Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[erflaatster],
1.De procedure
- de dagvaarding van 2 november 2020 met producties 1 tot en met 36 van de zijde van [eiseres] ;
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 4 van de zijde van [gedaagde] ;
- het tussenvonnis van 14 juli 2021 waarbij een mondelinge behandeling is gelast;
- de door [gedaagde] in het geding gebrachte aanvullende productie 5;
- de conclusie t.b.v. mondelinge behandeling tevens vermindering van eis met producties 37 tot en met 49 van de zijde van [eiseres] ;
- de mondelinge behandeling van 18 november 2021, waarvan door de griffier aantekeningen zijn bijgehouden en waarbij door [gedaagde] pleitaantekeningen zijn overgelegd;
- de akte van [gedaagde] van 15 december 2021 met producties 5 tot en met 9;
- de akte uitlating eiseres tevens vermindering van eis van [eiseres] van 12 januari 2022 met producties 49 en 50;
- de akte van [gedaagde] van 16 februari 2022.
2.De feiten
3.Het geschil
de rechtbank gaat ervan uit dat deze toevoeging bij wijziging eis op een vergissing berust) erfdeel en haar aanvullende legitieme portie die vooralsnog € 79.050,51 respectievelijk € 68.763,06 bedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf de dag van dagvaarding;
4.De beoordeling
I. Rekening en verantwoording
- de door erflaatster aan [gedaagde] verstrekte volmacht;
- de bemoeienis van [gedaagde] en zijn werkgever bij de totstandkoming van het testament van erflaatster;
- de verklaringen van [eiseres] , [betrokkene 3] en een buurvrouw van erflaatster;
- de pintransacties die zijn verricht in de periode dat erflaatster in het ziekenhuis en revalidatiecentrum verbleef (10 februari 2018 tot en met 16 april 2018), die een gelijke trend vertonen met de pintransacties voordat erflaatster werd opgenomen;
- de tegenstrijdige berichten en verklaringen van [gedaagde] .
- Ten aanzien van aankopen in de supermarkt, slagerij, patisserie, bloemenwinkel, meubelwinkels en andere warenhuizen (Hudson’s Bay), heeft [gedaagde] voldoende toegelicht dat hij ten behoeve van erflaatster deze uitgaven heeft gedaan, voor (onder andere) persoonlijke verzorging van erflaatster en omdat zij het eten in het ziekenhuis/revalidatiecentrum niet lekker vond.
- Het voorgaande geldt ook voor contante pinopnames die door [gedaagde] zijn gedaan, ook tijdens de opname van erflaatster in het ziekenhuis of revalidatiecentrum. [gedaagde] heeft voldoende concreet toegelicht dat erflaatster hem heeft verzocht die bedragen op te nemen en dat [gedaagde] de contanten heeft afgegeven aan erflaatster, dan wel aan derden in opdracht van erflaatster.
- Het staat vast dat [gedaagde] de pinpas van erflaatster heeft gebruikt om brandstof te tanken voor zijn eigen auto, maar [gedaagde] heeft toegelicht dat hij deze kosten heeft gemaakt voor het vervoer van erflaatster of wanneer hij bij haar op bezoek ging. Het gaat dus om kosten die ten behoeve van erflaatster zijn gemaakt. Het voorgaande geldt ook voor de onderhoudskosten van de auto van [gedaagde] en de parkeerkosten.
- Ten aanzien van twee aankopen in een kledingwinkel, heeft [gedaagde] erkend dat dit schenkingen zijn geweest van erflaatster, ter gelegenheid van zijn verjaardag. Het gaat hierbij om bedragen van € 90,95 en € 69,95. Gelet op de beperkte omvang van deze bedragen ziet de rechtbank hierin geen grond om een verantwoordingsplicht van [gedaagde] aan te nemen.
blijkens de akte de dato 11 november 1983, verleden voor mr. B.J. Demenint, destijds notaris te [plaats] , was schuldenaar[ [gedaagde] , toevoeging rechtbank]
per 20 november 1982 schuldig aan schuldeiser[erflaatster, toevoeging rechtbank]
een bedrag groot eenhonderd twee en dertig duizend gulden (Fl. 132.000,00);
schuldenaar heeft aan schuldeiser het gemelde bedrag van de geldlening geheel voldaan;
schuldeiser verleent bij deze kwijting voor de betaling van het gehele bedrag van voormelde geldlening; (…).”
schuldenaar” (zijnde [gedaagde] ) de geldlening van 1983 vóór 2015 “
heeft (…) voldaan”. Anders dan [eiseres] veronderstelt, blijkt uit de akte dus niet alleen dat de geldlening is voldaan, maar ook dat de geldlening is voldaan
door [gedaagde](in plaats van een kwijtschelding door erflaatster, zoals [eiseres] verdedigt).
- zijn woning aan de [adres 1] in 1992 met verlies heeft verkocht;
- in augustus 1980 deels met eigen middelen een woning heeft gekocht aan de [adres 2] ;
- in mei 2002 deels met eigen middelen een woning heeft gekocht aan de [adres 3] ;
- geen of slechts beperkte inkomsten had;
- over de vraag hoe hij de lening heeft afgelost steeds wisselend verklaringen heeft afgelegd.
misschien is bedreigd”. Deze stellingen van [eiseres] zijn echter in een dusdanig laat stadium van de procedure ingenomen en dermate vaag en niet-onderbouwd, dat de rechtbank daaraan verder voorbij gaat.
op 26 mei 2018 erflaatster in aanwezigheid van mevrouw [betrokkene 4][heeft]
verklaard ‘dat zij opgelucht was geen zorgen meer te hebben over de financiële verplichting van haar zoon t.o.v. zijn woning’” (vgl. dagvaarding, nr. 97). Ook heeft [eiseres] gesteld dat erflaatster heeft gezegd dat zij “
opgelucht was omdat de gehele hypotheeklening van gedaagde was afgelost” (conclusie ten behoeve van de mondelinge behandeling, nr. 43). In de verklaring van [eiseres] staat verder dat “
zij, [erflaatster] , (…) haar zoon [gedaagde][heeft]
geholpen bij het aflossen van de hypotheek op zijn woning aan de [adres 3] ”.Hieraan verbindt [eiseres] de gevolgtrekking dat sprake is van een schenking aan [gedaagde] ter hoogte van de hypothecaire inschrijving op de woning aan de [adres 3] ter hoogte van € 170.000,- (dan wel € 100.000,-).