ECLI:NL:RBNHO:2022:4014

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 maart 2022
Publicatiedatum
9 mei 2022
Zaaknummer
8871215
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en de verplichtingen van de vervoerder

In deze zaak hebben de passagiers, die een vervoersovereenkomst hadden met Austrian Airlines AG, compensatie geëist vanwege een aanzienlijke vertraging van hun vlucht van Golubovci naar Amsterdam via Wenen. De passagiers arriveerden met 45 uur en 48 minuten vertraging op hun eindbestemming, nadat zij hun aansluitende vlucht hadden gemist door een vertraging van de eerste vlucht. De passagiers vorderden een schadevergoeding van € 1.600,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk luchtverkeersbeperkingen die niet konden worden voorkomen.

De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet aannemelijk had gemaakt dat de alternatieve vlucht die aan de passagiers was aangeboden een redelijke maatregel was, gezien de extreem lange vertraging. De rechter stelde vast dat de passagiers recht hadden op compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annulering of langdurige vertraging van vluchten. De kantonrechter concludeerde dat de vervoerder onvoldoende maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen en dat de passagiers recht hadden op de gevorderde compensatie.

In de beslissing werd de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 1.890,40 aan de passagiers, vermeerderd met wettelijke rente, en werd de vervoerder ook aansprakelijk gesteld voor de proceskosten. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8871215 \ CV EXPL 20-9599
Uitspraakdatum: 9 maart 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2.
[eiser 2],
3.
[eiser 3],
4.
[eiser 4],
allen wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. I.G.B. Maertzdorff
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Austrian Airlines AG
gevestigd te Wenen (Oostenrijk), mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. P.C.X. de Leede & E.A. Pluijm

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 19 augustus 2020 vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren Golubovci Podgorica (Montenegro) via Wenen International Airport (Oostenrijk) naar Amsterdam Schiphol Airport.
2.2.
Het eerste deel van de vlucht is vertraagd uitgevoerd. Door de vertraging hebben de passagiers hun aansluitende vlucht gemist. Als gevolg daarvan zijn de passagiers omgeboekt naar een alternatieve vlucht, waarmee zij met 45 uur en 48 minuten vertraging zijn aangekomen op hun eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 augustus 2018, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 363,00 dan wel € 290,40 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 7 november 2018 dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden, te weten ATFM restricties, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Niet in geschil is dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op hun eindbestemming zijn aangekomen, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden welke ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. In punt 15 van de considerans van de Verordening heeft de Gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.3.
De vervoerder heeft aangevoerd dat sprake is van buitengewone omstandigheden als hiervoor bedoeld. Volgens de vervoerder heeft het luchtverkeersbeheer een restrictie aan de vlucht opgelegd. Ter onderbouwing hiervan heeft de vervoerder het vluchtrapport van de vlucht overgelegd. Hieruit volgt dat deze vlucht met een vertrekvertraging van 43 minuten is uitgevoerd. Het vluchtrapport vermeldt Delay Code 81. Dit betreft een ‘Standard IATA Delay Code’. De vervoerder heeft een overzicht overgelegd waaruit volgt dat Delay Code 81 staat voor: “ATFM due to ATC EN-ROUTE DEMAND/CAPACITY”. Dat aan vlucht OS728 slot restricties door het luchtverkeersbeheer zijn opgelegd, blijkt eveneens uit de overgelegde “slot history”. De vlucht is uiteindelijk met 38 minuten vertraging aangekomen in Wenen.
5.4.
De passagiers stellen dat de door de vervoerder overgelegde en intern opgestelde documenten niet als bewijs kunnen dienen voor het bestaan van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter overweegt als volgt. Blijkens de Richtsnoeren voor de interpretatie van de Verordening (EG) nr. 261/2004 kunnen luchtvaartmaatschappijen buitengewone omstandigheden aantonen door uittreksels uit hun logboeken of incidentenrapporten en/of externe documenten en verklaringen voor te leggen. Het enkele feit dat de overgelegde documenten interne documenten zijn, betekent dan ook niet dat deze onvoldoende zijn om een beroep op een buitengewone omstandigheid te onderbouwen. De vervoerder heeft naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk gemaakt dat vlucht OS728 voorafgaand aan het vertrek uit Podgorica een CTOT opgelegd heeft gekregen. Het intrekken van de oorspronkelijke slottijd en het toekennen van een latere slottijd is aan te merken als een besluit van de luchtverkeersleiding gericht aan het toestel waarmee de vlucht is uitgevoerd. De vervoerder is verplicht door de luchtverkeersleiding opgelegde restricties op te volgen, hij kan daarop geen invloed uitoefenen. In beginsel is niet van belang wat de reden is voor het besluit van het luchtverkeersbeheer. Niet is gebleken dat de luchtverkeersleiding de CTOT heeft opgelegd door toedoen van de vervoerder. De vertraging van vlucht OS728 is derhalve het gevolg van buitengewone omstandigheden.
5.5.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. De passagiers stellen dat de vervoerder onvoldoende buffer in de overstaptijd van de passagiers heeft ingeruimd. De kantonrechter overweegt dat de vervoerder in het stadium van de planning van de vlucht redelijkerwijs rekening moet houden met het risico op vertraging. De kantonrechter acht in dit kader een reservetijd (of ‘buffer’) van ten minste 20 minuten bovenop de MCT (“
Minimum Connecting Time”) noodzakelijk. In dit geval hebben de buitengewone omstandigheden tot een aankomstvertraging van 38 minuten geleid. De kantonrechter concludeert dat, ook al had de vervoerder voldoende reservetijd in acht genomen, de passagiers hun aansluitende vlucht niet meer hadden kunnen halen.
5.6.
De passagiers stellen voorts dat zij niet zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht ‘bij eerste gelegenheid’. Zij betogen dat de vervoerder hen op de luchthaven van Wenen ook had kunnen omboeken naar vluchten van andere maatschappijen met eindbestemming Amsterdam. De passagiers overleggen in dit kader een lijst van elf rechtstreekse vluchten van Amsterdam naar Wenen. Voorts waren er volgens de passagiers talloze andere mogelijkheden voor de vervoerder om de passagiers met een overstap om te boeken op vluchten waarmee zij Amsterdam met minder dan 46 uur vertraging zouden bereiken. Uit het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C-74/19) volgt dat, indien de passagier met een door de vervoerder zelf uitgevoerde alternatieve vlucht de dag na de oorspronkelijk vastgestelde dag aankomt dit in beginsel geen redelijke maatregel vormt. Hierbij gaat de kantonrechter voor de interpretatie van het hiervoor genoemde woord ‘dag’ uit van een tijdruimte en voor de uitleg ervan wordt aangesloten bij de algemeen geaccepteerde uitleg, zijnde een tijdsduur van 24 uur. De passagiers zijn omgeboekt naar een vlucht waarmee zij meer dan 46 uur later op hun eindbestemming zijn aangekomen. Hoewel de vervoerder heeft betwist dat er plaatsen vrij waren op de door de passagiers genoemde vluchten, heeft de vervoerder naar het oordeel van de kantonrechter, gelet op de vertraging op de eindbestemming en de vele mogelijkheden om de passagiers naar Amsterdam te vervoeren, niet aannemelijk gemaakt dat de alternatief aangeboden vlucht een redelijke maatregel vormt in de zin van bovengenoemde arrest.
5.7.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht worden toegewezen
5.8.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.9.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het subsidiair gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de subsidiair gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken dat deze kosten daadwerkelijk zijn betaald.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 1.890,40, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.600,00 vanaf 9 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 100,89;
griffierecht € 236,00;
salaris gemachtigde € 374,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 93,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter