ECLI:NL:RBNHO:2022:3944

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 maart 2022
Publicatiedatum
9 mei 2022
Zaaknummer
8995823
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van kosten door passagier na annulering van vlucht door COVID-19

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 2 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de vervoerder, Transportes Aéros Portugueses S.A. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van São Vincente via Lissabon naar Amsterdam, die geannuleerd werd vanwege de coronapandemie. De passagier is meermaals omgeboekt, maar heeft uiteindelijk pas op 4 en 5 augustus 2020 kunnen vliegen met een repatriëringsvlucht. De passagier vorderde vergoeding van gemaakte kosten voor maaltijden, verfrissingen en overnachtingen, in totaal € 3.660,00, en buitengerechtelijke incassokosten van € 491,00. De vervoerder betwistte de verschuldigdheid en hoogte van deze kosten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de vervoerder erkende dat de passagier meermaals is omgeboekt. Echter, de vervoerder stelde dat de passagier zich niet tijdig had gemeld voor de repatriëringsvluchten op 9 en 10 juli 2020. De kantonrechter oordeelde dat de passagier verantwoordelijk was voor de kosten gemaakt tussen 9 juli en 5 augustus 2020, omdat hij niet op de geplande vluchten was verschenen. Voor de periode tussen 31 maart en 9 juli 2020 kon de kantonrechter de gevorderde kosten niet toewijzen, omdat de passagier onvoldoende bewijs had geleverd dat de kosten noodzakelijk en redelijk waren.

De kantonrechter heeft het verzoek van de passagier afgewezen en hem veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de vervoerder, begroot op € 249,00, vermeerderd met wettelijke rente. Deze beschikking is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en er staat geen hoger beroep open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8995823 \ CV FORM 21-621
Uitspraakdatum: 2 maart 2022
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser] ,wonende te [plaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. S.M. Depmann (DAS Rechtsbijstand)
tegen
Transportes Aéros Portugueses S.A.
gevestigd te Lissabon (Portugal)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.A. Pluijm

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 26 januari
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 27 mei 2021;

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van São Vincente (Kaapverdië) via Lissabon (Portugal) naar Amsterdam Schiphol Airport op 31 maart en 1 april 2020, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd in verband met de uitbraak van de coronapandemie. De passagier is omgeboekt naar een alternatief vluchtschema. Ook deze vluchten werden echter geannuleerd. De passagier is vervolgens nog meermaals kosteloos omgeboekt. De passagier is uiteindelijk op 4 en 5 augustus 2020 met een repatriëringsvlucht van Sao Vincente via Lissabon naar Amsterdam gevlogen.
2.3.
De passagier heeft vergoeding van door hem gemaakte kosten ten behoeve van maaltijden, verfrissingen en overnachtingen gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagier verzoekt de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 3.660,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- primair € 491,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- proceskosten.
3.2.
De passagier baseert zijn verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagier vordert vergoeding van door hem gemaakte kosten ten behoeve van maaltijden, verfrissingen en overnachtingen conform artikel 9 van de Verordening tot een bedrag van € 3.660,00. Daarnaast maakt de passagier aanspraak op betaling door de vervoerder van de buitengerechtelijke kosten.
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid en de hoogte van het verzochte. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder heeft erkend dat de passagier meermaals is omgeboekt wegens de annulering van verschillende vluchten als gevolg van de wereldwijde uitbraak van COVID-19. De vervoerder voert aan dat de passagier op 4 juli 2020 is omgeboekt naar repatriëringsvlucht TP 3794 op 9 juli 2020 (São Vincente naar Lissabon) en repatriëringsvlucht TP 2886 op 10 juli (Lissabon naar Amsterdam). De passagier heeft zich echter volgens de vervoerder niet (tijdig) bij de gate gemeld om aan boord te gaan van deze vlucht. De kantonrechter overweegt dat de vervoerder onder verwijzing naar een uitdraai van het Europees reserveringssysteem “Amadeus” voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de repatriëringsvluchten van 9 en 10 juli 2020 doorgang hebben gevonden zoals gepland, en dat de passagier voor deze vluchten niet is komen opdagen. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de kosten gemaakt in de periode tussen 9 juli 2020 en 5 augustus 2020 voor rekening van de passagier moeten blijven.
4.3.
Ten aanzien van de periode tussen 31 maart 2020 en 9 juli 2020 overweegt de kantonrechter het volgende. De passagier heeft als productie 2 een bon overgelegd. De kosten op deze bon zijn echter niet nader gespecificeerd. Het is bovendien onduidelijk welke kosten in welke periode zijn genoten. De bon is niet gedateerd, en de bron is onduidelijk. Gesteld noch gebleken is dat de kosten noodzakelijk, redelijk en passend zijn. Bovendien is niet vast te stellen of de kosten voortvloeien uit de annulering van de vlucht (en). Gelet op de gemotiveerde betwisting door de vervoerder, zal de vordering dan ook worden afgewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzochte af;
5.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag worden begroot op € 249,00 aan salaris gemachtigde;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking tot aan de dag van de algehele voldoening.
Deze beschikking is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open