ECLI:NL:RBNHO:2022:4008

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 maart 2022
Publicatiedatum
9 mei 2022
Zaaknummer
9139000
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie voor vluchtvertraging op basis van Europese regelgeving

In deze zaak heeft AirHelp GmbH, een rechtspersoon gevestigd in Berlijn, Duitsland, een vordering ingesteld tegen Lot Polish Airlines, gevestigd in Warschau, Polen, wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De vordering is ingesteld op 17 maart 2021, naar aanleiding van een vertraging van meer dan drie uur op een vlucht van Amsterdam naar Vilnius op 29 april 2019. De passagier had haar vorderingsrecht gecedeerd aan AirHelp, die compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004 vorderde. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk luchtverkeersleiding opgelegde beperkingen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en heeft de argumenten van beide partijen beoordeeld. De vervoerder heeft aangetoond dat een aanzienlijk deel van de vertraging te wijten was aan ATFM-restricties en een verstoorde rotatie van het toestel. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende aannemelijk had gemaakt dat 48 van de 54 minuten vertraging het gevolg waren van buitengewone omstandigheden.

Daarnaast werd de vraag behandeld of de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen. De kantonrechter concludeerde dat, zelfs met een voldoende reservetijd, de passagier haar aansluitende vlucht niet had kunnen halen. De vordering van AirHelp werd afgewezen, en de proceskosten werden aan AirHelp opgelegd. Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter S.N. Schipper op 23 maart 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9139000 \ CV EXPL 21-2271
Uitspraakdatum: 23 maart 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp GmbHgevestigd te Berlijn (Duitsland)
eiseres
hierna te noemen: Airhelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Lot Polish Airlinesgevestigd te Warschau (Polen), mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: E. Cieplak-Greszta

1.Het procesverloop

1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 17 maart 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. Airhelp heeft, hoewel hiertoe in de gelegenheid gesteld, hierna geen akte meer genomen.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene] (hierna: de passagier) heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Frederic Chopin Airport Warschau (Polen) naar Vilnius Airport (Litouwen) op 29 april 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
Het eerste deel van de vlucht is vertraagd uitgevoerd. De passagier heeft haar aansluitende vlucht gemist. De passagier is met meer dan 3 uur vertraging aangekomen op haar eindbestemming.
2.3.
De passagier heeft haar vermeende vorderingsrecht gecedeerd aan Airhelp.
2.4.
Airhelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Airhelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert daartoe aan dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden, te weten door de luchtverkeersleiding opgelegde beperkingen, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De vervoerder voert aan dat de vertraging van vlucht LO266 (van Amsterdam naar Warschau) een tweeledige oorzaak kent. De vertraging zou het gevolg zijn geweest van ATFM-restricties en een verstoorde rotatie van het toestel wegens ATC-slotrestricties. De vervoerder verwijst in dit kader naar het overgelegde vluchtrapport. Uit het vluchtrapport volgt dat 28 minuten van de vertraging zijn toe te schrijven aan vertragingscode 93B (AIRCRAFT ROTATION ATC SLOT LIMITATION) en 20 minuten zijn toe te schrijven aan vertragingscode 83 (ATFM DUE TO RESTRICTION AT DESTINATION AIRPORT). Airhelp stelt dat de door de vervoerder overgelegde en intern opgestelde documenten niet als bewijs kunnen dienen voor het bestaan van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter overweegt dat blijkens de Richtsnoeren voor de interpretatie van de Verordening (EG) nr. 261/2004 luchtvaartmaatschappijen buitengewone omstandigheden kunnen aantonen door uittreksels uit hun logboeken of incidentenrapporten en/of externe documenten en verklaringen voor te leggen. Het enkele feit dat de overgelegde documenten interne documenten zijn, betekent dan ook niet dat deze onvoldoende zijn om een beroep op een buitengewone omstandigheid te onderbouwen. De vervoerder is verplicht om door de luchtverkeersleiding opgelegde restricties op te volgen, hij kan daarop geen invloed uitoefenen. De vervoerder heeft naar het oordeel van de kantonrechter dan ook voldoende aannemelijk gemaakt dat 48 van de totale 54 minuten vertraging het gevolg zijn van buitengewone omstandigheden.
5.3.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier zoveel mogelijk te voorkomen dan wel te beperken. Airhelp stelt dat de vervoerder onvoldoende buffer in de overstaptijd van de passagier heeft ingeruimd. De kantonrechter overweegt dat de vervoerder in het stadium van de planning van de vlucht redelijkerwijs rekening moet houden met het risico op vertraging. De kantonrechter acht in dit kader een reservetijd (of ‘buffer’) van ten minste 20 minuten bovenop de MCT (“
Minimum Connecting Time”) noodzakelijk. In dit geval hebben de buitengewone omstandigheden tot een totale vertraging van 54 minuten geleid. De kantonrechter concludeert dat, ook al had de vervoerder voldoende reservetijd in acht genomen, de passagier haar aansluitende vlucht niet meer had kunnen halen.
5.4.
Airhelp stelt voorts dat de passagier niet is omgeboekt naar een vlucht ‘bij eerste gelegenheid’. Uit het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C-74/19) volgt dat, indien de passagier met een door de vervoerder zelf uitgevoerde alternatieve vlucht de dag na de oorspronkelijk vastgestelde dag aankomt dit in beginsel geen redelijke maatregel vormt. Hierbij gaat de kantonrechter voor de interpretatie van het hiervoor genoemde woord ‘dag’ uit van een tijdruimte en voor de uitleg ervan wordt aangesloten bij de algemeen geaccepteerde uitleg, zijnde een tijdsduur van 24 uur. De passagier is in het onderhavige geval echter met een vertraging van minder 24 uur aangekomen op haar eindbestemming. Niet gebleken is dan ook dat de alternatief aangeboden vlucht geen redelijke maatregel vormt.
5.5.
Airhelp stelt dat de passagier nog dezelfde avond nog met een door de vervoerder zelf uitgevoerde alternatieve vlucht naar Vilnius had kunnen worden vervoerd, zodat zij ruim zes uur eerder op haar eindbestemming zou zijn aangekomen. Airhelp laat echter na te onderbouwen dat er nog plek beschikbaar was op deze vlucht. De vordering op grond van artikel 7 van de Verordening wordt dan ook afgewezen.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening Airhelp, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
5.7.
Ook de nakosten komen voor rekening van Airhelp, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt Airhelp tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op € 150,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
6.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter