ECLI:NL:RBNHO:2022:4038

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 april 2022
Publicatiedatum
10 mei 2022
Zaaknummer
9054562
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot restitutie van ticketprijzen na annulering van vluchten door vervoerder

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door mr. S. Diederich, een vordering ingesteld tegen Aegean Airlines, vertegenwoordigd door mr. J.J. Croon, wegens de annulering van hun vluchten. De passagiers vorderden restitutie van de betaalde ticketprijzen, inclusief wettelijke rente, en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder compensatie verschuldigd is aan de passagiers, maar dat de gevorderde ticketprijzen reeds zijn gerestitueerd. De vordering tot vergoeding van de wettelijke rente werd afgewezen, omdat de vervoerder de hoofdsom al had voldaan. De kantonrechter oordeelde ook dat de passagiers onvoldoende bewijs hebben geleverd voor de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, waardoor deze vordering eveneens werd afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis werd uitgesproken op 6 april 2022 in de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9054562 \ CV EXPL 21-1409
Uitspraakdatum: 6 april 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2.
[eiser 2]beiden wonende te [plaats 1],
3.
[eiser 3],
4.
[eiser 4],beiden wonende te [plaats 2],
5.
[eiser 5], wonende te [plaats 3],
6.
[eiser 6], wonende te [plaats 4]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. S. Diederich
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Aegean Airlinesgevestigd te Kifissia (Griekenland), mede kantoorhoudende te Hoofddorp
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J.J. Croon

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 16 februari 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers per vliegtuig diende te vervoeren van of naar een luchthaven in Nederland.
2.2.
De vluchten zijn geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben restitutie van de betaalde ticketprijzen gevorderd in verband met de voornoemde annulering(en).
2.4.
Passagiers sub 1 en 2 hebben het (vermeende) vorderingsrecht van hun minderjarige kind Milo Djani Kapnissakis aan zichzelf gecedeerd.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen – na vermindering van eis – dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- de wettelijke rente over € 2.096,48 vanaf 7 dagen na de annulering van de vlucht(en) tot aan de dag van de voldoening van de hoofdsom op 15 april 2021;
- € 314,47 aan buitengerechtelijke incassokosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de ingebrekestelling dan wel de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De passagiers stellen dat de vervoerder te kort is geschoten in zijn verplichting de passagiers binnen 7 dagen na annulering van de vlucht de ticketprijs van de ongebruikte vliegtickets te restitueren conform artikel 8 lid 1 sub a van de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening). En de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder gehouden is hen de betaalde ticketprijzen te restitueren tot een bedrag van in totaal € 2.096,48. De ticketprijzen zijn inmiddels gerestitueerd.
3.3.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid en de hoogte van het verzochte. Op het verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat de vervoerder compensatie verschuldigd is aan de passagiers. De gevorderde ticketprijzen (inclusief de gevorderde wettelijke rente) zijn door de vervoerder rechtstreeks aan passagier sub 5 in delen betaald (op 24 maart 2021 en op 21 april 2021) en voor de overige passagiers op 15 april 2021 aan Aviclaim voldaan. De vordering tot vergoeding van de wettelijke rente wordt dan ook afgewezen.
4.3.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De kantonrechter gaat voorbij aan hetgeen de vervoerder heeft aangevoerd ten aanzien van de volmacht-akte aan het claimbureau Aviclaim en het businessmodel (‘No cure No Pay’) waarmee Aviclaim werkt, nu de vervoerder hieraan geen rechtsgevolgen heeft verbonden. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagiers hebben hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De passagiers hebben enkel één gestandaardiseerde brief overgelegd. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten en de daarover gevorderde rente moet daarom worden afgewezen. De overige verweren van de vervoerder behoeven daarom geen bespreking meer.
4.4.
De vervoerder meent voorts dat de proceskosten niet toewijsbaar zijn, omdat er sprake is van misbruik van procesrecht. In het onderhavige geval is de procedure naar het oordeel van de kantonrechter niet ten onrechte ingesteld. Vast staat dat de vervoerder de hoofdsom (en de gevorderde rente) eerst na de dagvaarding heeft voldaan. Daarnaast hadden de passagiers nog een vermeende vordering tot betaling van de buitengerechtelijke kosten. Deze vordering is echter afgewezen. Gelet op het een en ander ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter