ECLI:NL:RBNHO:2022:3928

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 mei 2022
Publicatiedatum
9 mei 2022
Zaaknummer
9251155 \ CV EXPL 21-3628
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op buitengewone omstandigheden bij vertraging van vlucht door brandstofstoring op Schiphol

In deze zaak heeft AirHelp GmbH, een rechtspersoon naar buitenlands recht, een vordering ingesteld tegen Lot Polish Airlines Polskie Linie Lotnicze 'Lot' vanwege een vertraging van meer dan drie uur van vlucht LO266 op 24 juli 2019 van Amsterdam-Schiphol naar Frederic Chopin Airport in Polen. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. AirHelp vordert een schadevergoeding van € 500,00, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

De vervoerder, Lot Polish Airlines, betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden, namelijk een grootschalige storing in de brandstofsystemen op de luchthaven van Schiphol. Deze storing leidde tot een stillegging van de kerosinelevering, waardoor de vlucht met een vertraging van zes uur en 35 minuten uiteindelijk kon vertrekken. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder voldoende heeft aangetoond dat de vertraging het gevolg was van deze buitengewone omstandigheden, die niet konden worden vermeden, en dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te beperken.

De kantonrechter heeft de vordering van AirHelp afgewezen en geoordeeld dat de proceskosten voor rekening van AirHelp komen, omdat zij ongelijk heeft gekregen. Het vonnis is uitgesproken door kantonrechter S.N. Schipper op 26 april 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9251155 \ CV EXPL 21-3628
Uitspraakdatum: 26 april 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp GmbH
statutair gevestigd te Berlijn (Duitsland)
eiseres
hierna te noemen AirHelp
gemachtigde mr. D.E. Lof (Lof Legal Services)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Lot Polish Airlines Polskie Linie Lotnicze “Lot”
statutair gevestigd te Warschau (Polen), mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
verschenen bij [betrokkene 1]

1.Het procesverloop

1.1.
AirHelp heeft bij dagvaarding van 21 mei 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
AirHelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene 2] en [betrokkene 3] (hierna: de passagiers) hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Frederic Chopin Airport (Polen) op 24 juli 2019 met vlucht LO266, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
De passagiers hebben hun vermeende vorderingsrecht overgedragen aan AirHelp Limited. Vervolgens heeft AirHelp Limited de vordering gecedeerd aan AirHelp.

3.De vordering

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
AirHelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 500,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vaststaat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming Frederic Chopin Airport, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een vervoerder in het voorkomende geval aan te tonen dat hij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen, de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behalve wanneer hij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van zijn onderneming had gebracht – en dat de buitengewone omstandigheden waarmee hij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht hebben geleid.
5.3.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die hij niet had kunnen vermijden.
5.4.
De vervoerder heeft in dit verband aangevoerd dat op 24 juli 2019 sprake was van een grootschalige storing in de brandstofsystemen op de luchthaven van Schiphol. Er trad een “
Emergency Shut Down” in werking als gevolg waarvan de volledige kerosinelevering, in verband met veiligheidsprotocollen, werd stil gelegd, aldus de vervoerder. Tal van vliegtuigen konden daardoor geen brandstof tanken, met annuleringen en vertragingen tot gevolg. De storing heeft in totaal 8,5 uur geduurd. De vlucht kreeg meerdere malen, vanwege de brandstofstoring, een nieuwe CTOT opgelegd. Uiteindelijk mocht de vlucht om 17:00 uur lokale tijd, met een vertrekvertraging van zes uur en 35 minuten, vanuit Amsterdam-Schiphol Airport vertrekken. De vlucht is vervolgens om 18:51 uur lokale tijd aangekomen te Polen. De vervoerder stelt zich op het standpunt dat de brandstofstoring niet kan worden beschouwd als inherent aan de normale uitoefening van de activiteiten van een luchtvaartmaatschappij. Het betreft hier een van buiten komende oorzaak waarop de vervoerder geen invloed kan uitoefenen, aldus nog steeds de vervoerder.
5.5.
De vervoerder heeft ter onderbouwing van zijn beroep op buitengewone omstandigheden, onder meer, een aantal nieuwberichten en een bericht van de station manager in Amsterdam overgelegd. De kantonrechter is van oordeel dat daarmee voldoende is komen vast te staan dat op 24 juli 2019 sprake was van een brandstofstoring te Schiphol. AirHelp betwist niet dat op 24 juli 2019 sprake is geweest van een storing in de brandstofsystemen, maar stelt dat een woordvoerder van Schiphol heeft aangegeven dat passagiers vooral vanaf 14:30 uur lokale tijd hinder van die storing hebben ondervonden. De grootschalige storing in de brandstofsystemen kan er zodoende niet toe hebben geleid dat de vlucht in kwestie vertraagd werd uitgevoerd daar de vlucht oorspronkelijk om 10:25 uur lokale tijd gepland stond om te vertrekken, aldus AirHelp. De vervoerder heeft hiertegenover echter voldoende onderbouwd dat de vlucht meerdere malen een nieuwe CTOT opgelegd heeft gekregen als gevolg van de brandstofstoring te Schiphol. De vervoerder kan niet zelf beslissen eerder te vertrekken en moet de instructies van de luchtverkeersleiding opvolgen. Niet gebleken is dat een nieuw CTOT op verzoek van de vervoerder is opgelegd. De brandstofstoring en de daaruit voortvloeiende consequenties zijn dan ook niet te kwalificeren als een gebeurtenis die inherent zijn aan de normale bedrijfsvoering van de vervoerder, zodat het besluit van de luchtverkeersleiding in dit geval een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening oplevert.
5.6.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. De vervoerder heeft aangevoerd dat hij er alles aan gedaan heeft om de gevolgen zo beperkt mogelijk te houden. De vervoerder benadrukt dat hij geen enkel belang heeft bij het vertraagd uitvoeren van vluchten. Bovendien is het ook niet in het belang van de reputatie van de vervoerder om vluchten vertraagd uit te voeren, aldus de vervoerder. AirHelp betwist het voornoemde niet. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vordering van AirHelp op grond van artikel 7 van de Verordening wordt dan ook afgewezen.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van AirHelp, omdat deze ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt AirHelp tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter