ECLI:NL:RBNHO:2022:4017

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
9 mei 2022
Zaaknummer
C/15/326124 / HA ZA 22-174
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing incidentele vordering tot voeging ex artikel 222 Rv wegens gebrek aan verknochtheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 4 mei 2022 uitspraak gedaan in een incident waarbij [eiseres] een incidentele vordering tot voeging heeft ingediend. [Eiseres] is de moeder van [gedaagde 2] en heeft in de hoofdzaak een vordering ingesteld tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] voor een bedrag van € 44.371,03, dat zij in de woning heeft geïnvesteerd. De vordering in het incident was gericht op voeging van deze procedure met een andere aanhangige zaak, waarin [gedaagde 2] een verdeling van de gemeenschap vorderde. [Gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben beide een advocaat ingeschakeld, respectievelijk mr. F.T. Zoutberg en mr. C.P.M. Engels.

De rechtbank heeft de vordering tot voeging afgewezen, omdat niet voldaan was aan de vereisten van artikel 222 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank oordeelde dat de partijen in de twee zaken niet identiek waren en dat er geen voldoende samenhang was tussen de geschilpunten in beide zaken. De rechtbank heeft de proceskosten in het incident gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De hoofdzaak zal op 15 juni 2022 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/326124 / HA ZA 22-174
Vonnis in incident van 4 mei 2022
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. C.P.M. Engels te Heerhugowaard,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. F.T. Zoutberg te Almere,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats 3] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. C.P.M. Engels te Heerhugowaard.
Partijen zullen hierna [eiseres] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 7 maart 2022, met productie 1 tot en met 17;
  • de antwoord akte incident van [gedaagde 1] ;
  • de conclusie van antwoord in incident van [gedaagde 2] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is de moeder van [gedaagde 2] .
2.2.
In 2018 hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een affectieve relatie gekregen, die in september 2021 is geëindigd.
2.3.
Op 15 april 2021 hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gezamenlijk de eigendom van een kavel aan de [adres] te [plaats] verkregen. Op deze kavel hebben zij een woning (hierna: de woning) laten bouwen.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk zal veroordelen om aan haar een bedrag te betalen van € 44.371,03, met veroordeling van de [gedaagde 1] in de proceskosten. [eiseres] legt – samengevat – aan haar vordering ten grondslag dat zij een bedrag van € 44.371,03 in de woning heeft geïnvesteerd. [eiseres] is geen (mede-)eigenaar van de woning en wenst daarom het door haar betaalde bedrag terug te ontvangen.

4.De vordering in het incident

4.1.
[eiseres] verzoekt dat deze procedure om proceseconomische redenen wordt gevoegd met de bij deze rechtbank aanhangige zaak met zaaknummer / rolnummer 322644 / HA ZA 21-628. In die procedure vordert [gedaagde 2] – samengevat – verdeling van de gemeenschap van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , waarbij onder andere de vordering van [eiseres] op [gedaagde 1] en [gedaagde 2] wordt verrekend. [gedaagde 1] stelt zich in die zaak op het standpunt dat [eiseres] geen partij is in de procedure, zodat het beroep van [gedaagde 2] op verrekening van van het door [eiseres] geïnvesteerde bedrag moet worden afgewezen. Als gevolg hiervan was [eiseres] genoodzaakt de onderhavige procedure te starten. Beide procedures hebben betrekking op hetzelfde onderwerp en de inhoud van beide dagvaardingen komt erg met elkaar overeen. [gedaagde 1] heeft in de zaak met zaaknummer / rolnummer 322644 / HA ZA 21-628 al geantwoord. Vanwege de onderlinge samenhang kunnen beide zaken ter zitting gezamenlijk worden behandeld, aldus [eiseres] .
4.2.
[gedaagde 1] stemt ermee in dat [eiseres] zich in de zaak met zaaknummer / rolnummer 322644 / HA ZA 21-628 voegt aan de zijde van [gedaagde 2] .
4.3.
[gedaagde 2] stelt zich op het standpunt dat de vordering van [eiseres] moet worden toegewezen, waarbij [gedaagde 1] in de kosten van deze procedure wordt veroordeeld en de proceskosten van [eiseres] en [gedaagde 2] worden gecompenseerd.

5.De beoordeling in het incident

5.1.
Anders dan [gedaagde 1] lijkt te denken wil [eiseres] zich niet aan de zijde van [gedaagde 2] voegen in de zaak die tussen hemzelf en [gedaagde 2] loopt, maar vordert [eiseres] voeging van twee zaken op de voet van artikel 222 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Dat artikel bepaalt dat voeging gevorderd kan worden, in geval voor dezelfde rechter tussen dezelfde partijen en over hetzelfde onderwerp tegelijk zaken aanhangig zijn, of voor dezelfde rechter verknochte zaken aanhangig zijn. Van verknochtheid is sprake wanneer feitelijke of juridische geschilpunten in de ene zaak identiek zijn aan die in de andere zaak, dan wel daarmee zodanige samenhang vertonen dat consistentie in de uitspraken wenselijk is.
5.2.
De vordering wordt afgewezen. De rechtbank constateert dat de partijen in deze zaak niet dezelfde zijn als in de zaak met zaaknummer / rolnummer 322644 / HA ZA 21-628. Verder blijkt uit hetgeen [eiseres] heeft aangevoerd niet dat de twee zaken dermate identiek zijn of samenhang met elkaar vertonen dat consistentie in de uitspraken wenselijk is. Aan de vereisten voor gevoegde behandeling van de twee zaken is dan ook niet voldaan.
5.3.
Gelet op de relatie tussen partijen onderling, zal de rechtbank de proceskosten in het incident compenseren in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

6.De verdere procedure in de hoofdzaak

6.1.
De zaak zal naar de rol worden verwezen voor conclusie van antwoord.

7.De beslissing

De rechtbank
in het incident
7.1.
wijst de vordering af,
7.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat ieder partij zijn eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
7.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
15 juni 2022voor conclusie van antwoord,
7.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2022. [1]

Voetnoten

1.type: IK