ECLI:NL:RBNHO:2022:4001

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 maart 2022
Publicatiedatum
9 mei 2022
Zaaknummer
5813643
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en de rol van buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben de passagiers een vordering ingesteld tegen de vervoerder, Easyjet Airline Company Limited, vanwege een vertraging van meer dan drie uur op hun vlucht van Fiumicino Airport Rome naar Amsterdam Schiphol op 10 augustus 2015. De passagiers vorderen compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij langdurige vertragingen. De vervoerder heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals slechte weersomstandigheden en beperkingen opgelegd door de luchtverkeersleiding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de vertraging daadwerkelijk het gevolg was van deze buitengewone omstandigheden. De kantonrechter oordeelt dat de passagiers recht hebben op compensatie, omdat de vervoerder niet heeft aangetoond dat de vertraging niet te vermijden was. De kantonrechter heeft de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 5.476,00 aan de passagiers, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken door mr. S.N. Schipper op 16 maart 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 5813643 \ CV EXPL 17-2672
Uitspraakdatum: 16 maart 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1], wonende te [plaats 1],

2.
[eiser 2],wonende te [plaats 2],
3.
[eiser 3],
4.
[eiser 4],beiden wonende te [plaats 3],
5.
[eiser 5],wonende te [plaats 4] (Duitsland),
6.
[eiser 6],
7.
[eiser 7],beiden wonende te [plaats 5]
8.
[eiser 8],
9.
[eiser 9],
10.
[eiser 10],
11.
[eiser 11],
12.
[eiser 12],
13.
[eiser 13],allen wonende te [plaats 6],
14.
[eiser 14],wonende te [plaats 7],
15.
[eiser 15],wonende te [plaats 6],
16.
[eiser 16],wonende te [plaats 8],
17.
[eiser 17],
18.
[eiser 18],beiden wonende te [plaats 9],
19.
Stichting Achmea Rechtsbijstand, gevestigd te Tilburg
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. I.G.B. Maertzdorff, mr. M.J.R. Hannink en M.A.P. Duinkerke
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Easyjet Airline Company Limited
gevestigd te Cardiff (Verenigd Koninkrijk), mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. B. Koolhaas

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 19 december 2016 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben hierna nog een akte genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Fiumicino Airport Rome (Italië) naar Amsterdam Schiphol Airport op 10 augustus 2015, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.5.
Passagier [betrokkene] heeft haar vermeende vorderingsrecht gecedeerd aan Stichting Achmea Rechtsbijstand.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 4.750,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 augustus 2015, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 726,00 dan wel € 600,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 10 september 2015 dan wel vanaf datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert daartoe aan dat de vertraging is ontstaan door slechte weersomstandigheden, en de daarmee gepaard gaande restricties van de luchtverkeersleiding Er was sprake van heftige regenval, onweersbuien en overstromingen. Daarnaast had de grondafhandeling op Fiumicino beperkte capaciteit, onder meer vanwege een brand op een van de terminals van Fiumicino eerder in het seizoen. Dit zijn buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden, aldus de vervoerder.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De kantonrechter heeft geen acht geslagen op het in de laatste akte van de passagiers opgenomen commentaar dat niet ziet op de door de vervoerder in zijn laatste conclusie overgelegde producties. De passagiers zijn door de kantonrechter in de gelegenheid gesteld om zich over die producties uit te laten, maar niet om het in de eerdere twee schriftelijke rondes gevoerde debat voort te zetten.
5.3.
Niet in geschil is dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden welke ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever er op gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.4.
De vervoerder voert aan dat het toestel voorafgaand aan de vlucht in kwestie nog gepland stond om (onder andere) vlucht U2 5255 (van Londen naar Rome) uit te voeren. Vlucht U2 5255 kreeg te maken met door de luchtverkeersleiding opgelegde beperkingen. Die vertraging leidde, samen met de weersomstandigheden op Fiumicino Airport waarmee de opvolgende vluchten te maken kregen, tot steeds verder oplopende vertragingen van de daarop aansluitende vluchten die uiteindelijk resulteerde in de langdurige vertraging van de vlucht in kwestie, aldus de vervoerder. De kantonrechter begrijpt dat de vervoerder een beroep doet op doorwerking van buitengewone omstandigheden.
5.5. .
. Van doorwerking van buitengewone omstandigheden kan sprake zijn als de vertraging van de voorgaande vlucht(en) direct effect heeft gehad op de uitvoering van de betreffende vlucht. Tevens geldt dat besluiten van de luchtverkeersleiding kunnen doorwerken op latere vluchten, mits er een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen deze omstandigheid en de vertraging van de latere vlucht. De kantonrechter overweegt dat voor zover de vertraging van vlucht U2 5255 het gevolg is van buitengewone omstandigheden, onvoldoende is gebleken hoe deze vertraging doorwerkt op de vlucht in kwestie. Het had op de weg van de vervoerder gelegen om ook de vluchtrapporten van de voorafgaande vluchten U2 4921 (Rome naar Basel) en U2 4922 (Basel naar Rome) te overleggen. Nu de vervoerder dit niet heeft gedaan, kan niet worden vastgesteld dat de vertraging aangemerkt met vertragingscode 93 het gevolg is van buitengewone omstandigheden.
5.6.
De resterende vertraging van 28 minuten is blijkens het vluchtrapport te wijten aan vertragingscode 90. De vervoerder heeft echter niet (voldoende) toegelicht waar vertragingscode 90 uit bestaat, zodat niet kan worden vastgesteld dat deze vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter overweegt dat de vertraging die valt toe te rekenen aan buitengewone omstandigheden dient te worden afgetrokken van de totale duur van de aankomstvertraging van de betrokken vlucht (zie de uitspraak van het Hof van 4 mei 2017 Peskova, ECLI:EU:C:2017:342). Na aftrek resteert een vertraging van meer dan drie uur. De vordering van de passagiers dient daarom te worden toegewezen.
5.7.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt.. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
5.9.
Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 5.476,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 4750,00 vanaf 10 augustus 2015tot aan de dag der algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 96,57;
griffierecht € 223,00;
salaris gemachtigde € 622,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 124,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter