ECLI:NL:RBNHO:2022:4043

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
10 mei 2022
Zaaknummer
9368600
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtvaartpassagiers en vergoeding van gemaakte kosten

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door hun gemachtigden, een vordering ingesteld tegen TAP Air Portugal wegens vertraging van hun vlucht op 6 augustus 2019. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst met de luchtvaartmaatschappij voor een vlucht van Amsterdam via Lissabon naar Nordela. Door een vertraging van het eerste deel van de vlucht misten zij hun aansluitende vlucht, wat resulteerde in een aankomst van 27 uur en 1 minuut later dan gepland. De passagiers verzochten compensatie voor de gemaakte kosten, waaronder maaltijden en verfrissingen, en voor de kosten van vooraf geboekte accommodatie en huurauto.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagiers recht hebben op compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004 en het Verdrag van Montreal. De kantonrechter oordeelde dat de passagiers voldoende bewijs hebben geleverd voor de gemaakte kosten voor maaltijden en verfrissingen, en dat deze kosten in redelijke verhouding stonden tot de wachttijd. De vervoerder had een deel van deze kosten al vergoed, maar de resterende kosten werden toegewezen.

Daarnaast oordeelde de kantonrechter dat de kosten voor de vooraf geboekte accommodatie en huurauto ook vergoed moesten worden, aangezien deze kosten voortvloeiden uit de vertraging. De vervoerder had niet aangetoond dat hij alle redelijke maatregelen had genomen om de schade te voorkomen, waardoor hij aansprakelijk bleef voor de schade. De kantonrechter heeft de vervoerder veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 211,79 aan de passagiers, inclusief proceskosten en wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9368600 \ CV FORM 21-5177
Uitspraakdatum: 4 mei 2022
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
1. [eiser 1]pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger voor haar minderjarige kind
[eiser 2],beiden wonende te [plaats 1],
2. [eiser 3]wonende te [plaats 2],
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. I.G.B. Maertzdorff en mr. R.A.C. Telkamp (EUClaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
TAP Air Portugal
gevestigd te Lissabon (Portugal)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.A. Pluijm

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 30 juli 2021;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 1 september 2021;
  • akte houdende overlegging producties d.d. 1 september 2021;

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Lissabon Airport (Portugal) naar Nordela Airport (Portugal) op 6 augustus 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
Het eerste deel van de vlucht is vertraagd uitgevoerd. Door de vertraging hebben de passagiers hun aansluitende vlucht gemist. Als gevolg daarvan zijn passagiers omgeboekt naar een andere vlucht. De passagiers zijn hierdoor 27 uur en 1 minuut later aangekomen op de overeengekomen eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder verzocht in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.5.
De passagiers zijn door de kantonrechter gemachtigd de onderhavige procedure namens zijn/haar minderjarige kind te voeren.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 163,39, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- primair € 48,40 dan wel € 44,77 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 23 oktober 2019;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De passagiers baseren hun verzoek op artikel 5 en/of 6 juncto artikel 8 en/of 9 van de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) dan wel artikel 19 het Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer van 28 mei 1999, Trb. 2001/91 (hierna: het Verdrag van Montreal). De passagiers stellen dat zij als gevolg van de vertraagde uitvoering van de vlucht genoodzaakt waren om extra kosten te maken voor maaltijden. Daarnaast hebben zij door de vertraagde aankomst voor een nacht geen gebruik kunnen maken van de tevoren geboekte en betaalde accommodatie en huurauto. De totale kosten komen uit op € 206,99. De vervoerder heeft reeds een bedrag van € 43,60 voldaan. Het verzoek ziet derhalve nog slechts op de resterende hoofdsom van € 163,39.
3.3.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid en de hoogte van het verzochte. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
In het vorderingsformulier hebben de passagiers aangegeven een mondelinge behandeling te verlangen, indien de vervoerder reageert met stukken ter staving van zijn stellingen welke nieuwe feiten en omstandigheden aan het licht brengen. Gelet op artikel 5 lid 1bis van de Verordening tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen nr. 861/2007 (EPGV-Verordening) zal de kantonrechter dit verzoek weigeren omdat hij, gezien de omstandigheden van de zaak, van oordeel is dat een eerlijke rechtspleging in deze zaak geen mondelinge behandeling vergt.
4.3.
De passagiers beroepen zich primair op de Verordening. Op grond van artikel 6 juncto artikel 9 van de Verordening hebben passagiers in geval van langdurige vertraging recht op gratis maaltijden en verfrissingen in redelijke verhouding tot de wachttijd. De passagiers hebben in totaal een bedrag van € 61,70 aan maaltijden en verfrissingen gevorderd. De vervoerder heeft naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk gemaakt dat hij de deelbetaling van € 43,60 heeft gedaan ten behoeve van de kosten voor maaltijden en verfrissingen. Ten aanzien van de resterende € 18,10 heeft de vervoerder aangevoerd dat deze kosten niet noodzakelijk, passend en redelijk zijn gebleken.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat de passagiers voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat de gevorderde kosten zijn gemaakt ten behoeve van maaltijden en verfrissingen en dat deze kosten in redelijke verhouding staan tot de wachttijd van de passagiers. Een bedrag van € 18,10 ligt dan ook voor toewijzing gereed.
4.5.
Ten aanzien van de overige gevorderde kosten overweegt de kantonrechter dat de Verordening geen zelfstandige grondslag biedt voor de vergoeding van extra gemaakte kosten. De passagiers beroepen zich subsidiair op het Verdrag van Montreal. De vervoerder stelt zich op het standpunt dat de langdurige vertraging van de vlucht het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. De vertraging is volgens de vervoerder veroorzaakt door ATFM slotrestricties die waren opgelegd aan deze vlucht, alsmede door de vertraging van de voorgaande vlucht. De passagiers stellen dat een beroep op buitengewone omstandigheden niet maakt dat een schadevergoeding conform artikel 19 van het Verdrag van Montréal dient te worden afgewezen.
4.6.
Artikel 19 van het Verdrag van Montréal bepaalt dat de vervoerder in beginsel gehouden is tot vergoeding van schade voortvloeiend uit vertraging in het luchtvervoer van passagiers, bagage of goederen. Onder artikel 19 van het Verdrag van Montréal vallen eveneens de overige kosten, waaronder gederfd genot. Een luchtvaartmaatschappij is alleen niet aansprakelijk voor de schade voortvloeiende uit vertraging of annulering, indien hij bewijst dat hij en zijn hulppersonen alle maatregelen hebben genomen die redelijkerwijs gevergd konden worden om schade te vermijden of dat onmogelijk was om dergelijke maatregelen te nemen. Dat al dan niet sprake is van buitengewone omstandigheden is bij de beoordeling niet van belang. De Verordening sluit immers de zorgplicht van de vervoerder onder geen enkele omstandigheid uit. Gelet op het voorgaande ligt het daarbij niet in de reden dat het Verdrag van Montréal het recht op verzorging of bijstand dan wel vergoeding beperkt, indien de vertraging is ontstaan vanwege overmacht dan wel een buitengewone omstandigheid. De vervoerder is er naar het oordeel van de kantonrechter niet in geslaagd om aan te tonen dat hij alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de schade te voorkomen.
4.7.
Vervolgens dient te worden beoordeeld of de kosten die de passagiers hebben gemaakt onder artikel 19 van het Verdrag van Montréal vallen. De passagiers stellen dat zij door de vertraging voor de duur van één nacht/dag geen gebruik hebben kunnen maken van hun vooraf geboekte en betaalde accommodatie en huurauto. De passagiers vorderen van de vervoerder een bedrag van € 145,29. De kantonrechter is van oordeel dat bij ruime interpretatie kan worden gesteld dat de kosten van de tevoren geboekte accommodatie en huurauto’s het gevolg zijn van de annulering. Deze kosten kunnen worden gezien als gederfd genot. Wanneer de passagiers tijdig op hun eindbestemming waren gearriveerd hadden zij (direct) gebruik kunnen maken van hun accommodatie en huurauto’s. De kantonrechter beoordeelt de voornoemde kosten als noodzakelijk, passend en redelijk teneinde het verzuim van de vervoerder goed te maken. De vervoerder heeft de hoogte van het verzochte bedrag niet weersproken. De vordering van de passagiers ligt dan ook voor toewijzing gereed.
4.8.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten verzocht. De vervoerder heeft dit verzoek (gemotiveerd) betwist. Omdat het onderhavige verzoek geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht en dat hiervoor door de passagiers kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II, omdat de tarieven neergelegd in voornoemd Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het verzochte bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de verzochte buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van het vorderingsformulier, omdat de passagiers in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kan maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De verzochte rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking.
4.10.
Op verzoek van de passagiers zal een certificaat als bedoeld in artikel 20 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen aan deze beschikking worden gehecht.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 211,79, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 163,39 vanaf 7 november 2019 en over € 48,40 vanaf 30 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op € 85,00 aan griffierecht en € 37,00 aan salaris gemachtigde, en veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 18,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open