ECLI:NL:RBNHO:2022:3922
Rechtbank Noord-Holland
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot wraking van de rechter in een ondertoezichtstellingzaak
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland op 25 april 2022 het verzoek tot wraking van de rechter afgewezen. De verzoekster had op 1 april 2022 tijdens een zitting van de hoofdzaak, waarin de Raad voor de Kinderbescherming een verzoek tot ondertoezichtstelling van haar zoon had ingediend, de wraking verzocht. De verzoekster vreesde dat de rechter partijdig was, omdat zij vond dat de rechter niet voldoende had gevraagd naar bewijsmateriaal van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechter had echter op de zitting kritische vragen gesteld aan beide partijen en had geen blijk gegeven van een oordeel over de ondertoezichtstelling.
De wrakingskamer oordeelde dat de vrees van de verzoekster voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd was. De rechter had haar taak naar behoren uitgevoerd en had de zaak in behandeling genomen zoals vereist. De wrakingskamer concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor subjectieve partijdigheid van de rechter. De beslissing om het verzoek tot wraking af te wijzen werd unaniem genomen door de wrakingskamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en werd in het openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.