ECLI:NL:RBNHO:2022:4041

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 mei 2022
Publicatiedatum
10 mei 2022
Zaaknummer
6805212
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en de verantwoordelijkheden van de vervoerder

In deze zaak hebben de passagiers een vordering ingesteld tegen Easyjet Airline Company Limited wegens vertraging van hun vlucht van Manchester naar Amsterdam op 19 februari 2017. De passagiers arriveerden met een vertraging van 11 uur en 31 minuten en vorderden compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden die leidden tot het uitwijken naar Liverpool. De kantonrechter oordeelde echter dat de vervoerder onvoldoende bewijs had geleverd dat de weersomstandigheden zodanig waren dat landing in Manchester onmogelijk was. De kantonrechter concludeerde dat het uitwijken naar Liverpool een operationele keuze was en geen buitengewone omstandigheid in de zin van de Verordening. De vordering van de passagiers werd toegewezen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vervoerder werd veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 3.234,00, vermeerderd met rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6805212 \ CV EXPL 18-2747
Uitspraakdatum: 4 mei 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1], wonende te [plaats 1],

2.
[eiser 2],
3.
[eiser 3],
4.
[eiser 4],
5.
[eiser 5],allen wonende te [plaats 2]
6.
[eiser 6],wonende te [plaats 3],
7.
[eiser 7],wonende te [plaats 4],
8.
[eiser 8],wonende te [plaats 5],
9.
[eiser 9],wonende te [plaats 6],
10.
[eiser 10],
11.
[eiser 11],beiden wonende te [plaats 7]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. I.G.B. Maertzdorff, mr. M.J.R. Hannink en M.A.P. Duinkerkem (EUClaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Easyjet Airline Company Limitedgevestigd te Cardiff (Verenigd Koninkrijk), mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. B. Koolhaas

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 10 januari 2018 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Manchester International Airport (Verenigd Koninkrijk) naar Amsterdam Schiphol Airport op 19 februari 2017, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is vertraagd uitgevoerd. De passagiers zijn met 11 uur en 31 minuten vertraging aangekomen op hun eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 2.750,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 februari 2017, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 544,50 dan wel € 484,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 2 maart 2017 dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert daartoe aan dat het toestel tijdens een eerdere rotatie voorafgaand aan de vlucht in kwestie, vertraagd was wegens restricties van de luchtverkeersleiding. Vervolgens is de direct voorafgaande vlucht uitgeweken naar Liverpool wegens slechte weersomstandigheden te Manchester. Als gevolg van deze vertraging hebben de bemanningsleden de wettelijk toegestane arbeidstijd overschreden. Deze omstandigheden zijn aan te merken als buitengewoon in de zin van de Verordening, aldus de vervoerder.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Niet in geschil is dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden welke ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever er op gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.3.
De vervoerder heeft aangevoerd dat er gedurende de dag verschillende CTOT’s aan het toestel zijn opgelegd, waarna het toestel heeft moeten uitwijken naar Liverpool. De kantonrechter is van oordeel dat de langdurige vertraging op de eindbestemming het directe gevolg is van het uitwijken naar een andere luchthaven. Bij de beoordeling van de buitengewone omstandigheden is, gelet op de duur van de vertraging, dan ook alleen deze gebeurtenis van belang. De vervoerder heeft aangevoerd dat slechte weersomstandigheden het landen in Manchester onmogelijk maakten. De vervoerder heeft in dit kader een METAR rapport overgelegd. Dit rapport is echter niet voorzien van enige toelichting. Het had, mede gezien de gemotiveerde betwisting van de passagiers, op de weg van de vervoerder gelegen om nader toe te lichten hoe de weersomstandigheden van invloed zijn geweest op de uitvoering van de vlucht. Nu hij dit niet heeft gedaan, is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende vast komen te staan dat de weersomstandigheden dusdanig waren dat er niet geland kon worden op Manchester Airport.
5.4.
Alles in overweging nemende is de kantonrechter van oordeel dat de beslissing om uit te wijken naar Liverpool een operationele keuze van de vervoerder is geweest. In een dergelijke situatie kan niet gesproken worden van een buitengewone omstandigheid in de zin van de Verordening.
5.5.
De vervoerder heeft voorts aangevoerd dat de langdurige vertraging het gevolg is van de omstandigheid dat de bemanning “uit de uren” is gelopen, waardoor het onmogelijk werd om vlucht EZY1835 nog op 19 februari 2017 uit te voeren. De kantonrechter stelt voorop dat het uit de uren lopen van de bemanning in beginsel een operationeel probleem is. De vervoerder heeft niet voldoende aangetoond dat de overschrijding van de wettelijke uren is veroorzaakt door de buitengewone omstandigheden die zich eerder op de rotatie hebben voorgedaan. De vervoerder heeft immers zelf bij conclusie van antwoord aangevoerd dat de omleiding naar Liverpool (hetgeen geen buitengewone omstandigheid is) de oorzaak is van het “uit de uren lopen” door de bemanning. De vertraging die hieruit voortvloeit is dan ook niet het gevolg van buitengewone omstandigheden.
5.6.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht worden toegewezen
5.7.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.8.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het subsidiair gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de subsidiair gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de eisende partij in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kan maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
5.10.
Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 3.234,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.750,00 vanaf 19 februari 2017, en over € 484,00 vanaf 10 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 98,01;
griffierecht € 226,00;
salaris gemachtigde € 436,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 109,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter