ECLI:NL:RBNHO:2022:4037

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 april 2022
Publicatiedatum
10 mei 2022
Zaaknummer
7989422
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en de rol van buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft Flightright GmbH, een rechtspersoon gevestigd in Hamburg, Duitsland, een vordering ingesteld tegen KLM Cityhopper B.V. wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De vordering is ingesteld op 12 juli 2019, naar aanleiding van een vertraging die passagiers hebben ervaren op 9 juli 2018. De passagiers, die een vervoersovereenkomst met KLM hadden, misten hun aansluitende vlucht door een vertraging van meer dan drie uur. Flightright, die de vorderingsrechten van de passagiers had gecedeerd gekregen, vorderde een schadevergoeding van €750,00, vermeerderd met rente en kosten, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004.

KLM betwistte de vordering en voerde aan dat een van de passagiers, een baby, geen recht had op compensatie omdat zij geen eigen stoel had. Daarnaast stelde KLM dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, die niet konden worden voorkomen ondanks het treffen van redelijke maatregelen. De kantonrechter oordeelde dat de Nederlandse rechter bevoegd was en dat Flightright ontvankelijk was in haar vordering. De rechter concludeerde dat de vertraging van de vlucht in beginsel recht gaf op compensatie, tenzij KLM kon aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden.

De kantonrechter oordeelde dat de vertraging deels te wijten was aan buitengewone omstandigheden, zoals beslissingen van de luchtverkeersleiding. De rechter concludeerde dat de baby geen recht had op compensatie omdat zij niet over een eigen stoel beschikte. Uiteindelijk werd de vordering van Flightright afgewezen, omdat KLM voldoende had aangetoond dat zij alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen. De proceskosten werden toegewezen aan KLM, en Flightright werd veroordeeld tot betaling van deze kosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7989422 \ CV EXPL 19-12451
Uitspraakdatum: 13 april 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Flightright GmbH
gevestigd te Hamburg (Duitsland)
eiser
hierna te noemen: Flightright
gemachtigde: mr. H. Yildiz
tegen
de besloten vennootschap
KLM Cityhopper B.V.gevestigd te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. R.L.S.M. Pessers en dhr. J.O. Gemser

1.Het procesverloop

1.1.
Flightright heeft bij dagvaarding van 12 juli 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Flightright heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene 1], [betrokkene 2] en [betrokkene 3] (hierna: de passagiers) hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Frankfurt (Duitsland) via Amsterdam Schiphol Airport naar Kristiansand (Noorwegen) op 9 juli 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
Het eerste deel van de vlucht is vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben hun aansluitende vlucht gemist. Zij zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht, waarmee zij meer dan 24 uur later dan oorspronkelijk gepland op de eindbestemming zijn aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben hun vermeende vorderingsrecht gecedeerd aan Flightright.
2.4.
Flightright heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met de voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Flightright vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 750,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 112,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
Flightright heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Flightright stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert daartoe allereerst aan dat de passagier [betrokkene 2] niet in aanmerking komt voor compensatie, omdat zij niet beschikte over een eigen stoel. Voorts voert de vervoerder aan dat de vordering dient te worden afgewezen omdat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Bij de conclusie van dupliek heeft de vervoerder medegedeeld de cessie van de passagiers aan Flightright niet meer te betwisten, zodat de kantonrechter ervan uitgaat dat Flightright ontvankelijk is in haar vordering.
5.3.
Niet in geschil is dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op hun eindbestemming zijn aangekomen, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden welke ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. In punt 15 van de considerans van de Verordening heeft de Gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.4.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de passagier [betrokkene 2] ten tijde van de vlucht 6 maanden oud was. Voor haar is geen eigen ticket gekocht, noch is een stoel voor haar gereserveerd. Dit is niet door Flightright betwist. Op grond van artikel 3 lid 3 van de Verordening kan naar het oordeel van de kantonrechter ten aanzien van deze minderjarige passagier, die op schoot van een van haar ouders is meegereisd, dan ook geen aanspraak op compensatie worden gemaakt. De vordering ten behoeve van passagier [betrokkene 2] wordt dan ook afgewezen.
5.5.
De vervoerder heeft een beroep gedaan op buitengewone omstandigheden. Hij voert daartoe aan dat vlucht KL1768 deel uitmaakt van de rotatie Amsterdam – Frankfurt – Amsterdam. De gehele rotatie werd uitgevoerd met het toestel PH-EXZ. De direct voorafgaande vlucht (KL1767) stond gepland om 10:25 uur UTC te vertrekken uit Amsterdam. De vervoerder heeft de ‘operational log’ van vlucht KL1767 en het OCC-rapport overgelegd. Hier uit blijkt dat deze vlucht een vertrekvertraging had van in totaal 23 minuten. Volgens het vluchtrapport is 15 minuten ontstaan wegens vertragingscode 89:
RESTRICTIONS AT AIRPORT OR DEPARTURE WITH OR WITHOUT ATFM RESTRICTIONSen 8 minuten door vertragingscode 19: door BOARDING/DEBOARDING OF PASSENGERS WITH REDUCED MOBILITY. Ten aanzien van vertragingscode 19 wordt door de vervoerder geen beroep op buitengewone omstandigheden gedaan. Ten aanzien van de ontstane vertraging wegens code 89 oordeelt de kantonrechter als volgt. De vervoerder heeft voldoende aangetoond dat de luchtverkeersleiding als gevolg van vertragingscode 89 een nieuwe TSAT (Target Start-Up Approval Time) aan de vlucht heeft opgelegd. De vlucht had hierdoor niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. De instructie van de luchtverkeersleiding moet immers altijd worden opgevolgd. In het onderhavige geval kwalificeert deze omstandigheid dan ook als een buitengewone omstandigheid. De vertrekvertraging van 23 minuten is voor 15 minuten te wijten aan buitengewone omstandigheden.
5.6.
De vraag die vervolgens voorligt is of de buitengewone omstandigheid die zich heeft voorgedaan tijdens de uitvoering van de voorgaande vlucht doorwerkt naar de onderhavige vlucht. De vertragingsduur wegens code 93 (LATE ARRIVAL OF INCOMING AIRCRAFT) bedraagt 14 minuten. Dit betekent dat er een deel van de vertraging, namelijk 9 minuten, tijdens de vlucht is ingehaald. Flightright stelt dat de vertraging veroorzaakt door vertragingscode 19 de oorzaak is van het missen van de oorspronkelijke vertrektijd van vlucht KL1768. Dit is echter door de vervoerder voldoende gemotiveerd betwist. In deze stand van zaken wordt de vertraging voor de duur van 14 minuten naar het oordeel van de kantonrechter aangemerkt als een buitengewone omstandigheid.
5.7.
De stelling van Flightright dat de vervoerder een te korte omdraaitijd tussen vlucht KL1767 en KL1768 heeft ingeruimd, houdt gelet op de gemotiveerde betwisting door de vervoerder geen stand. De vervoerder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het gaat om een kleiner type vliegtuig dat in zeer korte tijd gereed kan worden gemaakt voor de volgende vlucht.
5.8.
De vertraging van vlucht KL1768 is vervolgens verder opgelopen door beslissingen van het luchtverkeersbeheer (code 81 – 45 minuten). De vervoerder heeft onder verwijzing naar het OCC-rapport en de SAM-berichten voldoende gemotiveerd aangevoerd dat zij niet heeft verzocht om een nieuwe vertrektijd maar dat de CTOT beslissingen (opgelegd voorafgaand aan de uitvoering van vlucht KL1768) verband hielden met de beperkte capaciteit op de luchthaven van Schiphol. De vervoerder had geen andere keuze dan de door de luchtverkeersleiding opgelegde gewijzigde slottijden op te volgen. De vertraging van 45 minuten is dan ook eveneens aan te merken als buitengewone omstandigheid.
5.9.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. Flightright stelt dat de vervoerder onvoldoende buffer in de overstaptijd van de passagiers heeft ingeruimd. De kantonrechter overweegt dat de vervoerder in het stadium van de planning van de vlucht redelijkerwijs rekening moet houden met het risico op vertraging. De kantonrechter acht in dit kader een reservetijd (of ‘buffer’) van ten minste 20 minuten bovenop de MCT (“
Minimum Connecting Time”) noodzakelijk. In dit geval hebben de buitengewone omstandigheden tot een aankomstvertraging van 43 minuten geleid. De kantonrechter concludeert dat, ook al had de vervoerder voldoende reservetijd in acht genomen, de passagiers hun aansluitende vlucht niet meer hadden kunnen halen.
5.10.
De vervoerder voert aan de passagiers te hebben omgeboekt naar de eerst beschikbare vlucht met plaats. Dit is niet door Flightright betwist. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder nog meer had kunnen nemen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. Flightright heeft in dit kader ook niets gesteld. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vordering van Flightright zal dan ook worden afgewezen.
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van Flightright, omdat deze ongelijk krijgt.
5.12.
Ook de nakosten komen voor rekening van Flightright, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt Flightright tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt Flightright tot betaling van € 62,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter