ECLI:NL:RBNHO:2022:3986

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 maart 2022
Publicatiedatum
9 mei 2022
Zaaknummer
8286711
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door ziekte piloot

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door hun gemachtigden mr. I.G.B. Maertzdorff en mr. M.J.R. Hannink, een vordering ingesteld tegen de vervoerder Emirates, vertegenwoordigd door mr. M. Lustenhouwer, wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam via Dubai naar Indonesië op 17 en 18 juni 2018. Door een vertraging van de eerste vlucht arriveerden de passagiers 5 uur en 51 minuten later op hun eindbestemming. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij langdurige vertraging van vluchten.

De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk de acute ziekte van de piloot. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet kon anticiperen op de ziekte van de piloot en dat dit een buitengewone omstandigheid vormde. De rechter concludeerde dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen, maar dat het invliegen van een vervangende piloot tijd kostte en niet mogelijk was binnen de geldende regelgeving. De kantonrechter wees de vordering van de passagiers af en stelde dat de proceskosten voor rekening van de passagiers kwamen, omdat zij ongelijk kregen.

De beslissing van de kantonrechter werd uitgesproken op 16 maart 2022, waarbij de vordering van de passagiers werd afgewezen en hen werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de vervoerder.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8286711 \ CV EXPL 20-905
Uitspraakdatum: 16 maart 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],2. [eiser 2],beiden wonende te [plaats 1],3. [eiser 3],wonende te [plaats 2],4. [eiser 4],wonende te [plaats 3],5. [eiser 5],6. [eiser 6],beiden wonende te [plaats 4],7. [eiser 7],wonende te [plaats 5],7. [eiser 8],9. [eiser 9],beiden wonende te [plaats 6]

eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde: mr. I.G.B. Maertzdorff en mr. M.J.R. Hannink
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Emiratesgevestigd te Dubai (Verenigde Arabische Emiraten)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 4 november 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Dubai Airport (Verenigde Arabische Emiraten) naar Ngurah Rai Airport (Indonesië) op 17 en 18 juni 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
Het eerste deel van de vlucht is vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben hun aansluitende vlucht gemist. Als gevolg daarvan zijn de passagiers omgeboekt naar een andere vlucht. De passagiers zijn hierdoor 5 uur en 51 minuten later aangekomen op hun eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 5.400,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 juni 2018, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 847,00 dan wel € 780,45 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 17 juli 2018 dan wel vanaf de datum van betekening van deze dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de vertraging van de vlucht het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening, die ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. De vervoerder heeft in dit verband aangevoerd dat de piloot die de vlucht zou uitvoeren acuut onwel werd en hierdoor niet meer in staat was om de vlucht uit te voeren.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Niet in geschil is dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening en dat de vertraging, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen, niet voorkomen had kunnen worden.
5.3.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de vlucht onderdeel uitmaakt van de rotatie Dubai – Amsterdam – Dubai. De bemanning die de voorafgaande vlucht (Dubai – Amsterdam) heeft uitgevoerd, mocht op grond van regelgeving omtrent de arbeidstijden de vlucht niet uitvoeren. Er stond een vervangende bemanning klaar op Schiphol om de vlucht uit te voeren. Echter, in de middag van 17 juni 2018 werd een piloot acuut onwel en gaf aan dat hij niet langer in staat was om de vlucht uit te voeren. De bedrijfsarts heeft later verklaard (productie 2 conclusie van antwoord) dat de piloot niet langer ‘fit to fly’ was en het was de piloot dus niet toegestaan om te vliegen, ook vanwege de vliegveiligheid. Vliegen met één piloot minder is niet toegestaan en het uitvoeren van de vlucht met andere bemanningsleden van andere luchtvaartmaatschappijen is eveneens niet toegestaan.
5.4.
De passagiers stellen dat uitval van medewerkers door ziekte in het algemeen niet ongebruikelijk is binnen een organisatie, en dat het plotseling ziek worden van een van de piloten dan ook inherent is aan de uitvoering van de normale activiteiten van de vervoerder. De kantonrechter overweegt dat het plotseling ziek worden van een piloot onder bepaalde omstandigheden een buitengewone omstandigheid (onverwacht vliegveiligheidsprobleem) kan opleveren, zoals ook is bepaald in de zaak van de kantonrechter d.d. 28 oktober 2020 –ECLI:NL:RBNHO:2020:8758. De vervoerder kan niet anticiperen op een ziekmelding van een piloot, noch kan hij hierop enige invloed uitoefenen. Gelet op de omstandigheden van het onderhavige geval levert het acuut ziek worden van de piloot naar het oordeel van de kantonrechter een buitengewone omstandigheid (onverwacht vliegveiligheidsprobleem) op. Dit is een van buiten komende omstandigheid waar een luchtvaartmaatschappij geen invloed op kan uitoefenen. Daarbij wordt in de onderhavige zaak ook in overweging genomen dat het aanwezig hebben van reservepiloten op elk buitenstation van een vervoerder onaanvaardbare financiële offers van die vervoerder zou vergen.
5.5.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de vlucht te voorkomen, dan wel te beperken. Aangezien luchthaven Schiphol voor de vervoerder geen thuisbasis is en de vervoerder niet op elk buitenstation een voltallige extra bemanning klaar heeft staan voor ieder type vliegtuig waar hij mee vliegt, moest in eerste instantie een piloot worden ingevlogen vanaf de thuisbasis Dubai. Het invliegen van een vervangende piloot kost echter veel tijd vanwege de afstand Dubai – Amsterdam. Bovendien zou een ingevlogen piloot ook niet direct ingezet kunnen worden vanwege de geldende arbeidstijdenregelgeving (het in acht nemen van de wettelijk voorgeschreven rusttijd), zelfs niet als de piloot ingevlogen zou worden als passagier. Om diezelfde reden kon ook de piloot die kort voor de vlucht in London was geland, niet worden ingezet voor de uitvoering van de vlucht. Het invliegen van een vervangende piloot zou aldus al snel een vertraging opleveren van ruim 24 uur. Uiteindelijk bleek een piloot met vakantie te zijn in Madrid (Spanje). De vervoerder heeft toegelicht dat hij deze piloot uit Madrid heeft laten overvliegen om de vlucht alsnog zo snel mogelijk uit te kunnen voeren. Daardoor is de vertraging beperkt gebleven. Voorts heeft de vervoerder toegelicht dat hij de passagiers heeft omgeboekt naar de eerstvolgende beschikbare vlucht vanaf Dubai naar de eindbestemming. De passagiers hebben dit niet betwist. In de gegeven situatie kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder in dit geval nog meer of anders had moeten nemen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. De passagiers hebben in dit verband ook niets gesteld.
5.6.
De conclusie is dat de vordering van de passagiers zal worden afgewezen. De overige verweren van de vervoerder behoeven derhalve geen bespreking.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 622,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 124,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter