 mei 2020 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer en/of Amsterdam, telkens opzettelijk zonder registratie een grote hoeveelheid ketamine (te weten 40 kilogram en 100 kilogram en 100 kilogram) heeft afgeleverd.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft geen standpunt ingenomen over de strafmaat in geval van een bewezenverklaring.
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft in opdracht van anderen, drie keer zonder dat hij beschikte over de vereiste registratie een aanzienlijke hoeveelheid ketamine afgeleverd bij personen van wie hij wist dat zij de ketamine in het handelsverkeer zouden brengen. Ketamine is een stof die buiten het reguliere medische circuit als recreatieve drug kan worden gebruikt. Gezien de hoeveelheid van de afgeleverde ketamine kan het niet anders dan dat deze stof bestemd was om als recreatieve drug verder te worden verhandeld. Ketamine wordt (mede) gebruikt als partydrug en is bij langdurig gebruik schadelijk voor de gezondheid. Bij langdurig frequent gebruik kan een aantal cognitieve functies achteruit gaan en kunnen problemen aan de urinewegen optreden, met incontinentie tot gevolg, ook bij jonge mensen. De verdachte lijkt zich om deze gevolgen niet te hebben bekommerd en uitsluitend te hebben gehandeld uit winstbejag.
De rechtbank ziet geen aanleiding om in strafmatigende zin rekening te houden met de door de verdachte genoemde omstandigheden waaronder zijn aanhouding op 19 maart 2021 heeft plaatsgevonden en de in overleveringsdetentie in Duitsland doorgebrachte periode.
De op te leggen straf dient ten opzichte van de vordering van de officier van justitie aanzienlijke worden gematigd, aangezien de rechtbank de aflevering van een – in totaal –
veel lagere hoeveelheid ketamine bewezen heeft verklaard dan waartoe de officier van justitie heeft gerekwireerd. Bovendien ziet de rechtbank aanleiding om de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen gelet op zijn justitiële documentatie. Een voorwaardelijk deel van de op te leggen straf dient ertoe om de verdachte ervan te weerhouden zich voor het einde van de proeftijd opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van vijftien maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest, heeft doorgebracht, moet worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan, te weten vijf maanden, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c van het Wetboek van Strafrecht,
artikel 1, 2, 6 van de Wet op de economische delicten,
artikel 38 van de Geneesmiddelenwet (oud).

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
vijftien (15) maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot vijf (5) maanden,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in overleveringsdetentie en verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.A.M. Tel, voorzitter,
mr. R.M. Steinhaus en mr. G.D. Kleijne, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. A.H.A. van Roessel en mr. M.T. Sluis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 mei 2022.
Mr. A.H.A. van Roessel is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.