ECLI:NL:RBNHO:2022:3982

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 maart 2022
Publicatiedatum
9 mei 2022
Zaaknummer
7978193
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van een vlucht en de bewijskracht van interne documenten

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door eiser 1 als wettelijk vertegenwoordiger van zijn minderjarige kinderen, een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht van Istanbul naar Schiphol op 28 augustus 2017. De passagiers claimen compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, omdat zij met 11 uur en 39 minuten vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen. De vervoerder heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een door de luchtverkeersleiding gewijzigde CTOT (Calculated Take-Off Time). De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. De vervoerder heeft echter voldoende bewijs geleverd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, waardoor de vordering van de passagiers werd afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de vertraging die voortkwam uit de luchtverkeersleiding en dat de passagiers niet konden aantonen dat er alternatieve vluchten beschikbaar waren die hen sneller naar hun eindbestemming hadden kunnen brengen. De proceskosten werden toegewezen aan de passagiers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7978193 \ CV EXPL 19-12051
Uitspraakdatum: 2 maart 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
1. [eiser 1],pro se in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger voor zijn minderjarige kinderen
[eiser 2]en
[eiser 3],2. [eiser 4]allen wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. I.G.B. Maertzdorff
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaftgevestigd te Keulen (Duitsland), mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 17 april 2019 vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Istanbul (Turkije) via Frankfurt (Duitsland) naar [plaats] Schiphol Airport op 28 augustus 2017, hierna: de vlucht.
2.2.
Het eerste deel van de vlucht is vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben hun aansluitende vlucht gemist. Zij zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht. De passagiers zijn met 11 uur en 39 minuten vertraging aangekomen op hun eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.5.
Passagier sub 1 is door de kantonrechter gemachtigd de onderhavige procedure namens zijn minderjarige kind te voeren.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.600,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 augustus 2017, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 363,00 dan wel € 290,40 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 13 september 2017 dan wel vanaf datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert daartoe aan dat de vlucht in kwestie een door de luchtverkeersleiding gewijzigde CTOT (“Calculated Take-Off Time”) opgelegd heeft gekregen. De vervoerder moest gevolg geven aan deze slotwijziging en was genoodzaakt de voornoemde vlucht met vertraging uit te voeren. Er is derhalve sprake van buitengewone omstandigheden, aldus de vervoerder.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Niet in geschil is dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op hun eindbestemming zijn aangekomen, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden welke ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. In punt 15 van de considerans van de Verordening heeft de Gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.3.
De vervoerder heeft een beroep gedaan op buitengewone omstandigheden. Hij voert - onder verwijzing naar het vluchtrapport en de slot history - aan dat de vlucht vertraagd is uitgevoerd wegens een door de luchtverkeersleiding gewijzigde CTOT. De passagiers stellen dat de door de vervoerder overgelegde en intern opgestelde documenten niet als bewijs kunnen dienen voor het bestaan van buitengewone omstandigheden.
5.4.
Ten aanzien van de bewijskracht van de door de vervoerder overgelegde documenten overweegt de kantonrechter het volgende. Blijkens de Richtsnoeren voor de interpretatie van de Verordening (EG) nr. 261/2004 kunnen luchtvaartmaatschappijen buitengewone omstandigheden aantonen door uittreksels uit hun logboeken of incidentenrapporten en/of externe documenten en verklaringen voor te leggen. Het enkele feit dat de overgelegde documenten interne documenten zijn, betekent dan ook niet dat deze onvoldoende zijn om een beroep op een buitengewone omstandigheid te onderbouwen. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vervoerder dan ook voldoende gemotiveerd onderbouwd dat om 02:25 uur UTC de slot van 03:20 uur UTC door de luchtverkeersleiding werd ingetrokken en werd vervangen door de slot van 03:54 uur UTC.
5.5.
De passagiers stellen dat de beperking van 15 minuten op de vlucht in kwestie, gekoppeld aan vertragingscode 82, niet als langdurig bestempeld kan worden en aldus geen buitengewone omstandigheid kan opleveren. Voorts betogen zij dat de vlucht in kwestie met een vertraging van 35 minuten te Frankfurt is aangekomen. Nu voor deze 20 minuten additionele vertraging geen verklaring is gegeven, kan nimmer worden aangenomen dat deze 20 minuten vertraging is veroorzaakt door een buitengewone omstandigheid, aldus de passagiers. Zij verwijzen hierbij naar het door de vervoerder overgelegde vluchtrapport.
5.6.
De kantonrechter overweegt dat de vervoerder gebonden was aan de toegekende slot van 03:54 uur UTC. Hoewel de vlucht om 03:35 uur UTC “off blocks” ging, mocht zij op grond van de slot van 03:54 uur UTC niet eerder dan 03:49 uur UTC opstijgen. De kantonrechter overweegt dat een luchtvaartmaatschappij geen invloed heeft op het tijdsverloop tussen het vertrek van de gate en het opstijgen. Het toestel is op dat moment afhankelijk van de luchtverkeersleiding. Dit is een omstandigheid die buiten de invloedssfeer van de vervoerder ligt. De vervoerder heeft naar het oordeel van de kantonrechter dan ook voldoende aannemelijk gemaakt dat alle 35 minuten vertraging te wijten zijn aan de gewijzigde CTOT.
5.7.
De kantonrechter overweegt dat bij de beoordeling van de ‘langdurigheid’ van de vertraging de gehele vlucht in aanmerking dient te worden genomen. Hoewel 35 minuten vertraging op zichzelf inderdaad niet als ‘langdurig’ valt aan te merken, heeft dit er wel (mede) toe geleid dat de passagiers hun aansluitende vlucht hebben gemist en als gevolg daarvan met langdurige vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen.
5.8.
De kantonrechter overweegt dat het intrekken van de oorspronkelijke slottijd en het toekennen van een latere slottijd is aan te merken als een besluit van de luchtverkeersleiding gericht aan het toestel waarmee de vlucht is uitgevoerd. De vervoerder is verplicht door de luchtverkeersleiding opgelegde restricties op te volgen, hij kan daarop geen invloed uitoefenen. De vertraging van de vlucht in kwestie is derhalve het gevolg van buitengewone omstandigheden.
5.9.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. De passagiers stellen dat de vervoerder onvoldoende buffer in de overstaptijd van de passagiers heeft ingeruimd. De kantonrechter overweegt dat de vervoerder in het stadium van de planning van de vlucht redelijkerwijs rekening moet houden met het risico op vertraging. De kantonrechter acht in dit kader een reservetijd (of ‘buffer’) van ten minste 20 minuten bovenop de MCT (“
Minimum Connecting Time”) noodzakelijk. In dit geval hebben de buitengewone omstandigheden tot een vertraging van 35 minuten geleid. De kantonrechter concludeert dat, ook al had de vervoerder voldoende reservetijd in acht genomen, de passagiers hun aansluitende vlucht niet meer hadden kunnen halen.
5.10.
De passagiers stellen voorts dat zij niet zijn omgeboekt naar een andere vlucht ‘bij eerste gelegenheid’. Zij betogen dat de vervoerder hen op de luchthaven van Frankfurt ook had kunnen omboeken naar vluchten van andere maatschappijen met eindbestemming [plaats], zoals KL1764 of KL1766. De kantonrechter overweegt dat van de vervoerder in beginsel niet kan worden gevergd dat hij voor het aanbieden van een alternatieve vlucht de passagiers de mogelijkheid geeft om te kiezen uit alle vluchten van die dag bij alle luchtvaartmaatschappijen. Het aanbieden van de eerst mogelijke vlucht van de vervoerder zelf, dan wel van een dochtermaatschappij, is in de meeste gevallen voldoende. Volgens het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C-74/19) is dit slechts anders indien de passagiers met een door de vervoerder zelf uitgevoerde alternatieve vlucht de dag na de oorspronkelijk vastgestelde dag aankomt. In het onderhavige geval zijn de passagiers met 11 uur en 39 minuten vertraging (en dus minder dan 24 uur) op hun eindbestemming aangekomen. Onder deze omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat de vervoerder door de passagier om te boeken naar de eerstvolgende door hemzelf uitgevoerde vlucht, geen redelijk alternatief heeft geboden. Bovendien hebben de passagiers nagelaten om te tonen dat er nog vrije plaatsen beschikbaar waren op de genoemde vluchten KL1764 en KL1766, zodat niet is komen vast te staan dat de passagiers sneller naar hun eindbestemming vervoerd hadden kunnen worden. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder nog meer had kunnen nemen. De passagiers hebben in dit verband ook niets gesteld. De vordering van de passagiers tot betaling van compensatie wegens vertraging van de vlucht zal worden afgewezen.
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 374,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder.
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter