ECLI:NL:RBNHO:2022:4006

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 maart 2022
Publicatiedatum
9 mei 2022
Zaaknummer
8861758
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtreis door ziekte van piloot

In deze zaak hebben de passagiers, die een vervoersovereenkomst hadden met United Airlines Inc., een vordering ingesteld wegens vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Cancun via Houston op 28 september 2018. De passagiers arriveerden met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming en vorderden compensatie van € 1.200,00, vermeerderd met wettelijke rente, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk het plotseling ziek worden van de 'First Officer'. De kantonrechter oordeelde dat het acuut ziek worden van de piloot inderdaad een buitengewone omstandigheid opleverde, die niet te voorzien was en waarvoor de vervoerder niet verantwoordelijk kon worden gehouden. De rechter stelde vast dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te beperken, waaronder het omboeken van de passagiers naar een alternatieve vlucht. De vordering van de passagiers werd afgewezen, en zij werden veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8861758 \ CV EXPL 20-9430
Uitspraakdatum: 9 maart 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]

2.
[eiser 2]beiden wonende te [plaats],
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
United Airlines Inc.
gevestigd te Wilmington (Verenigde Staten)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. R.L.S.M. Pessers en dhr. J.O. Gemser

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 22 september 2020 vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via George Bush Intercontinental Airport Houston (Verenigde Staten) naar Cancun International Airport (Mexico) op 28 september 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
Het eerste deel van de vlucht heeft vertraging opgelopen. De passagiers hebben hun aansluitende vlucht gemist. De passagiers zijn met meer dan 3 uur vertraging aangekomen op hun eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert daartoe aan dat de vertraging van de vlucht het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening, die ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. Direct na aankomst van de voorgaande vlucht te Amsterdam constateerde de “First Officer” dat hij vanwege ziekte niet in staat was de vlucht van Amsterdam naar Houston uit te voeren. Door het ontbreken van de “First Officer” kon de vlucht vanwege de geldende werk- en rusttijden niet met het in het kader van de vliegveiligheid voorgeschreven aantal van drie piloten rechtstreeks naar Houston vliegen. Het ziek uitvallen van een piloot is aan te merken als een bijzondere omstandigheid. De vervoerder voert aan er alles aan te hebben gedaan om de gevolgen van deze bijzondere omstandigheid zo beperkt mogelijk te houden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Niet in geschil is dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden welke ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. In de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich met name kunnen voordoen in geval van politieke onstabiliteit, weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen, beveiligingsproblemen, onverwachte vliegveiligheidsproblemen en stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert.
5.3.
Niet in geschil is dat de piloot van de betreffende vlucht ziek was en hierdoor niet kon vliegen. Voorts heeft de vervoerder toegelicht dat vluchten zoals de onderhavige wegens veiligheidsredenen in het kader van de geldende werk- en rusttijden met een “augmented crew” van drie piloten moeten vertrekken. De passagiers hebben dit niet betwist. De passagiers stellen dat uitval van medewerkers door ziekte in het algemeen niet ongebruikelijk is binnen een organisatie, en dat het plotseling ziek worden van een van de piloten dan ook inherent is aan de uitvoering van de normale activiteiten van de vervoerder. Derhalve stellen de passagiers dat de ziekmelding van een piloot geen buitengewone omstandigheid oplevert. De kantonrechter overweegt dat het plotseling ziek worden van een piloot onder bepaalde omstandigheden een buitengewone omstandigheid (onverwacht vliegveiligheidsprobleem) kan opleveren, zoals ook is bepaald in de zaak van de kantonrechter d.d. 28 oktober 2020 –ECLI:NL:RBNHO:2020:8758. In de onderhavige kwestie werd een van de drie piloten die de vlucht van Amsterdam naar Houston zouden uitvoeren geheel onverwacht onwel op de luchthaven van Schiphol. De vervoerder kan niet anticiperen op een ziekmelding van een piloot, noch kan hij hierop enige invloed uitoefenen. Omdat de luchthaven Schiphol een buitenstation van de vervoerder is, was er ter plekke geen reservepiloot beschikbaar om de vlucht uit te voeren. Het aanwezig hebben van reservepiloten op elk buitenstation van een luchtvaartmaatschappij zou onaanvaardbare financiële offers van die luchtvaartmaatschappij vergen. De stelling van de passagiers dat de vervoerder reservepiloten stand-by had moeten hebben te Amsterdam, wordt derhalve gepasseerd. Gelet op de omstandigheden van het onderhavige geval levert het acuut ziek worden van de “First Officer” naar het oordeel van de kantonrechter een buitengewone omstandigheid (onverwacht vliegveiligheidsprobleem) op.
5.4.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de vlucht te voorkomen, dan wel te beperken. De kantonrechter is van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. Om de vertraging van de passagiers zoveel mogelijk te voorkomen heeft de vervoerder besloten de vlucht met twee in plaats van drie piloten uit te voeren. Een vlucht met dit beperktere aantal piloten mag echter niet rechtstreeks een vlucht van Amsterdam naar Houston uitvoeren. Daarom was de vervoerder genoodzaakt een tussenstop in Boston te maken en aldaar de cockpit en cabine bemanning te vervangen. Het wachten op een trans-Atlantisch naar Amsterdam ingevlogen nieuwe crew zou tot veel meer vertraging hebben geleid. De vervoerder voert aan de passagiers te hebben omgeboekt naar de eerst beschikbare alternatieve vlucht van Houston naar Cancun. De passagiers betwisten dit, maar laten na toet te lichten dat er snellere alternatieve vluchten voorhanden waren. Bovendien hebben de passagiers niet aangetoond dat er stoelen beschikbaar waren aan boord van een eventuele snellere alternatieve vlucht. In de gegeven situatie kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder in dit geval nog meer of anders had moeten nemen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. De passagiers hebben in dit verband ook niets gesteld.
5.5.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 62,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter