ECLI:NL:RBNHO:2022:3930

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 april 2022
Publicatiedatum
9 mei 2022
Zaaknummer
9251051 \ CV EXPL 21-3626
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • D.E. Lof
  • M. Lustenhouwer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie van passagiers bij vertraging van vlucht en de beoordeling van overstaptijd

In deze zaak heeft AirHelp GmbH, een rechtspersoon naar buitenlands recht, een vordering ingesteld tegen Emirates, eveneens een rechtspersoon naar buitenlands recht, wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De vordering is ingesteld op 21 mei 2021 en betreft een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Indira Gandhi International Airport via Dubai, die op 5 juni 2019 plaatsvond. Door een vertraging van de vlucht EK146 hebben de passagiers hun aansluitende vlucht gemist. AirHelp heeft de vordering gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en heeft de stellingen van AirHelp beoordeeld. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat AirHelp niet aan haar stelplicht had voldaan. De kantonrechter oordeelde dat AirHelp voldoende bewijs had geleverd van de vertraging en dat de passagiers voldoende overstaptijd hadden om hun aansluitende vlucht te halen. De kantonrechter concludeerde dat het missen van de aansluitende vlucht niet het gevolg was van de vertraging van de eerste vlucht, maar eerder van de passagiers zelf.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van AirHelp afgewezen en de proceskosten voor rekening van AirHelp gesteld. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de proceskosten onmiddellijk moeten worden betaald, ongeacht een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9251051 \ CV EXPL 21-3626
Uitspraakdatum: 26 april 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp GmbH
statutair gevestigd te Berlijn (Duitsland)
eiseres
hierna te noemen AirHelp
gemachtigde mr. D.E. Lof (Lof Legal Services)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Emirates
statutair gevestigd te Dubai (Verenigde Arabische Emiraten), mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
AirHelp heeft bij dagvaarding van 21 mei 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
AirHelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene 1] en [betrokkene 2] (hierna: de passagiers) hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Dubai Airport (Verenigde Arabische Emiraten) naar Indira Gandhi International Airport (India) op 5 juni 2019.
2.2.
Vlucht EK146 van Amsterdam-Schiphol Airport naar Dubai Airport (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd als gevolg waarvan de passagiers hun aansluitende vlucht naar de eindbestemming hebben gemist.
2.3.
De passagiers hebben hun vermeende vorderingsrecht overgedragen aan AirHelp.
2.4.
AirHelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
AirHelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 1.200,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert daartoe aan dat AirHelp niet voldaan heeft aan haar stelplicht, zodat AirHelp niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering. Subsidiair doet de vervoerder een beroep op buitengewone omstandigheden, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De vervoerder heeft zich primair op het standpunt gesteld dat AirHelp niet aan haar stelplicht heeft voldaan. De kantonrechter overweegt als volgt. AirHelp beroept zich op het rechtsgevolg van de gestelde vertraging bij aankomst op de eindbestemming. Dit betekent dat zij ingevolge artikel 150 Rv daarvan de stelplicht en bewijslast draagt. Het Hof Amsterdam heeft daarbij overwogen dat AirHelp voldoende concrete aanknopingspunten dient te verstrekken omtrent de gestelde vertraging, zodat de vervoerder daartegen kan verweren (zie het arrest van 3 november 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:2942). In elk geval dient het tijdstip van vertrek vanaf de luchthaven van vertrek alsmede het tijdstip van aankomst op de eindbestemming vermeld te worden, zo mogelijk onder overlegging van relevante bewijsmiddelen (zoals schriftelijke verklaringen van de passagiers of getuigen en de boarding pass). Uit de overgelegd boekingsbescheiden blijkt dat de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Dubai Airport naar Indira Gandhi International Airport. Hierbij heeft AirHelp aangevoerd dat de vlucht van Amsterdam-Schiphol Airport naar Dubai Airport vertraagd is uitgevoerd als gevolg waarvan de passagiers hun aansluitende vlucht naar de eindbestemming hebben gemist. De passagiers zijn de volgende dag alsnog naar hun eindbestemming via Muscat met vlucht EK864 gevlogen. De passagiers zijn om 04:31 uur lokale tijd aangekomen op de overeengekomen eindbestemming met een vertraging van bijna 26 uur, aldus AirHelp. Dit wordt door de vervoerder betwist. De betwisting van de vervoerder betreft een inhoudelijk oordeel over de vordering. Gelet op de stellingen van AirHelp heeft AirHelp naar oordeel van de kantonrechter aan haar stelplicht voldaan. Door AirHelp wordt immers voldoende aanknopingspunten verstrekt zodat de vervoerder zich daartegen kan verweren. De conclusie is dan ook dit verweer van de vervoerder niet slaagt.
5.3.
Partijen verschillen van mening over de vraag of de passagiers voldoende overstaptijd hadden op Dubai Airport en zij dus de aansluitende vlucht van Dubai Airport naar Indira Gandhi International Airport hadden kunnen halen. De kantonrechter overweegt als volgt. Als onbetwist staat vast dat de vlucht in kwestie met een vertraging van 39 minuten is uitgevoerd en dat de minimale overstaptijd te Dubai 60 minuten bedraagt. Uit de overgelegde boekingsbescheiden blijkt dat de aansluitende vlucht van de passagiers om 22:00 uur lokale tijd gepland stond om te vertrekken en niet zoals AirHelp stelt om 21:15 uur lokale tijd. Nu de passagiers om 20:54 uur lokale tijd te Dubai zijn gearriveerd was, zoals de vervoerder terecht heeft aangevoerd, de overstap mogelijk. De minimale overstaptijd bedraagt immers 60 minuten en de passagiers hadden 66 minuten overstaptijd.
5.4.
De kantonrechter is van oordeel dat van de passagiers mag worden verwacht dat zij de aansluiting proberen te halen en zich zo snel mogelijk naar de betreffende gate begeven om zich te melden. Onduidelijk is waarom de passagiers zich niet tijdig bij de gate hebben gemeld voor de vlucht van Dubai Airport naar Indira Gandhi International Airport. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is niet komen vast te staan dat het missen van de aansluitende vlucht door de passagiers een gevolg is geweest van de vertraging van het eerste deel van de vlucht. De kantonrechter wijst de vordering van AirHelp dan ook af.
5.5.
De proceskosten komen voor rekening van AirHelp, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van AirHelp, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt AirHelp tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 62,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
De griffier De kantonrechter