In deze zaak heeft AirHelp GmbH, een rechtspersoon gevestigd in Berlijn, Duitsland, een vordering ingesteld tegen Lot Polish Airlines, gevestigd in Warschau, Polen, wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De vordering is ingesteld op 17 maart 2021, naar aanleiding van een vertraging van meer dan drie uur op een vlucht van Amsterdam naar Vilnius op 29 april 2019. De passagier had haar vorderingsrecht gecedeerd aan AirHelp, die compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004 vorderde. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk luchtverkeersleiding opgelegde beperkingen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en heeft de argumenten van beide partijen beoordeeld. De vervoerder heeft aangetoond dat een aanzienlijk deel van de vertraging te wijten was aan ATFM-restricties en een verstoorde rotatie van het toestel. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende aannemelijk had gemaakt dat 48 van de 54 minuten vertraging het gevolg waren van buitengewone omstandigheden.
Daarnaast werd de vraag behandeld of de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen. De kantonrechter concludeerde dat, zelfs met een voldoende reservetijd, de passagier haar aansluitende vlucht niet had kunnen halen. De vordering van AirHelp werd afgewezen, en de proceskosten werden aan AirHelp opgelegd. Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter S.N. Schipper op 23 maart 2022.