ECLI:NL:RBNHO:2022:4046

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
10 mei 2022
Zaaknummer
9246137
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door ziekte van piloot

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Transavia Airlines C.V. wegens vertraging van hun vlucht van Malaga naar Amsterdam op 29 september 2020. De passagiers arriveerden met een vertraging van 13 uur en 30 minuten op hun eindbestemming en vorderden compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk de ziekte van de 'First Officer' die onverwacht onwel werd tijdens de voorafgaande vlucht. De kantonrechter oordeelde dat de ziekte van de piloot onder bepaalde omstandigheden een buitengewone omstandigheid kan zijn, en dat de vervoerder voldoende maatregelen had getroffen om de vertraging te beperken. De vordering van de passagiers werd afgewezen, en zij werden veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9246137 \ CV EXPL 21-3547
Uitspraakdatum: 4 mei 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] ,

2.
[passagier sub 2] ,beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R. Bos
tegen
de commanditaire vennootschap
Transavia Airlines C.V.gevestigd te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Reevers

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 18 mei 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Malaga Airport (Spanje) naar Amsterdam Schiphol Airport op 29 september 2020.
2.2.
De vlucht is vertraagd uitgevoerd. De passagiers zijn met 13 uur en 30 minuten vertraging aangekomen op hun eindbestemming.
2.3.
Passagiers sub 1 en sub 2 hebben het (vermeende) vorderingsrecht van hun minderjarige kind [minderjarige] aan zichzelf gecedeerd.
2.4.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 september 2020, althans vanaf de datum van de ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 180,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van de ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert daartoe aan dat de vertraging van de vlucht het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening, die ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. Tijdens de uitvoering van de direct voorafgaande vlucht is de “First Officer” onwel geworden. Bij aankomst te Malaga constateerde de “First Officer” dat hij vanwege ziekte niet in staat was de vlucht van Malaga naar Amsterdam uit te voeren. Het ziek uitvallen van een piloot is aan te merken als een bijzondere omstandigheid. De vervoerder voert aan er alles aan te hebben gedaan om de gevolgen van deze bijzondere omstandigheid zo beperkt mogelijk te houden.

5.De beoordeling

5.1.
Niet in geschil is dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden welke ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. In de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich met name kunnen voordoen in geval van politieke onstabiliteit, weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen, beveiligingsproblemen, onverwachte vliegveiligheidsproblemen en stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert.
5.2.
De vervoerder heeft onder verwijzing naar het OCC Management Report, het GSC Report, het Verslag Crew Support Officer en e-mail OCC Duty Manager naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk gemaakt dat de “First Officer” wegens ziekte niet in staat was om de vlucht in kwestie uit te voeren.
5.3.
De passagiers stellen dat ziekte van personeel inherent is aan de uitvoering van de normale activiteiten van de vervoerder. Derhalve stellen de passagiers dat de ziekmelding van een piloot geen buitengewone omstandigheid oplevert. De kantonrechter overweegt dat het plotseling ziek worden van een piloot onder bepaalde omstandigheden een buitengewone omstandigheid (onverwacht vliegveiligheidsprobleem) kan opleveren, zoals ook is bepaald in de zaak van rechtbank Noord-Holland d.d. 28 oktober 2020 –ECLI:NL:RBNHO:2020:8758. In de onderhavige kwestie werd de “First Officer” geheel onverwacht onwel tijdens de direct voorafgaande vlucht waardoor hij niet in staat was de vlucht in kwestie uit te voeren. De vervoerder kan niet anticiperen op een ziekmelding van een piloot, noch kan hij hierop enige invloed uitoefenen. Omdat de luchthaven Malaga een buitenstation van de vervoerder is, was er ter plekke geen reserve piloot beschikbaar om de vlucht uit te voeren. Het aanwezig hebben van reservepiloten op elk buitenstation van een luchtvaartmaatschappij zou onaanvaardbare financiële offers van die luchtvaartmaatschappij vergen. Gelet op de omstandigheden van het onderhavige geval levert het acuut ziek worden van de “First Officer” naar het oordeel van de kantonrechter een buitengewone omstandigheid (onverwacht vliegveiligheidsprobleem) op.
5.4.
De vraag die vervolgens voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de vlucht te voorkomen, dan wel te beperken. De kantonrechter is van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. Om de vertraging van de passagiers zoveel mogelijk te voorkomen heeft de vervoerder besloten een stand-by First Officer via een externe vlucht in te vliegen. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder in dit geval nog meer of anders had moeten nemen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. De passagiers hebben in dit verband ook niets gesteld. De vordering van de passagiers zal dan ook worden afgewezen.
5.5.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 374,00 en veroordeelt De passagiers tot betaling van € 93,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter