ECLI:NL:RBNHO:2022:3943

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 maart 2022
Publicatiedatum
9 mei 2022
Zaaknummer
9009504
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na annulering van vlucht en extra kosten door vertraging

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door eiser 1 in haar hoedanigheid als wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige kinderen, een vordering ingesteld tegen TAP Air Portugal na de annulering van hun vlucht van Amsterdam naar Porto op 25 juni 2019. De passagiers zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht en arriveerden 14 uur en 55 minuten later op hun bestemming. Als gevolg van de annulering hebben zij extra kosten gemaakt, waaronder taxi- en accommodatiekosten, en vorderen zij een schadevergoeding van de vervoerder. De vervoerder heeft de vordering met betrekking tot de taxikosten erkend, maar betwist de overige kosten, waaronder de niet-gebruikte nacht in een hotel, ter waarde van € 127,00.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagiers zich beroepen op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004 en het Verdrag van Montreal. De kantonrechter oordeelt dat de Verordening geen zelfstandige grondslag biedt voor de vergoeding van extra gemaakte kosten. Wat betreft het Verdrag van Montreal, stelt de kantonrechter vast dat de passagiers onvoldoende bewijs hebben geleverd dat de schade daadwerkelijk is geleden. De boekingsbevestiging toont niet aan dat de accommodatie is betaald, en de overige overgelegde stukken bieden geen bewijs van de financiële schade.

Uiteindelijk wijst de kantonrechter de vordering af, waarbij de passagiers worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de vervoerder. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting door kantonrechter S.N. Schipper, waarbij tegen de beschikking geen hoger beroep openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9009504 \ CV FORM 21-740
Uitspraakdatum: 2 maart 2022
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
1. [eiser 1], pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger voor haar minderjarige kinderen
[eiser 2]en
[eiser 3],
2. [eiser 4],allen wonende te [plaats],
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. I.G.B. Maertzdorff
tegen
TAP Air Portugal
gevestigd te Lissabon (Portugal)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.A. Pluijm

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 4 februari 2021;
  • de akte houdende overlegging producties, d.d. 3 maart 2021;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 27 mei 2021;

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport naar Porto Airport (Portugal) op 25 juni 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd en de passagiers zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht. De passagiers zijn 14 uur en 55 minuten later aangekomen op de overeengekomen eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben als gevolg van de annulering extra kosten gemaakt. Zij hebben vergoeding van deze kosten gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd de volledige vordering te voldoen.
2.5.
Passagier sub 1 is door de kantonrechter gemachtigd de onderhavige procedure namens haar minderjarige kinderen te voeren.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 127,14, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- primair € 48,40 dan wel € 44,77 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 17 september 2019;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De passagiers baseren hun verzoek op artikel 5 en/of 6 juncto artikel 8 en/of 9 van de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) dan wel artikel 19 het Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer van 28 mei 1999, Trb. 2001/91 (hierna: het Verdrag van Montreal). De passagiers stellen dat zij als gevolg van de vertraagde uitvoering van de vlucht genoodzaakt waren om kosten te maken voor een taxi terug naar de woonplaats van de passagiers en financiële schade hebben als gevolg van een niet-gebruikte nacht in een van tevoren geboekte en reeds betaalde accommodatie. De vervoerder heeft de vordering met betrekking tot de taxikosten erkend en voldaan. De vordering ziet derhalve nog slechts op de niet-gebruikte nacht ter hoogte van € 127,00.
3.3.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid van het verzochte. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
In het vorderingsformulier hebben de passagiers aangegeven een mondelinge behandeling te verlangen, indien de vervoerder reageert met stukken ter staving van zijn stellingen welke nieuwe feiten en omstandigheden aan het licht brengen. Gelet op artikel 5 lid 1bis van de Verordening tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen nr. 861/2007 (EPGV-Verordening) zal de kantonrechter dit verzoek weigeren omdat hij, gezien de omstandigheden van de zaak, van oordeel is dat een eerlijke rechtspleging in deze zaak geen mondelinge behandeling vergt.
4.3.
De vervoerder voert aan dat niet is gebleken dat een rechterlijke machtiging voor de minderjarige kinderen [eiser 2] en [eiser 3] is afgegeven. De kantonrechter overweegt dat de voornoemde rechterlijke machtiging in de zin van artikel 1:349 lid 1 jo. Artikel 1:253k BW op 3 maart 2021 ter griffie is binnengekomen. Passagier sub 1 is dan ook bevoegd om namens haar minderjarige kinderen in rechte op te treden.
4.4.
De passagiers beroepen zich primair op de Verordening. Op grond van artikel 5 juncto artikel 8 van de Verordening hebben passagiers in geval van annulering van hun vlucht recht op terugbetaling van de ticketprijs dan wel een omboeking op een andere vlucht naar de eindbestemming. Op grond van artikel 5 juncto artikel 9 van de Verordening hebben passagiers in geval van annulering van hun vlucht recht op gratis maaltijden en verfrissingen, hotelaccommodatie, vervoer tussen de luchthaven en de plaats van accommodatie en twee telefoongesprekken of e-mailberichten. De Verordening biedt echter geen zelfstandige grondslag voor de vergoeding van extra gemaakte kosten.
4.5.
De passagiers beroepen zich subsidiair op het Verdrag van Montreal. Uit artikel 19 van het Verdrag van Montreal volgt dat de vervoerder in beginsel gehouden is tot een algemene plicht tot vergoeding van “schade voortvloeiend uit vertraging in het luchtvervoer van passagiers, bagage of goederen”. De passagiers stellen dat sprake is van schade omdat zij vanwege de annulering van vlucht TP679 van dinsdag 25 juni 2019 en de omboeking naar de vlucht met vertrek op 26 juni 2019, genoodzaakt waren om extra kosten te maken. Zij konden gedurende één nacht geen gebruik maken van een tevoren geboekte en reeds betaalde accommodatie te Portugal.
4.6.
De vervoerder heeft de schade gemotiveerd weersproken. Als bewijs van de schade hebben de passagiers een kopie van de boekingsbevestiging overgelegd. Hieruit volgt echter niet dat de passagiers de accommodatie ook daadwerkelijk hebben betaald. Dat de passagiers financiële schade hebben geleden valt evenmin uit de overige overgelegde stukken op te maken. Naar het oordeel van de kantonrechter is het bestaan en de omvang van de geleden schade onvoldoende vast komen te staan. De vordering zal worden afgewezen. De kantonrechter komt derhalve niet aan bespreking van de overige verweren toe.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzochte af;
5.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag worden begroot op € 37,00 aan salaris gemachtigde;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking tot aan de dag van de algehele voldoening.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open