ECLI:NL:RBNHO:2022:4007

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 maart 2022
Publicatiedatum
9 mei 2022
Zaaknummer
9106996
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door weersomstandigheden

In deze zaak heeft Flightright GmbH, gevestigd te Hamburg, een vordering ingesteld tegen Aeroflot-Russian Airlines, gevestigd te Moskou, vanwege een vertraging van een vlucht op 22 januari 2019. De passagiers, die een vervoersovereenkomst hadden met de vervoerder, hebben hun vorderingsrecht gecedeerd aan Flightright. De vertraging van de vlucht leidde ertoe dat de passagiers meer dan 16 uur later op hun eindbestemming in Delhi aankwamen. Flightright vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij vertragingen. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder onvoldoende had onderbouwd dat deze omstandigheden de vertraging hadden veroorzaakt. De kantonrechter stelde vast dat de passagiers recht hadden op compensatie en wees de vordering van Flightright toe, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten werden aan de vervoerder opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9106996 \ CV EXPL 21-1962
Uitspraakdatum: 23 maart 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
Flightright GmbH
gevestigd te Hamburg (Duitsland)
eiser
hierna te noemen: Flightright
gemachtigde: mr. Yildiz
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Aeroflot-Russian Airlines
gevestigd te Moskou (Rusland), mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: G. Kagramanyan

1.Het procesverloop

1.1.
Flightright heeft bij dagvaarding van 21 januari 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Flightright heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. Flightright heeft hierna nog een akte genomen.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene 1] en [betrokkene 2] (hierna: de passagiers) hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Moskou (Rusland) naar Delhi (India) op 22 januari 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
Het eerste deel van de vlucht is vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben hun aansluitende vlucht gemist. De passagiers zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht, waarmee zij meer dan 16 uur later op hun eindbestemming zijn aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben hun vermeende vorderingsrecht gecedeerd aan Flightright.
2.4.
Flightright heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Flightright vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.080,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 162,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
Flightright heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Flightright stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 540,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert daartoe aan dat de vertraging van vlucht SU2551 (Amsterdam naar Moskou) het gevolg is van buitengewone omstandigheden, te weten slechte weersomstandigheden, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Niet in geschil is dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden welke ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever er op gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.3.
De vervoerder voert aan dat de vertraging van vlucht SU2551 (Amsterdam naar Moskou) het gevolg is van winterweersomstandigheden te Amsterdam. De kantonrechter overweegt dat voor zover er inderdaad sprake was van winterweersomstandigheden de vervoerder niet, of althans onvoldoende, heeft onderbouwd hoe deze weersomstandigheden van invloed zijn geweest op de uitvoering van de vlucht. De vervoerder heeft aangevoerd dat de weersomstandigheden hebben geleid tot beperkingen op de luchthaven Schiphol, maar heeft dit verder niet toegelicht.
5.4.
De vervoerder heeft dan ook, mede gelet op de betwisting van Flightright, onvoldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is geweest van buitengewone omstandigheden. De vordering tot betaling van de compensatie zal om die reden worden toegewezen. Gelet op artikel 7 lid 1 sub v van de Verordening hebben de passagiers recht op € 600,00 per passagier. Zij hebben echter slechts € 540,00 per passagier gevorderd. De kantonrechter zal dan ook slechts het gevorderde bedrag toewijzen.
5.5.
De gevorderde wettelijke rente is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.6.
Flightright heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan Flightright van € 1.242,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.080,00 vanaf 22 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van Flightright tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 109,41;
griffierecht € 507,00;
salaris gemachtigde € 248,00;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter